gebragt in het op die klasse gegeven onderwijs dat met het oog op de behoeften 'der jongens is ingerigt. Hij vraagt alleen bij uitzondering vergunning voor zijne dochter om daar te worden toegelatenomdat een tweejarig verblijf in die klasse den weg baant tot de H. B. School, terwijl zulks het geval niet is bij een tweejarig verblijf op de Meisjesschool. Naar onze meening zal de uitzonderingdie de adressant voor zijne dochter vraagt, bezwaarlijk als zoodanig gehand haafd kunnen worden. Ook anderen kunnen die uitzondering vragen, om dezelfde redenen als de adressant heeft aan gevoerd, n.l. omdat voorbereiding voor de H. B. School wordt verlangd. Eh daar wij geen waarborg hebben dat men zich daaraan zal houdenvreezen wij dat de uitzon dering regel zal worden en dat zoodoende zal worden afgeweken van eene der hoofdbepalingen bij de laatste regeling van het openbaar lager onderwijs vastgesteld. Als wij nagaan, dat nu de hoogste klasse der school van den onderwijzer Bastmeijer alleen voor jongens toe gankelijk is, en dat daarnaar het onderwijs en het onder wijzend personeel op die klasse is berekend, en ook het overige onderwijs is ingerigt, en dat de nu bestaande regeling ook voor de toekomst is bestendigd bij het in 1881 door d^n Baad genomen en door de Ged. Staten goedgekeurd besluit, dat fa werking zal treden zoodra de lokalen voor de school van den onderwijzer Bastmeijer zullen gereed zijndan meenen wij dat het niet de bedoeling van den Raad kan zijn nu reeds op dat besluit terug te komen. Wat betreft het belang van den adressant, bij de door hem verlangde uitzondering, moeten wij nog het volgende in het midden brengen. De hier bestaande Id. B. School is de eenige inrigting voor M. O. in deze gemeente, en het is daarom te begrijpen, dat ten behoeve van meisjes, die M. O. verlangen te leeren, eene uitzondering is gemaakt op den regel dat die school alleen voor jongens toegankelijk zou zijn. De voorbereiding voor de H. B. School is evenwel niet uitsluitend te verkrijgen op de hoogste klasse der school van den onderwijzer Bastmeijer, maar ook op andere scholen zooals de ondervinding bij herhaling heeft geleerd, en op de Meisjesschool is volgens het leerplan het onderwijs aldus geregeld, dat op de middelste klasse in twee jaren wordt onderwezenwat voor de leerlingen noodig is om te worden toegelaten op de li. B. School. Op de Meisjesschool kan de dochter van den adressant alzoo voldoende worden opgeleid voor de H. B. School. Om bovenstaande redenen meenen wij eene gunstige beschikking op het adres te moeten ontraden. Ten slotte nog deze opmerking: Zooals wij te kennen gaven, kunnen de leerlingen der Meisjesschool, als het leerplan dier school wordt nageleefd, aldaar voldoende worden voorbereid voor de H. B. School. Wij nemen op ons daarop toe te zien en noodigen U uit, dat ook aan den adressant mede te deelen." De Voorzitter licht het voorstel van Burgem. en Weth. nader toe, en geeft een overzigt van de inrigting van het lager onderwijs sedert I860, toen het schoolwezen hier over eenkomstig de wet van T-857 op nieuw is geregeld. Iiij herinnert, dat de toen nog aanwezige bijzondere Meisjesschool van de Wed. van ICluyve, die van de gemeente subsidie ontving, in 1862 is opgeheven; dat daarvoor niet dadelijk eene andere school is opgerigt, doch dat na eenigen tijd zich de behoefte openbaarde aan eene afzonderlijke gelegenheid voor meisjes, om de eerste beginselen van het lager onderwijs te leeren, er dat, om daaraan te voldoen, een nieuw schoolgebouw voor de Meisjescbool is gesticht, terwijl toen tevens aan die school eene klasse is toegevoegd voor eerstbeginnende meisjes. Yerder herinnert hij, dat de Raad in -1880 heeft besloten dat ook meisjes zouden mogen worden toegelaten op de H. B. School, zonder dat evenwel in de inrigting der school eenige verandering is gebragt. De heer van Manen geeft te kennendat hij zich op grond van bloedverwantschap met den adressant, van beraad slaging en stemming over deze zaak zal onthouden. De heer van Kinschot heeft met groote verwondering kennis genomen van het advies van de Schoolcommis sie en van het dienovereenkomstig gedaan voorstel van het Dagel. Bestuur. Hij wil volstrekt niet beoordeelen, welke school de beste is, doch volgens zijne meening moet aan de ouders de bevoegdheid worden gelaten hun kinderen school te zenden, waar zij dit verlangen. Nu de H. B. School toegankelijk is gesteld voor meisjes, acht hij het zeer natuurlijk, dat deze ook op de voorbe reidende klasse voor de H. B. School worden toegelaten. De Schoolcommissie acht het niet wenschelijk, dat eene uitzondering wordt gemaakt, omdat zij vreest dat de uit zondering regel zal worden, doch indien beide scholen ge schikt zijn tot opleiding voor de II. B. School, en het waar is dat de school voor meisjes evengoed is als die van den heer Bastmeijer, dan ziet Spr. niet in, dat die uitzondering regel zal worden, integendeel zal altijd eerder de gewone regel gevolgd worden. Spr. zou dan ook wenschendat het verzoek werd toegestaan. De Voorzitter moet den heer van Kinschot doen opmerken dat volgens de thans bestaande reglementen de'ingezetenen beperkt zijn in hunne keuze van scholen, daar de school voor onvermogenden en die voor minvermogenden niet mogen worden bezocht dan door de kinderen van on- en minvermogenden. De heer de Looze kan zich geheel vereenigen met het gevoelen van den heer van Kinschot en indien mogt blijken, dat het onderwijs op de Meisjesschool gegeven, niet goed is, zou Spr. zelfs verder wenschen te gaan, en als regel willen aannemen, dat de hoogste klasse van de school van den onderwijzer Bastmeijer ook voor meisjes bestemd is. Misschien zou dan in de toekomst de school voor meisjes wel geheel kunnen vervallen. De Voorzitter zou meenen, dat de Raad thans in elk geval zich zou moeten bepalen tot het verzoek van den heer van Manen, en geen besluit nemen van meer ingrijpenden aard, zooals door den heer de Looze wordt aangegeven. De Meisjesschool is, zooals zij nu is ingerigt, tot stand gekomen omdat er bij de ingezetenen behoefte bestond aan zulk eene school. Hij zou het daarom bedenkelijk achten, dat, zonder rijp overleg, die school werd opgeheven. De "Wethouder Boeije, het voorstel van Burgem. en Weth. nader ondersteunende, zegt, dat de heer van Kin schot het verzoek van den heer van Manen als onschadelijk heeft voorgesteld, daar toch adressant niets anders vraagt als »bj uitzondering" zijn kind te laten gaan op de school van den onderw. Bastmeijer. Spr. ziet dit anders in, en wat hij vreesde, dat het gevolg zou zijn van de inwilliging van dit verzoekisna het door den heer de Looze gesprokene, gebleken geene jdele vrees te zijn. Hij kan niet meegaan met het idéé om eene school op te ruimen, die voor een groot deel der ingezetenen eene behoefte is, voor die ouders namelijk, die hunne kinderen niet op de gemengde school willen brengen en dus genood zaakt zouden zijn hunne kinderen elders te laten onderwijzen of huisonderwijs te geven. Tegenover die ingezetenen nu, die niet tot de minst belastingbetalenden behoorenzou het onbillijk zijn, eene school op te heffen, welke door de kinderen van meer dan 40 belastingbetalende ingezetenen wordt bezocht. In de inwilliging van dat verzoek ligt het gevaar, dat, wanneer de exeptie voor de tweede en derde maal wordt gevraagdmen geen reden zal hebben die te weigeren zoodat de exceptie alsdan onwillekeurig regel zal worden. De heer van Kinschot heeft wel gezegddat men de ouders moet vrijlaten, doch Spr. acht zulks niet altijd mogelijk; het onderwijs moet worden geregeld; zoo is b.v. het onderwijs dat gegeven wordt op de school van den onderw. Oosterman, niet gelijk met dat, Jhetwelk op de school van den onderw. Bastmeijer wordt gegeven. Nu is het wel mogelijk, dat de eene school beter is dan de andere, dit kan soms tijdelijk zijndoch behoeft daarom geene aanleiding te wezen om in die algemeene regeling eene totale verandering te brengen; men verbetere de school, die verbetering behoeft. Er bestond eene school van den onderw. Bastmeijer en nu bleek het, dat die niet voldoende voorbereidde voor de H. B. School, zoodat het voor de hand lag, hierin ver andering te brengen en eene nieuwe klasse, die van den onderw. Dikschei, aan de school van den onderw. Bastmeijer toe te voegen; deze is echter eene geheel op zichzelf staande klasse. Later is de school voor meisjes gewijzigd, zoodat ook daar gelegenheid bestaat om voorbereid te worden voor de II. B. School. Nu is de klasse van den onderw. Dikschei even vreemd voor een leerlingdie van de school van den onderw. Bastmeijer komt, als die van Mevr. Hesta. Het is op deze grondendat het Dagel. Best. heeft gemeend dit verzoek, hoe onbeduidend en onschuldig het ook op zichzelf is, niet te mogen inwilligen, met het oog op de ver strekkende gevolgen, die het na zich kan slepen. Ook financieel zou het niet wenschelijk zijn, wanneer vele dergelijke uitzonderingen werden gevraagd en ingewil ligd, daar dan spoedig de school van den onderw. Dikschei vergroot en liet onderwijzend personeel versterkt zou moeten worden. De heer Goemans is het geheel eens met den heer van Kinschot; hij ziet niet in waarom bij bet Lager Onderwijs geen vrijheid kan gegeven worden aan ouders om hunne kinderen te laten schoolgaan waar zij dit willenSpr. acht dit in strijd met bet beginsel van algemeene vrijheid. Hij zou nog wel verder willen gaandoch zal zich nu bjj de gevraagde uitzondering bepalen, evenwel zou hg er geen bezwaar in zien, indien zulks noodig bleek, het reglement te wjzigen. De heer de Crane zegt gesproken te hebben met den onderwjzer Bastmejer, die ook geen bezwaar ziet in het toelaten van meisjes in de klasse van den onderw. Dikschei. De heer van Kinschot geeft te kennen, dat hg met genoegen de discussiën heeft gevolgd, doch gelooft dat eene inwilliging van het verzoek nog geen verandering van regle ment ten gevolge behoeft te hebben. Met de meening door den heer de Looze uitgesproken kan hg daarom niet mee gaan, omdat de opheffing der school van Mevr. Hesta die wgziging in het Regl. wel noodig zou maken, waartoe zij vooralsnog niet zou wenschen over te gaanmaar ook omdat die opheffing ten gevolge zou hebben, dat do vrijheid der ouders nog veel meer werd beperkt dan nu het geval is, en hg zooveel mogelgk het bezoek van alle scholen vrij wil laten. Eene uitzondering, zooals nu gevraagd wordt, wil hij evenwel toelaten. De heer Goemans vraagt, of het aan Burgem. en "Weth. ook bekend is hoe de Districts-Schoolopziener over het ver zoek van den heer Dr. van Manen denkt, waarop de Voorzitter antwoordt, dat Burgem. en Weth. geene aanleiding hebben gehad om den Distriets-Schoolopziener daarop te hooren. De heer Goemans geeft daarop te kennen, dat de heer Dr. van Manen hem heeft gemagtigd hier te verklaren, dat de Districts-Schoolopziener er zeer voor washet ver zoek werd toegestaan. De heer de Looze geeft nader nog te kennen, dat de bedoeling van het door hem gezegde is geweest, om alleen voor het geval dat er vele meisjes waren die de school van den onderw. Bastmeijer wilden bezoeken, de school voor meisjes wel zou kunnen worden opgeheven. Het voorstel van Burgem. en Weth. wordt alsnu in stemming gebragt en verworpen met 7 tegen 3 stemmen, zijnde die van de heeren Houwer, Boeije en de Jonge, waardoor tevens het verzoek van den heer van Manen is toegestaan. De Voorzitter zegt, dat het nu genomen besluit het welligt noodig zal maken eene kleine wijziging in het "Raads besluit van 1881 te maken; hg stelt daarom voo^ dat de Raad het Dagel. Best. zal opdragen naar aarjeiding van dit besluit, te overwegen in hoever zulk eene wgziging noodig is en daarna den Raad een voorste] te doen. Waartoe wordt besloten. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voorzitter na omvraag de vergadering. Snelpersdrukkerij van Tl. LAKENMAN te Zieriksee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 6