i f Door den trek naar het verbodene zal het romanlezen wellicht door zulk een wet nog worden aangemoedigd. Te Edinburg is op 83jarigen leeftijd overleden William Chambers, de welbekende en vermaarde uit gever van «Chambers Edinburgh Journal" en van vele boeken en geschriften. William Chambers was den '16 April 1800 geboren te Peebles aan de Tweed. Hij zag zich met zijn broeder Thomas, geb. 10 Juli '1802, reeds vroeg genoodzaakt zelf voor zijn onderhoud te zorgen. Van 1814 tot '1819 was William leerling of winkelbediende in een boek winkel te Edinburg. Toen begon hij een eigen zaakje, werkte onvermoeid, breidde het uit, ook met een kleine drukkerij, verbond zich in 1832 met zijn broeder Thomas en verkreeg allengs een boekhandels zaak van den eersten rang, veel naam en veel geld, zoodat hij bij zijn dood onder de zeer rijke Edinburgers geteld werd en op het punt stond dooi- de koningin in den adelstand te worden verheven. Beide broeders paarden aan veel geluk en fortuin tevens groote bekwaamheid in hun vak en groote letterkundige talenten. Reeds" in 1822 gaf William een door hem en zijn broeder geschreven tijdschrift uit, de «Kaleidoscope". In 1827 verscheen zijn «Book of Scotland". In '1832 begon de uitgaaf van het «Chambers Journal", toen en nog een der beste en goedkoopste populaire tijd schriften der wereld. De oplaag klom spoedig tot 60,000 exempl. en de broeders werden er rijk mede, ofschoon de prijs niet meer bedraagt dan 7% ets. per aflevering, Met zijn broeder samenwerkende, gaf hij in 1842 uit het tijdschrift «Information for the people". In 1843 verscheen de «Cyclopaedia of English literature", 2 din., en begon de uitgaaf van «Miscellany of useful and entertaining tracts", 20 din.; in 1860 begon «Chambers Encyclopaedia". De Chambers gaven ook een reeks leerboeken voor 't onderwijs uit, n.l. «Educa tional course". De letterkundige vrucht zijner reizen maakte William productief door de uitgaaf zijner «Tour in Holland and the Rhine-countries", '1839; zijn «Things as they are in America", 1854; zijn «American Slavery and colour", 1857. In 1864 kwam van hem uit de «History of Peeblishire". In '1849 reeds een man van groot fortuin, kocht hij het fraaie landgoed Glenormistan bij Edinburg. In '1859 schonk hij aan de stad Edinburg een fraai gebouw met een museum, leeszalen en een bibliotheek van 15000 deelen. Zijn broeder Robert, die zich vooral met geologische en andere natuurkundige studiën heeft beziggehouden, is reeds den '17 Maart'1871 te St. Andrews overleden. In 1872 werd William Chambers door de Universiteit van Edinburg tot doctor honoris causa benoemd, ofschoon hij nimmer eigenlijke schoolstudie had ge maakt en zelf verklaarde dat zijn onderwijs in 't geheel niet meer dan 6 pond kan gekost hebben. Hij was alles aan eigen inspanning verplicht. In 1860 bood Gladstone hem de verheffing tot baronet aan, doch de nederige man sloeg die aanbieding af. Men zegt echter dat hij nu onlangs aan den per soonlijken aandrang der koningin zelf heeft toegegeven en zich nu toch maar de verheffing in den adelstand zou laten welgevallen, om de koningin pleizier te doen. Chambers boekhandel is de grootste zaak van dien aard te Edinburg en een der grootste van de wereld. Er steekt een enorm kapitaal in en zij verschaft aan honderden werk en brood. De wetenschap heeft een verlies geleden door den dood van een veelbelovend jong Nederlandsch ingenieur, den heer A. J. Schelling, van de Polytechnische school te Delft, waar hij in 1880 diploma verwierf. Na een jaar lang te Leiden 't Arabisch bestudeerd te hebben, vertrok hij in Mei 1881 over Alexandrië naar Arabië, met het doel een wetenschappelijke reis door de nog grootendeels onbekende binnenlanden van 't Arabisch schiereiland te ondernemen. Hij overwon de talrijke moeielykheden, die aan de uitvoering van dat plan in den weg lagen, daar tot dusver aan geen Europeanen de vergunning verleend is om in het binnenland door te dringen, maar toch werd hij verhinderd zijn reis te doen, door het uitbreken van de cholera. Hij begaf zich toen naar Alexandrië, woonde daar het bombar dement bij in gezelschap van den ingenieur-directeur der groote waterleiding, maakte zich verdienstelijk en verkreeg later een voordeelige aanstelling van het Egyptische gouvernement. Hij was nu juist voornemens andermaal de uitvoering van zijn lievelingsplan, de reis door Arabië, te ondernemen, toen de dood hem verraste. Hij stierf aan een ongesteldheid ten gevolge van overspannen arbeid in het heete klimaat van Egypte. Schelling was nog niet ouder dan 28 jaar. Volgens berichten uit Banana aan den mond van de Congo bevond Stanley zich ergens tusschen Stanley- Pool en Monganga. In '1876 is te Parijs op initiatief van Dufaure de uitgave begonnen eener verzameling van wetboeken van alle landen, in het Fransch vertaald. Thans is van die verzameling ter perse de vertaling van het Ned. Strafwetboek, bewerkt dooi' mr. W. J. Wintgens, commies bij het departement van Oorlog, te 's Ilage. Aangaande de vondst van fossiele overblijfselen van menschen in de mijn van Bully-Grenay in Frankrijk, verneemt men nader, dat er in een door het graven van mijngangen ontbloote grot in de steenkolenlaag, vijf geheel ongeschonden fossiele menschelijke geraamten gevonden zijn, n.l. een man, twee vrouwen en twee kinderen, benevens brokstukken van wapenen, werk tuigen van versteend hout en van steen en talrijke overblijfselen van zoogdieren en visschen. In een tweede hol vond men elf menschelijke fossielen van groote afmeting, verschillende voorwerpen en kostbare steenen. Aan de wanden bevonden zich teekeningen, die ge vechten van menschen met reusachtige dieren voor stellen. Men verwacht vertegenwoordigers van het Britsch museum. Een deel van het gevondene is te Lens op het stadhuiis tentoongesteld en het overige naar Rijsel gevoerd om ook tekijkgesteld te worden. Dit bericht zal natuurlijk groote sensatie maken in de geleerde wereld. Te Milaan, waar het gezelschap van Angelo Neu mann voorstellingen wilde geven, werden de décors in beslag genomen, omdat een ander het recht had gekocht tot opvoering van «Der Ring des Nibelungen". Alle vertoogen baatten niet. Daar kwam Hedwig Reicher-Kindermann op een inval. Zij zeide tot haar collega's in echt Beiersch: Wiszt's was, Kinder, wir singen jetzt das Hojohotohoh. Ich fange an, ihr fallt alle ein, dos Gsangl können die italienischen Lazis niet vertragen, da rehnen's weg." Zoo gezegd, zoo gedaan. Weldra klonk de machtige stem der zangeres door het stationsgebouw. Maar de «Lazis" hadden beter ooren dan Iledwig had ondersteld. Zij bleven met aandacht luisteren, dankten, toen het gedaan was, allerbeleefdstmaar gaven de décors niet terug. Sardou vertelde eens op een diner, dat hij een talisman bezat: hij had, toen hij nog weinig bekend was, bij een uitdrager een ijzeren geldkist gezien en die gekocht, hoewel hij toen nog zeer weinig geld te bewaren had. Sedert dien was het geld van alle kanten toegestroomd. Augier, een van Sardou's gasten, riep: «Daar valt mij iets in! Ik kcop morgen een kam!" De beroemde auteur is zoogoed als ge heel kaal. Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz. Te Ellemeet heeft een 4jarig jongentje van den arbeider G. v. d. N., alleen thuis zijnde en de kachel willende aanmaken, door het in brand geraken zijner kleeren zulke erge brandwonden bekomen, dat hij aan de gevolgen is overleden. Ook te Diemerbrug heeft een knaapje van 4 jaar door het in brand raken zijner kleeren hevige brand wonden bekomen. Te Leiden is een lichte vrouw, 's nachts beschonken thuis komende, door het vuur uit een stoof in brand geraakt en aan de bekomen brandwonden overleden. Te Rotterdam is het 6jarig dochtertje van een lichterschipper in de Veerhaven geraakt en verdronken. Op de lijn Kadijk van den Rijnspoorweg, nabij Amsterdam, is een man door een locomotief overreden, zoodat hem beide beenen werden afgesneden. Te Gellekum, gem. Deil, zijn vijf woningen afgebrand en daarbij zijn twee personen omgekomen en is een zwaar gebrand. De brand ontstond bij een wagenmaker en door de droogte van alles nam de brand zoo snel toe, dat in een oogenblik vijf gebouwen in vlam stonden. De omgekomenen zijn de schoenmaker van G. en zijn volwassen zoon, die onder de wanhopige pogingen om nog eenig leder te redden in den verstikkenden gloed bezweken. Het meeste goed was verzekerd. De oorzaak van den brand is onbekend. Te Zutfen zijn in de Melatensteeg vijf burgerhuizen afgebrand. De oorzaak van den brand is niet bekend. Te Blerik zijn twee huizen en een schuur afgebrand. Te Deventer is een vrouw van 72 jaar van de trappen gevallen, zij brak den hals en was kort daarna overleden. Te Nuis heeft een vrouw met 6 jonge kinderen, die uit haar woning gezet was, eenige dagen en nachten op straat gewoond, tot zij eindelijk het turfhok van de openb. school tot schuilplaats heeft gekregen. In de Willemsvaart onder Zwollerkerspel is een jongentje van 7 jaar verdronken. In het horloge-magazijn van den heer W. Vinger hoed, Nieuwendijk te Amsterdam, hebben eergisternacht dieven een groote spiegelruit van de winkelkast ver brijzeld en zes gouden remontoirhorloges gestolen. Te Turin zijn in een fabriek van zeep en ricinus olie, door het springen van een nieuwe machine, die men wilde beproeven, vier personen gedood en twee zwaar gewond. De gedooden zijn de heer Rabbi, een der eigenaars, de machinist Grigliatti, een ingenieur en een machinist-leerling; de zwaargewonden zijn twee ingenieurs. Slechts de andere eigenaar de heer Mazzuchetti en een machinist kwamen er tamelijk ongedeerd af. De moordenaars van de dienstbode van een juwelier in het Palais Royal te Parijs zijn te Brussel gevat. Het zijn twee Belgen, Berghin en Blain. De doos waarin zij na den moord de gestolen juweelen en andere kostbaarheden geborgen en medegevoerd hadden, welke zeer herkenbare doos van een bijzonder maaksel zij ook in den winkel van den juwelier hadden gestolen, heeft de politie op het spoor der moordenaars gebracht. Berghin was in het bewuste huis te Parijs bekend, daar hij de gescheiden man was van de schoonmaakster, die in het huis werkte en ook het lijk heelt gevonden. keken, als in die paar dagen. Daags vóór den grooten dag, had Kees bijzonder veel last van mij en ik was niet van zijn deur te slaan. Trouwens, nu hij eenmaal A gezegd had, zeide hij ook met de meeste brommerige goedhartigheid B en wat er verder volgen moest. Ik moest bij hem komen met mijn hengel en simmen. Mijn hengel was goed, maar wat kort, doch dat hinderde niet, en 't topend deugde niet, doch dat was ook niemendal, want hij nam 'ter af en bond er een buigzaam hazelaartje voor in de plaats. Mijn simmen waren «good for nothing at all", 't was van dat winkelgoed, mooi op 't oog maar niet goed, hij zou me wel met zijn simmen lappen. En de naden van mijn schoenen moest ik met kaarsvet besmeren, en zoo'n kaarsje kostte twee centen. En tegen den donker moest ik een blikken bakje vol zoeken met wormen, en er wat aarde bij doen en een beetje melk. Kees zelf vischte doorgaans niet met wormenmaar ik moest ze nu maar meenemen, want het stilzitten op dezelfde plek zou me wel gauw vervelen, en dan kon ik met eene snoekesim aan den hengel een eindje langs de kanten visschen, dat was prettiger voor jongens, dan zoo lang op één plekje te zitten, ofschoon dat eigenlijk het ware was. En dan moest ik geen kiel aandoen, maar een oude dikke winterbroek en een dik buisje en een wollen das moest ik aandoen. Zie je, die Kees dacht om alles, want zijn hart was goed en dat zulke waterige expedities juist niet zoo bijzonder goed voor de gezondheid zijn, vooral voor een jongen knaap, die niet zoo gehard is, dat wist Kees, al zei hij me dat juist niet en al stelde hij dien eisch van de uitrusting eenvoudig maar als iets dat .zoo wezen moest. Ik ging dien avond vroeg naar bed. Na in de schemering met groote ambitie een vochtigen hoek van den tuin te hebben omgewoeld om mijn wormen bakje vol te krijgen, 't welk eindelijk gelukt was, was ik nog even bij Kees geweest om zijn laatste bevelen te vernemen. De afspraak was, dat ik maar naar bed zou gaan; hij zou me wel kloppen als het tijd was, maar dan moest ik er ook uit, want dan zouden we opstappen. Toen ging ik naar beddoch sliep weinig of niet. Wel tienmaal wendde en keerde ik mij om en lag eigenlijk' meer te dobberen dan te. rusten. Ik hoorde al de uur- en halfuurslagen van de vele klokken der stad en bracht het zoo al tobbende tusschen waken en droomen en soezen tot half twee. Toen werd ik zoo klaar wakker, dat er aan geen slaap meer te denken viel, en ik ging liggen luisteren of ik Kees nog niet hoorde. Dat kon; want op mijn kamertje was het heel gehoorig en ik had Kees meermalen in 't holle van den nacht hooren scharrelen op zijn klompen. Eindelijk, even na tweeëndaar hoor ik Kees zijn deur opendoen en hem op zijn klompen naar buiten stappen. Een oogenblik bleef het stilhij stond naar de lucht te kijken. Met kloppend hart hoorde ik, hoe hij weêr naar binnen ging en een oogenblik daarna weder buiten kwam met zijn rammelenden thee-emmer, ten einde in den water- en vuurwinkel 'tnoodige te halen voor 't onmisbaar bakje koffie. Nu wipte ik zacht 'tbed uit, kleedde mij aan en was binnen tien minuten kant en klaar. Juist was ik beneden al aan de voordeur orn die alvast open te maken, toen Kees kwam om te kloppen. Ik ben al klaar, Kees, ik kom dadelijk. Een oogenblik later was ik bij hem, om de waarheid te zeggen vrij soezerig en lang niet frisch en lekker, maar toch vol blijde verwachting. Behalve mijn eigen boterhammen en nog een stel, door moeder alle netjes in papier gepakt en in mijn tonnetje gedaan, nam ik nog een lossen boterham met worst voor Kees mede. «Ik eet anders 's morgens niet veel, als ik maar een bakje warme koffie heb, bromde hij, doch mij ten pleiziere at hij de boterham op. Wordt vervolgd.) <-\p '1 -

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 2