ZÏERIKSËESCHË COURANT. voor liet arrondiN- seisient Zieriltsee. 1883. No. 44. Woensdag 13 Juni. 86ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uilleto n. AL NADER EN NADER. KEES BH ANDER. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en "VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post ƒ4, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel 40 cent. Huwelijks-, G eb oorte en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, g-elieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. lAEEMAN, Het is heden een gewichtige dag. Een zeker deel van het belastingbetalend gedeelte der natie houdt verkiezing van leden der Tweede Kamer. Dat het de keur en kern der natie is en men dus vrij gerust kan zijn aangaande den uitslag, valt sterk te betwijfelen, als men nagaat wat door de partijleiders, inzonderheid van de beide clericale partijen, in de partijbladen, in vliegende en gestrooide blaadjes en op vergaderingen zooal aan dat kiezend deel van het betalende deel der natie is verteld. Daar loopt toch zoo veel onder, wat men aan meusehen die eenige kennis van de zaken en toestanden of ook maar hun gewone gezonde verstand hebben, eigenlijk niet zou durven zeggen uit vrees van hen te beleedigen met hen voor zoo min, zoo onnoozel te houden dat zij het zouden aannemen en er zich door zouden laten beheerschen bij 't uit brengen van hun naam op den een of andereu candidaat, dat men wel moet aannemen, dat er onder de kiezende Nederlanders heel veel zijn, die daartoe eigenlijk onbevoegd ziju en voor wie dan ook de leiders en drijvers der partij maar kiezen, door hun op te geven wien zij stemmen moeten. En dit is eigenlijk ook nog niet juist, want dan zijn 't eigenlijk de leiders en drijvers, die kiezen door middel van de stemmen der onder hun opzicht en gezag staande kiezers in naam. Hoe dit zij, 't feit ligt er toe, en we noemen dezen dag een gewichtigen dag, omdat hij ons hoogstwaarschijnlijk een stapje nader zal brengen tot het einde van de doorziekings-periode, waarin wij op dit oogenblik en al sinds lang verkeeren. De verbroedering van de groene en zwarte clericalen, van Dordt en Home, is een feit; de liberalen moeten er op die wijze onder, daaraan valt niet te twijfelen. Zulk een monsterverbond zou wel olifanten kunnen overmannen, want het brengt de geweldigste dommekracht die er bestaat in werking, n.l. de dommekracht van het fanatisme en 't draait daaraan met den slinger der liefde voor den mammon. Dat de slappe liberale partij, ziek door onderlinge ver deeldheid en verslapt door doctrinarisme, voor de kracht van dat verbond zal moeten zwichten, lijdt bij ons geen twijfel. We hebben dit ook reeds vóór lang als onze meeniug uitgesproken. Nn of nog een keertje later zal de meerder heid in de Tweede Kamer overslaan en aan de geünieerde clericalen komen. Dan is de Eerste Kamer aan de beurt, en gaat ook om zoodra er zich nog wat meer van de rijke lieden, bij de clericalen hebben aangesloten en inmiddels de Provinciale Staten omgezet zijn. Zoo komt bet al nader en nader. Maar we vinden het eigenlijk jammer voor de waarachtige belangen der natie dat de strijd zoo lang duurt, dat het doorzieken zoo lang zaam gaat. We zouden 't wel ietwat sneller willen zien afloopen. Niet omdat er dan zulk een prettige tijd zal komen als de clericalen de baas zullen geworden zijn, 't tegendeel zal wel het geval wezenmaar omdat alleen langs dien lijdensweg verbetering en terugkeer van nieuw gezond leven te verwachten is. 't Is waar, clericaal is clericaal en of de Calvinistische clericaal ook 't absolute gezag van 't zoogenoemde „woord", d. i. natuurlijk altoos van 't woord van den leider of de bent van leiders, doet heerschen, dan wel of de Roomsche clericaal 't onfeilbare gezag der kerk gebruikt om heerschappij te voeren, dat is in beginsel hetzelfde. Maar niettemin verschillen de beide clericale partijen toch zoo hemelsbreed in richting, dat zij, eenmaal gezamenlijk de heerschappij bemachtigd hebbende, ontwijfelbaar zeker el kander op leven en dood zullen gaan bekampen en elkander spoedig te gronde zullen richten. Liep 't ontwikkelingsproces zoo niet, dan zon de wereldgesckiedeuis wel uitgewischt mogen worden, Al nader en nader. En 't is maar gelukkig dat het zoo gaat, beter flink doorgeziekt dan totaal verkwijnd. De liberale partij is voor 't oogenblik al geen beter lot waard, of liever, voor haar is dat de eenige weg om weder ge zond te worden. Zij heeft door haar ellendige slapheid, door haar onderlinge verdeeldheid, door haar totaal onhandelbaar doctrinarisme, door haar dwaze inconsequentie haar eigen val bereid. Zij kan niet eens meer met eere vallen zij zal worden doodgevvorpen met tractaatjes, vrome machtspreuken, insinuaties, gedrukte en gezegde leugens, een treuriger einde is er al niet denkbaar. Ondertusschen is 't dan nu toch in eonfesso dat voortaan het dilemna zijn zal liberaal of clericaal, en dat is al veel gewonnen. Het heeft lang geduurd vóór de liberalen erkend hebben, dat zij niet langer te strjden hebben tegen de conservatieven, noch tegen 't staatkundig ab solutisme, noch tegen patriciërs of aristocraten. De strijd geldt voortaan openlijk tegen hen die zich aanmatigen bij uitsluiting de dienaars Gods, de uitvoerders van Gods wil, de trechters van Gods mond te zijn, en die de „breede schare die de wet niet kent," leiden en drijven gelijk een herder of ossendrijver zijn kudden. Welk een lieve tijd zal dat wezen als de cleri calen de baas zullen zijn. In een strooibiljet dat zij te Delft hebben verspreid om voor den anti-revo lutionairen kandidaat te werken, heet het dat de kiezers dezen moeten stemmen omdat hij wil met hen „aan de overmacht van het libera lisme een einde maken; aan het goddelijk gezag elk menscbelijk onderwerpen (de profeten konden bet niet eens, maar hij kan bet); den druk door het staatsonderwijs opgelegd een (Een Volksvertelling.) XIII. Zoodra een hengelaar aan den kant van stroom of vliet, plas of poel, zijn positie heeft ingenomen en daar zit neêrgehurkt op zijn tonnetje of zoo maar in 'tgras tegen den oever aan; of wel als hij »een looper" is, zoodra hij 't kronkelende wormpje aan den met lood bezwaarden haak door 't kroos heeft geplonsd, zoodra dus de hengelaar aan den gang is, begint voor hem 't eigenlijke merg der poëzie van de liefhebberij, of als 't tegenvalt, dan begint op dat oogenblik 't proza, de ontnuchtering. Dat is al naar 't uitvalt of al naar men 't nemen wil. Ik wil wel bekennen en ik denk er op dit oogenblik nog met zeker genoegen aan terug ik beken, dat ik mij ongekend gelukkig gevoelde, toen ik daar zoo met den hengel in de hand, vlak aan 't kantje van den donkeren vliet stond en den met roode streepjes gemerkten dobber van mijn sim als een boei op 't water liet dansen door de nu en dan uitgevoerde kleine bewegingen met den hengel. Kees had 't me voorgedaan. Zie je, had hij gezegd, ik blijf zoo maar stil zitten, want ik visch in de diepte; maar jij moet zóó doen en niet langer dan een tel of tien twaalf je dobber stil en op dezelfde plek houden. De witvisch die ik wil vangen zwemt in scholen of troepen en als men dat treft, vangt men er soms wel een dozijn en meer uit dezelfde school; maar jij vischt met wormen wurme, zei Kees eigenlijk en daar moet je de alleen rond zwemmende groote baarzen, brasems of zoo iets mee zien te vangen. En dan merk je gauw of er een in de nabijheid is; want is dit zoo, dan bijt hij dadelijk toe. Wees dan voorzichtig en sla niet te driftig op; dan sla je 't snoer of je hengel kapot als 't een groote is die aangebeten heeft; je geeft eerst zoo'n klein trekje en als je'm dan goed beet hebt, dan haal je uit den schuinen op naar den kant toe. Welnu, daar stond ik dan als zelfstandig bengelaar. In 't eerst vond ik dit zulk een belangwekkend geval, dat mijn hand ietwat beefde, die beweging deelde zich aan den buigzamen hengel medelangs 't snoer gingen de trillingen naar den dobber en ik zag als 't ware mijn evenbeeld in 't kroos staan bibberen. Dat ging echter weldra over en ik kreeg den slag weg om den dobber naar willekeur stil te laten staan of uitlokkend te laten dansen en walsen, wat dan van zelf dooi den armen worm, die tot aas diende, moest meêgedann worden. De groote baarzen en brasems kwamen echter niet en als dat een poosje geduurd had, probeerde ik eens op een ander plekje. Het was op zichzelf wel aardig zoo eens al mijn aandacht te vestigen op het water van den vliet. En toen het zoo heel lang duurde dat ik maar niet »beet" kreeg of niet »an", gelijk 't bij ons heette, ging ik eigenlijk meer 't water en wat daar op en in zoo al te zien was, bespieden en bestudeeren, dan mijn dobber. En daar was veel te zien in dien schijnbaar zoo doodschen stillen vliet. In 't midden kabbelden kleine golfjes en blikkerden als zilveren ruggetjes in 't licht van den morgenzon, maar langs den oever, een strook van een vier a vijf meter breed, was 't stil. Het kroos, de rietboschjes en de groote drijvende bladen dei- plompen lieten hier en daar ledige plekjes open en daar ik met den rug naar de zon stond, was 't water in die plekjes soms helder verlicht tot in de diepte toe en de mooie schaduwen onder de van boven dooi de zon beschenen plompbladeren, waren allerliefst. Ik zag honderden, ja duizenden levende stofjes in 't water krielen tal van mugjes over 't water zweven, of daarop loopen, vervolgd door spinachtige dieren, die ook op 't water liepen. Nu en dan zette een fraai water juffertje, zacht op haar gazen vlerkjes neerdalende, zich op een drijvend rietje of op een blaadje kroos. Naast me in 't natte oevergras zag ik nu en dan een sprinkhaantje langs een van den dauw doornat blad glibberen, of zich haastig uit de voeten maken. Om de drie stappen die ik deed, plompte een frissche groene kikker voor mijn voeten in 't water en verdween geheimzinnig onder 't kroos. Aan mijn voeten kreeg ik 't eigenaardige kille en tegelijk broeiige gevoel dat men heeft als men in 't nat staat en dat niet gewoon

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1