MMksi:i:s<;iiK courant. voor het arrondis- seinen! Zieriksee. 1883. No. 36. Zaterdag- 12 Mei. 86ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Binnenland. KEES BRANDER. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1Franco per post f 1 Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERT ENTIEN: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, G eb oor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag- voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKEMIAN. Uithoofde van hel Pinkilerfeest zal de Courant van a.s. Dinsdag niet verschijnen. ZIERIKSEE, 11 Mei 1 8 8 3. Woensdag heeft Jhr. Mr. M. J. Schuurbeque Boeije, Voorzitter van de Arr. Rechtbank alhier, zijn 45jarige ambtsvervulling bij de rechterlijke macht geveird. Hiervan was de heer Boeije 40 jaren verbonden aan de Arr. Rechtbank alhier en sedert 1865 haar Voor zitter. Zoowel van de rechterlijke autoriteiten en be ambten, als van de burgerij, ontving de hooggeachte jubilaris tal van blijken van belangstelling. Bij monde van den Rechter mr. J. W. A. Schneiders van Greijf- fenswerth werd de heer Boeije in het gebouw der Rechtbank, namens zijn ambtgenooten, feestelijk toe gesproken en werd hem een zilveren beker vereerd met een toepasselijk opschrift. Van wege de Regeering viel den heer Boeije de attentie ten deel, dat HH. Excell. de Ministers van Justitie en Binnenl. Zaken hem per telegram geluk- wenschten met zijn feestdag. Een den algemeen geachten jubilaris toegedachte serenade is uitgesteld wegens de ernstige ziekte van een der buren. Mogen den heer Boeije nog lang lust en kracht gegeven zijn om in den dienst der wet en ten nutte zijner medeburgers werkzaam te zijn. De uitslag der verkiezing voor de Prov. Staten van Zeeland is, dat in dit district zijn herkozen de heeren J. M. de Glopper, J. H. C. Heijse en J. Hoogenboom Bz. Te Goes zijn herkozen de heeren jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervoort, mr. J. C. R. van der Bilt en J. H. Bybau, terwijl herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren mr. van Voorst Vader en jhr. J. L. de Jonge. Te Middelburg zijn herkozen de heeren mr. J. P. I. Buteux, mr. N. J. C. Snouck Hurgronje, Th. van Uije Pieterse, C. J. J. A. van Teylingen, mr. D. A. Ber denis van Berlekom en A. Smit. De uitvoering der wettelijke voorschriften tot be teugeling van besmettelyke ziekten vordert soms zware offers van de schatkist. Zoo is te Rotterdam voor vergoeding wegens onteigening en vernietiging van besmette goederen van poklijders reeds de daarvoor op de begi'ooting beschikbare sonr van f 20,000 ver bruikt en zijn er nog onafgedane vorderingen tot een bedrag van f 2000. Thans heeft de Regeering een voorstel gedaan tot wijziging van den betrekkeiijken post onder hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1883 en wel tot verhooging met 39000. Ook hier blijkt dus alweer, dat geen haring zoo mager is, of braadt toch nog wat uit en zelfs door de akelige pokziekte komt nog geld onder de menschen. De Regeering heeft de kieswetsherzienigsontwerpen ingetrokken. De bevolking van 's Gravenhage bedroeg op 1 Januari j.l. '127,631 zielen, waarvan 14,136 te Scheveningen. Te Zutfen circuleert het volgende adres aan 'de •Tweede Kamer der Staten-Generaal, ter zake van de schorsing van den onderwijzer Poppink: Geven ondergeteekenden met verschuldigden eerbied te kennen: Dat bij Koninklijk Besluit van '10 April j.l. de heer W. J. Poppink, onderwijzer aan de openbare school voor gewoon lager onderwijs te Winterswijk, in zijn betrekking is geschorst voor den tijd van 14 dagen, op grond van art. 33 der wet op het L. O. van den 17 Augustus 1878 (Staatsbl. No. 127). Dat zij met de grootste verbazing in genoemd Koninklijk Besluit hebben gelezen, dat de genoemde onderwijzer art. 33 dezer wet heeft overtreden door de volgende uitdrukkingen »In de katholieke of algemeene kerk waren gedurende den loop der tijden velerlei misbruiken ingeslopen, o. a. de verderfelijke aflaathandel, en er was in Duitschland een monnik, Luther geheeten, die de kerk wilde zuiveren van deze misbruiken." Dat een eenvoudige mededeeling van door een ieder erkende feiten onmogelijk tekort kan doen aan den eerbied, verschuldigd aan de gevoelens van anders denkenden. .Dat indien de genomen beslissing in het vervolg als maatstaf zou worden gebruikt voor hetgeen den onderwijzer bij het onderwijs in de vaderlandsche ge schiedenis verboden is, het onderwijs in dat vak op de openbare school onmogelijk wordt. Dat zij ais Nederlanders er den hoogsten prijs op stellen, en het recht hebben te eischen, dat het onder wijs in de vaderlandsche geschiedenis niet minder dan in het verleden ook in de toekomst de jeugd vorme tot vaderlandslievende en vrijheidslievende burgers en burgeressen van den Staat. Dat daartoe echter volstrekt noodig is, dat haar niet worde onthouden de mededeeling der stellige feiten, die den grond tot ons volksbestaan en onze zelfstandig heid hebben gelegd, zonder dat die feiten ten bate van enkelen verdraaid, verminkt of verwrongen worden. Dat zij zich derhalve door de genomen beslissing" ten zeerste gekwetst achten in hun dierbaarste ge voelens en zich met reden bezorgd maken voor de toekomst van het openbaar onderwijs. Redenen, waarom zij zich tot uwe vergadering wenden rnet- het eerbiedig verzoek, er voor te willen waken, dat het onderwijs in de vaderlandsche geschie denis op de openbare scholen niet aan banden gelegd worde dooi" koninklijke besluiten, die in volslagen strijd zijn met den geest en de bedoeling der wet op het Lager Onderwijs. 't Welk doende, enz. Men zegt, dat Z. M. de Koning tijdens zijn bezoek te Amsterdam heeft te kennen gegeven, dat hij wenschte mede te werken tot de oprichting eener West-Indische Handelmaatschappij. Hoe oud schutters kunnen worden, bewezen J. Snoek en H. L. Zwikker, tamboers bij de DD. Schutterij te Meppel, die beiden Maandag j.l. hun öOjarige dienst vervulling bij die schutterij hebben gevierd. (Een Volksvertelling.) VIII. Het gebeurde nog al eens dat er wegliepen van de soldaten. Nu, er was wel aanleiding genoeg toewant voor wie zich er niet in kon schikken, was het daar een naar leven. Wij waren echter gelukkig met een troepje vrienden of goede kennissen, echte kameraads, en de een hield bij den ander den moed er in. Onge lukkig echter de meesten die wegliepen, de bosschen in. Zij deden dat omdat zij zooveel hoorden van gevluchte slaven, of zooals ze daar zeiden boschnegers, die in het binnenland heel vrij en rustig leefdenmaar zij bedachten niet dat de negers tegen het heete klimaat veel beter bestand zijn dan wij Europeanen, en de negers weten zich ook veel beter met weinig te be helpen. Dat was verwonderlijk met hoe weinig die lui blij warenwat rijst of inlandsche vruchten en een stuk droge of gezouten visch, en ze waren tevreden. Kregen ze dan 's avonds soms een glaasje rum, dan maakten zij den heelen nacht pleizier en zongen en dansten dat wij er niet van slapen konden en er dan maar naar gingen kijken. Het duurde niet lang of velen van ons hadden zoo wat vrijerij aangevangen met negermeisjes en dan hadden zij een gemakkelijk leven, nog meer dan anders; want die zwartjes waren heel gelukkig als ze alles voor een soldaat doen mochten. Nu spreken de men schen altoos met veel medelijden over slavernij en slavenmaar wat ik er daar in de West van gezien heb, deed mij vrede hebben met die zaak. Ik moet zeggen dat de slaven daar het lang zoo kwaad niet hadden als de meeste werklieden bij ons in Holland. Van dat vreeselijk hard werken heb ik niets gemerkt de lui werkten een uur of vijf zes per dag, en als de opzichters er niet bij waren, kon dat niet eens werken heeten. De roeiers van de booten, waar men daar mede reist, of op de jacht of de visscherij uit gaat, zijn ook zwarten, en ik had altoos pleizier in die kerels, zoo onbezorgd en lustig ze zaten te roeien, uur aan uur, onder het zingen van een of ander eentonig deuntje. Nu en dan kwamen er bij ons Fransche vluchtelingen. Die kwamen uit Cayenne, 't peperland van de Fransehen. 't Was vreemd, dat die ongelukkige vluchtelingen bleken te zijn de grootste schreeuwers en lawaaimakers van de Fransche republiek. Ik heb er daar een paar gezien, die half Frankrijk onder hun bevel gehad hadden en toch waren zij verbannen naar 't peperland, waar de meeste bannelingen stierven door't klimaatwant het was daar nog ongezonder dan in Berbice. Toen later Napoleon keizer was geworden, zond die er ook veel van zijn tegenstanders naar toe, en als men die vluchtelingen hun lotgevallen hoorde vertellen, dan was 't daar een ware hel op aarde. Er was daar een stad die Cayenne heette en die lag op een eiland, dicht bij den vasten wal. Nu waren er daar te Cayenne kazernes en gebouwen genoeg, doch de kommandant of gouverneur liet de bannelingen daar niet in wonen ze moesten slapen en wonen op oude schepen, die voor den wal lagen. Op die schepen werden zij door muskieten en allerlei ongedierte gekweld, kregen slecht eten en vergingen van de hitte en de ongezonde lucht, die uit de moerassen opsteeg en daar altoos 's nachts als een ijskoude nevel over het water hing. Ja, jongen, als je zoo eens in de wereld hebt rond gekeken, dan leer je de menschen kennen. Ik zal altoos zeggen: daar zijn nog goede menschen; daar heb je b.v. Stormpie, dat 's een kerel als goud, en Kaat is ook niet kwaad. Maar anders zou men zich soms moeten schamen een mensch te wezen. Daar in de West ten minste waren de beesten zoo erg niet als de menschen; vooral in Cayenne. Als een krokodil je te pakken kreeg, die beet je in eens dood of een arm of been af en was 't met je gedaan; maar die kommandanten en opzichters daar in Cayenne waren veel erger dan de ergste krokodillen. Zij martelden hun eigen landslui en medeburgers dat het schande was. Het was dan ook een geluk voor degenen, die er toen nog waren, dat de Engelschen eindelijk ook 't peperland maar inpakten. Ik geloof dat dit in '1809 gebeurde, maar toen waren wij niet meer in de Barrebiesjes; maar in Spanje. Terwijl wij er waren, was er telkens sprake van, dat wij naar Cayenne zonden moeten om dat in te nemen, doch onze gou verneur had geen volk genoeg en de Franschen hadden daar nog al veel volk, zoodat er van die expeditie niets kwam, voor eenige jaren later. {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1