ZIERIKSEESCHE COURANT. 1883. No. 52. Woensdag 11 Juli. 86ste jaargang. VOORUIT MAAR De anti-revolutionaire partij, de strijdende, ja doorgaans wild om zich heen slaande partij, kan niet rusten. Voortdurend staat zij ouder de zweep van den drijver, wordt zij gealarmeerd door nieuwe kreten en leuzen, opgehitst door met zalving geuite of met in gal en venijn gedoopte pen geschreven scheldwoorden, op al wie zich niet onder het nlericale juk wil buigen. Zij. kan niet rusten; rust zou voor haar roest en dood zijn. Haar leiders, vooral haar voor naamste leider heeft al jaren dat woeste spel van slaan, schoppen, bijten en schelden vol gehouden. Wat is die partij toeh ontaard en geheel afgedwaald vau het beginsel dat haar grond vester Groen tot zulk een scherp geteekend doch altoos nobel karakter maakte! Zoolang Groen leefde werd de anti-revolutionaire illuzie slechts gekweekt als zoodanig, als illuzie, en Groen was eerlijk genoeg om telkens als het er op aan kwam, te erkennen, dat hij wel ideeën in 't hoofd had en de zaken anders wilde dan ze waren, doch dat zijn streven onpractisch was, zijn illuziën niet te verwezen lijken, zijn wensehen en verzuchtingen niet te vervullen waren. Zijn navolgers, zij die zijn naam hebben gebruikt als een dekmantel voor hun eerzuchtige plannen, doen niet zoo eerlijk als hij. Hun wachtwoord is: frappez! frappez toujours Daarmede is onder de menschen zooals ze zijn succes te behaleu, meer zelfs voor een tijd dan met eerlijkheid. Bij al dat vechten en slaan hebben zij steeds ook wel gedacht aau 't frappez fort! maar 't frappez jusle hebben zij doorgaans vergeten. Zij sloegen dikwijls mis en troffen niet zelden onscliuldigen of zij sloegen in de lucht. Maar daarom zeggen wij ook dat zij geen eerlijken strijd voeren, dat zij enkel slaan om te slaan, in 't blinde, eenig en alleen om ter voldoening aan de lagere hartstochten van hun goedwillige en goedgeloovige volge lingen in een slaande houding te blijven, onder- tusschen gebruik makende van elke gunstige gelegenheid om een voetje grouds te winnen. Zoo bewaren zij hun prestige, al is 't er dan ook een prestige naar! Groen was een eerlijk man, ook als staats man, ofschoon hij als zoodanig een droom na joeg, die niet verwezenlijkt kon worden, tenzij de geschiedenis haar loop omkeerde, 't welk onmogelijk, althans nog nooit gezien is. Hij kwam in zijn eerste periode op voor de ver drukte afgescheidenen, doch zou dezen nooit aangezet hebben tot tumult maken. Hij streed voor zijn utopieën, doch schold nooit zijn tegen standers, daarin geheel verschillend van den tegenwoordigen leider, die in zijn eigengebakken tale Kanaans zelfs in de uitgangen der woorden een hatelijken klank weet te leggen, opdat de domme gemeente zelfs in 't noemen der tegen partij scheldnamen zal bezigen. Het woord libe ralen heeft nog altoos een goeden klank, ook bij de niet-liberalendaarom moeten de libe ralen heeten liberalisten; dan kan de domme gemeente denkendie leelijkerds zijn niet eens liberalen, 't zijn maar liberalisten. Zelfs de neutralen worden door die godzalige volksmenners nu al neutralisten ge scholden, neutralen en neutralisten in een zelfde stuk, om in een volgend vermoedelijk enkel maar neutralisten te wezen. Groen vroeg in zijn dagen enkel vrijheid van onderwijs, vrijheid om bijzondere scholen temogen oprichten, mits er toezicht hleve bestaan op de bekwaamheid der onderwijzers. Of hïj geloofd heeft dat dit de steen der wijzen tot verwezen lijking van zijn droom: harmonische vereeniging van de theocratie met de democratie, zon zijn, weten we niet. Wat we wel weten is, dat de vrijheid verkregen is, maar dat zij hnn die in zijn naam zijn opgetreden of in zijn schoenen gestapt zijn, niet heeft voldaan, maar slechts te meer stout gemaakt. Toen is het restitutie-gezanik gekomen, dat zich zelve heeft gedoofd toen er door eerlijke lui uit de partij in nuchteren zin becijferingen gemaakt zijn en de onuitvoerbaarheid bleek. Al het gebommel over die restitutie leidde slechts tot teleurstelling. Maar men bleef de trom roeren, telkeus van batterij veranderende, blijkbaar eenig en alleen om maar slaande te blijven, wel wetende dat de mensch van nature een strijdlustig schepsel is, ook al is hij alleszins godsdienstig, en dat men de vrome schare het best bij elkaar kan houden als men haar in den waan brengt, dat zij 't al heel kwaad heeft, erg en bloedig moet strijden en vechten om zich staande te houden. Zoo volgde op de eene leus de andere, op 't eene wachtwoord het andere. Een oogen- blik in de schulp gekropen, werd 't bekende woord van Groen „in ons isolement ligt onze kracht" nog eens helder uitgetoeterd, om weldra tot een nare karikatuur te worden gemaakt door het allesaangrijpende, allesomverwerpende volbloed revolutionaire „Ons program." Hier mede ging het van kwaad tot erger. Nadat het 't licht gezien en de critiek het beschenen had, getuigde de bazuinblazer zelf er van, dat het uiet was uit te voeren maar enkel dienst moest doen om in de oppositie te blijven, om tot reclame te dienen, om te bommelen als een Turksche trom. „Ons program", het program, was veel te groot om begrepen en onthouden te worden't was daardoor ook zeer geschikt om te worden vergeten, en des te gemakkelijker kon men aankomen met een nieuw program. Doch eerst moest men nog een stapje voor uit; eerst moest het monsterverbond gesloten worden. De anti-revolutionaire partij, volgens haar aartsvader Stakl een zuiver politieke partij en ook door Groen altoos als zoodanig gehand haafd, moest worden omgezet in een clericale partij, en dan 't monsterverbond gesloten, 't verhond met 't ultramontaansche Romeeen verbond waarvan Groen zou gruwen als hij nog leefde; want voor Groen zou het een gruwel zijn, dat verbond van Dord met Rome, 't samen gesmolten cleriealisme van de groene en zwarte kleur. Donker vooruitzicht; want groen met zwart geeft donker groen of groenachtig zwart; daariu is geen lichte tint te bespeuren. Nu komt eindelijk 't nieuwe program voor den dag. Het is niet van de Standaard, doch wordt door haar overgenomen van de Christe lijke Schoolbode en geavoueerd. Het is wel de moeite waard het hier ook over te schrijven, opdat men zien kan hoe de clericalisten van het monsterbond enkel slaan om te slaan, en al tevreden zijn al slaan zij maar in de lucht. „1. Afschaffiug van de inspectiën. 2. Afschaffing van de districts-schoolopzieners. 3. Afschaffing van de vergelijkende examens. 4. Afschaffiug vande bepaling, dat elke school, niet meer dan 400 leerlingen mag bevatten. 5. Afschaffing van de bepaling, dat de klassen slechts 40 leerlingen mogen bevatten, maar dit getal op 50 brengen. 6. Herstel van den alouden vierden rang (sic!) als dien van adjunct-onderwijzers. 7. Verdeeling van de kweekscholen tusscken de geformeerden, roomscken en neutralen. 8. Verdeeling der scholen in gemeenten boven de 1200 zielen in scholen voor gerefor meerden, roomscken eu neutralisten. 9. Bekostiging van het uitgebreid lager onderwijs door belanghebbenden. Vervanging van deze soort van scholen door gesubsidieerde bijzondere scholen voor gereformeerd, roomsch en neutraal onderwijs. 10. Herstel der vroegere provinciale commis sion van onderwijs. 11. Iïct toezicht op de scholen op te dragen aan de arrondissements-schoolopzieners, leden dier commissie .eu plaatselijke commissiën. 12. Instellingen van acte-examens, door ge mengde commissiën afgenomen. 13. De regeling van het onderwijs in ge meenten beneden de 1200 zielen nader vast te stellen hij de wet." Doodleuk gaat meu met dit program den weg der reactie op, 't welk trouwens weder overeenkomt met den aard der anti-revolutio naire fictie, want de anti-revolutie is feitelijk niets anders dan de contra-revolutie, zooals dit reeds honderdmaal aan Stahl en Groen betoogd, doch door dezen uiet erkend is. Doodleuk speculeert men met dit program ook op de kracht van het monsterverbond on op de nietsbeduidendheid, de nulliteit der neu tralisten. Schijnbaar wordt de vette buit ver deeld in drie partenéén voor de gereformeerden, één voor de roomscken en één voor de neutra listen maar als de gereformeerden en room scken in 't monsterverbond vereenigd zich met de distributie belasten, dan krijgen de neutralisten slechts den afval, daar kunnen ze op rekenen, trouwens 't betere is te goed voor die drom- melsehe neutralisten. Als weerslag op de kronkelingen en bochten waarin zich de Standaard-partij, de groene clericalen, dringen en draaien om staande te blijven, moet geconstateerd worden de campagne die het kamerlid dr. Schaepman voor de ultra montaansche partij, de zwarte clericalen, maakt. Die campagne is reeds den afgeloopen winter aangevangen. Telkens kon men er in de bladen 't relaas van lezen, als die heer weder ergens was opgetreden. Naïeve lui hebben zich laten vangen door het talent van den heer Schaep man als spreker. Nu, er zijn menschen, die met weinig zijn tevreden te stellen, en ook onder de liberalen zijn er die zich laten be goochelen als men hun maar een bouquet onder den neus houdt, onverschillig of't giftige dan wel gezonde bloemen zijn. Voor hem echter wiens reukorgaan en wiens gezicht hem zoo spoedig geen parten speelen, zijn die voordrachten van 't ultramontaansche kamerlid wat zij zijn, doch niet dat waarvoor zij wordt uitgegeven. Is er inderdaad wel ergerlijker cynisme denkbaar dan een ultramontaansoh pleidooi voor de „vrijheid", ultramontanen als vrijheidspredikers in Nederland! Ach, waar is het nakroost van de mannen der zestiende en zeventiende eeuw toe gekomen, dat het zulken kost kan verduwen zonder te walgen, zonder te braken, zonder luide te pro testeeren althans tegen dat gruwelijk geweld der geschiedenis en den feiten aangedaan! Kwaad gezien is het niet, dat de ultramon taansche priester, wiens aanwezigheid in de Kamer al reeds een ketterij is tegen grondwet en kieswet, 't land doortrekt om nu hier dan daar do bloempjes zijner welsprekendheid buiten te zetten, ten einde de lui uiet gevoelige, liefst laDge neuzen te bedwelmen met den geur. Maar politiek immoreel is 't ontegenzeggelijk. De schimmen der tienduizendtallen gemarlelden uit deu tijd der zestieude eeuw nfoeten zich wel vol verontwaardiging afwenden van den grond waarop die mutsaardseu blaakten waarop hun arme leden geschroeid werden, en de schim van een Balthazar Gerards moet wel een helschen salibath vieren op 't gerucht dat in 1883, een woordvoerder van ultramontania durft opkomen voor vrijheid 1 Maar hij doet het gerug steund door de nazaten der gemartelden, althans door lien die zich de nazaten van de Neder landers der zestiende en zeventiende eeuwen durven noemen en die durven zweren bij de godsdienstige stellingen dier vaderen. Zulk een monsterverbond echter kan uiet duren.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1