ZIERIKSEESCHE COURANT. voor het arrondis- a&sement Zierihsee. 1883. No. 59. Zaterdag 4 Augustus. 86ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD PLA6EÏT Binnenland. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERT EN TIEN: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 «regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAfl. Bij deze Conrant bekoort een Bijvoegsel. Aauleiding tot het schrijven van het navolgende vonden wij in hetgeen door den heer I. Esser in de Standaard is medegedeeld en vandaar in andere bladen, ook in de Zierikzeesche Nieuws bode is overgenomen, betreffende zijn ervaringen ten aanzien van de cholera. Wat bij schrijft loopt voornamelijk over de vraag of de cholera al of niet besmettelijk is. Hetgeen hij schrijft wil hi) doen strekken „tot geruststelling van velen". Hij meent dat die geruststelling kan bestaan in de verzekering, dat voor zoover zijn ervaring strekt, de cholera niet besmet telijk is. is het echter wel geruststellend als men in den waan gebracht wordt dat de vreeselijUe ziekte niet besmettelijk is? Het komt ons voor, dat dit hoegenaamd geen grond voor gerustheid oplevert. Wat daardoor wel kan gelukken is, dat bij velen en voornamelijk bij geestverwanten van den beer Esser, de cholera met nog meer geheimzinnigheid wordt omhuld dan haar nu reeds omgeeft. Wij willen niet beweren dat dit de bedoeling van den heer Esser is, maar wij zien in zijn manier van de menschen gerust te stellen een poging, althans de strekking om de menschen te doen vasthouden aan het oude geloof van plagen en bezoekingen, straffen, slaande band des Heeren en wat dies meer zij, alles wel bekend uit den goeden maar dommen ouden tijd en zelfs thans nog niet geheel verdwenen. Het komt ons voor, dat het hoogst verkeerd is de menigte der onontvvikkelden gerust te stellen met middelen, die bij hen 't bijgeloof slechts voedsel kunnen geven en die de ouder ieders hereik en voor de hand liggende maat regelen van voorzichtigheid en voorzorg doen verwaarloozen. In het ongelukkige Egypte en in 't evenzeer door 't Mohammedaausche fata lisme verlamde Java zullen er zeker velen ge vonden worden, die 't met den heer Esser volkomen eens zijn; maar juist in die streken vond de cholera ook altoos haar vruchtbaarste veld en heeft zij de meeste slachtoffers gemaakt. Keen, al wat naar zjdelinkschen steun van 't fatalisme zweemt, moest uit onze pers ge weerd worden. De Standaard stelt daar kaar- kolommen voor open, doch zij moest dit liever niet doen. Er is ook volstrekt niets vrooms in ten aanzien van cholera, pokkeu, typhus, dipk- teritis en dergelijke den sluier der geheim zinnigheid nog te verdikken door den waan dat zij niet besmettelijk zijn. Wat de heer Esser aanvoert tot staving zijner meening dat de cholera niet besmettelijk is, is zoo zwak, die het bijna niet te begrijpen is hoe een in menig opzicht zoo wakker man als hij zulke praatjes als bewijzen kan in rekening brengen. Wanneer daardoor een aantal onwe tenden op zijn gezag worden medegenomen, dan kan dat reeds veel kwaad doen. Het fatalisme wordt er door gevoed en zorgeloosheid en ver- waarloozing van eenvoudige begiuselen van hy giene in de hand gewerkt. Liet hij 't nu nog maar bij negatieve rede neeringen maar hij geeft op zijn beurt gissingen over den aard van de cholera en daardoor gaat hij nog verder van de wijs. Zoo spreekt hij er van, dat cholera zou zijn volgens veler meening een plotseling bederf van de Spijzen in de maag, ontstaan door be dorven water of smetstoffen in de lucht en wil op dien grond het Dut van maatregelen tegen besmettelijke ziekten in twijfel trekken. Dat is een opeenstapeling van ketterijen. We zouden bijna zeggen dat wie toont er zoo bitter weinig van te weten, er maar liever in 't geheel niet over moest spreken tot de schare, die er, helaas! nog minder van weet. Het is waar, men kan nog niet met volkomen juistheid zeggen: zie, hier is de kiem van de cholera, maar men weet toch in 't algemeen wel zooveel van zulke besmettelijke ziekten, dat men het er voor kan honden dat de oor zaak van de ziekte is een soort van vergiftiging door zekere plantaardige of dierlijke organismen, die zich voortplantende en dat wel met hui veringwekkende vrachtbaarheid, 't menschelrjk lichaam tot tijdelijke woonstede en voedings plaats krijgen. Het is de natuurwet dat het leven van het eene organisme dat van 't andere vernietigt, waarmede wij hier te doen hebben. Van menige besmettelijke ziekte, o. a. van de trichinenziekte, is dit zonneklaar bewezen en in het plantenrijk zijn er ook tal van be wijzen van. Men denke aan de druivenbladziekte, de aardappelziekte enz. Waarin ligt nu de besmettelijkheid? Juist in dezen aard der ziekte; want waar een kiem ot individu van het giftige, doodende organisme zich in een ander organisme komt te nestelen, ontwikkelen en vermenigvuldigen, daar heeft het feit der besmetting plaats. Nu komt slechts de vraag in aanmerking hoe die giftige kiemen of sporen kunnen over gaan of overgebracht worden door eenvoudige aanraking van een besmet individu, door aan raking en opneming in het bloed van stoffen, die van een besmet individu afkomstig zijn, door overdraging door liet water of door de lucht. Al die gevallen, of eenige, of alle te zamen zijn mogelijk. Nu meent men gevonden le hebben, dat de giftkiem van cholera een zekere plant is van de lagere plantsoorten, een schimmelplant of een splijtzwam. Is 't dan niet duidelijk en klaar, dat voorzichtigheid en voorzorgsmaatregelen, alsmede ontsmettingwel degelijk praetisch uitvoerbaar en in de uitkomst goed kunnen zijn? Maar zelfs al was de onderstelling, dat de kiem van cholera een giftige schimmelplant of een zwam is, niet juist en al was zij b.v. eens een soort van bacterie, d. i. een dierlijk organisme van de laagste, gemeenste en kwaadaardigste soort, zooals die vervloekte bacterieën allen zijn, dan nog zou toch de regel goed zijn, dat men zich wapenen moest met de middelen, die de hygiëne, door de geneeskunde voorgelicht en trouwens reeds door het gezond verstand geraden, aan de hand geeft. Laat men echter in geen geval in cholera, pokkeu en andere besmettelijke ziekten zooge noemde „plagen" zien, van die geheimzinnige engelen des verderfs, waartegen de zwakke mensch niets vermag en die men maar moet aanvaarden zooals zij zijn. Dat is de pest voor 't menschelijk initiatief, dat toch altoos wakker en bij de baud moet zijn, gelijk 't dit trouwens ook bij de fatalisten van allerlei geloof wel is, b.v. op stuk van geloofszaken en van de geld beurs; maar dat ook in andere opzichten niet mag slapen of luieren. Overtuigd dat de menscb per slot van rekening toch altoos in hoogste instantie afhankelijk is van een macht buiten hem, moet hij toch leven als ware de zorg voor zijn leven hem alleen en uitsluitend toevertrouwd en dus alles doen wat zijn hand vindt om te ioen en alles onder zoeken wat hem de beste manier van doen kan leeren kennen. Zoo zal hij rustig kunnen leven, zich niet over geven aan domme berusting, noch zijn verstand en zijn weerstandsvermogen verstikken en ver lammen door allerlei drogredenen van zooge naamde vromigheid en zeker ook niet aan dwaze baldadigheid, waardoor reeds zoovelen als 't ware vrijwillig den dood in de kaken geloopen zijn. ZIERIKSEE, 3 Augustus 188 3. Voor zooveel zulks nog noodig mocht zijn, vestigen wij zeer de aandacht op de tegen Dinsdag a.s. aan gekondigde aanschouwelijke voordracht over kaasbereiding, door den heer G. A. Vorsterman van Oyen, van Aardenburg. Blijkens de advertentie worden alle belangstellenden, zoowel man nelijke als vrouwelijke, door het Bestuur van de Afdeeling Zieriksee der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw uitgenoodigd, deze voordracht, die zeker zeer belangrijk zal zijn, bij te wonen. Reeds meermalen is in ons blad gewezen op den meer en meer dringenden eisch des tijds voor onze landbouwers om meer werk te gaan maken van de zuivelbereiding, ook in verband met de grootere uit breiding der vetweiderij, zoodat wij niet behoeven te zeggen dat wij met den maatregel van het Bestuur der Afdeeling zeer ingenomen zijn. Wij twijfelen ook niet of de heer Vorsterman van Oyen zal te Schudde- beurs op a.s. Dinsdag een talrijk gehoor vinden en dat ook vele landbouwersvrouwen zich daar zullen laten zien. Zij vooral zijn in de eerste plaats bij de zaak betrokken. Het adres door den luit.-generaal M. D. Graaf van Limburg Stirum en 16 anderen, meest mannen van naam, gericht aan Z. M. den Koning, om aan te dringen op een meer doortastende politiek en taktiek in Atjeh, heeft nog al veel bijval gevonden. Er wordt vooral in den Haag druk geteekend op adressen van adhesie. Of zulk een petitionnement nu wel het juiste middel is om in zulk een gewichtige zaak tot een goed einde te geraken, valt te betwijfelen. Het kwaad, zoo 't er is, in ons koloniaal staatswezen, zit dieper. Men heeft reeds gezien, dat een scherp votum der Kamer, in zake de Biliton-historie, vrij wel met een sisser afloopt. Indië is ver van hier en evenals bij het van stapel loopen van een schip veel stopwerk aanwezig is om den loop van het schip in het water te keeren, zoo schijnt er ook in Indië stopwerk te zitten, dat vrij

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1