ZIERIKSEESCHE COURANT. voor het arrondis- semeiit Zieriksee. 1883. No. 30. Zaterdag 21 April. 86ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Binnenland. Feuilleton. KEES BRANDER. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AYOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 4,Franco per post f 4, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 40 cent. PRIJS DER ADVERT ENTIEN: Per gewone regel 40 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 4 6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 4-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de nifgave in te zenden aan den uitgever n. LAKPMM. ZIERIKSEE, 2 0 April 4 8 8 3. Capelle, 48 April. Heden werd in de vergadering van Ingelanden van den polder de 4 Bannen in Dui- veland de begrooting voor het aanstaande dienstjaar vastgesteld tot een bedrag in ontvang en uitgaaf van ruim f 33,000. De inkomsten bestaan hoofdzakelijk uit het bedrag als dijkgeschot om te slaan tot f 28,784,23, d. i. f 42 per Hectare. Aan aflossing en intresten van opgenomen kapitalen wordt eene som van f 9485,25 besteed, terwijl de exploitatie van het Stoomgemaal op f 6000 is geraamd. Tot heden toe is nog niets bepaalds bekend aan gaande een nieuw ministerie. Wij hebben ons maar onthouden van 't mededeelen der sensatie-lijstjes, die Zaterdag en Zondag bekend werden gemaakt en die ons vooVkwamen zoogenoemde opgegooide balletjes te zijn. Terecht steekt de conservatieve Rott. Ct. met die lijstjes den draak en zegt dat de lui, die ze op- gedischt hebben, er niets van weten. Andermaal is Het Vaderl. met een lijstje van Ministers komen aandragen, 't Is dat het hout waaruit men staatsmannen snijdt, bij ons te lande welig tiert, anders zou men zeggen dat men eindelijk, al gissende, de rechte mannen zou moeten raden. Nu kan 't lijstje nog wel mis zijn, omdat er zulk een overgroot aantal mannen zijn, die wel eens een poosje aan de groene tafel willen zitteneen onbekommerden ouden dag halen zij er toch al licht uit. Die overvloed is te meer onbeperkt, nu men, altoos volgens het Vaderleen Minister van Justitie zal zoeken, niet juist in de rechterlijke macht maar onder de hofdignitarissen. Nu, keuze te over. De Standaard wil er maar niets van weten, dat ook eenige anti-revolutionairen in een gemengd kabinet zouden moeten voorkomen. De partij heeft haar die naren in de Kamer zoo broodnoodig, dat zij er geen een van kan missen om aan de groene tafel te komen zitten. Bij den verkiezingsstrijd in het Utrechtsche, n.l. voor Prov. Staten, blijkt ook weder, dat voor de Sfcmdaard-partij geen Grondwet noch geest dier wet bestaat en dat zij die opzij schuift als dat maar in de kraam te pas komt. Zoo wil de Standaard dat de kandidaten, die de Standaard zal steunen, eerst een belijdenis van knechtschap naar den geest en gemis van overtuiging en zelfstandigheid afleggen, bepaaldelijk haat tegen de openbare school zullen uitspreken. Op die conditie worden er, treurig genoegtoch nog kandidaten gevonden, trouwens als dr. Kuyper vorderde dat de kandidaten hem zijn stekedoos zullen nadragen als hij op 't woord" uitgaat, er zouden nog lief hebbers te vinden zijn. De vrije Nederlanderszooais de Standaard die kweekt, oefenen zich in het onder 't juk doorgaan. Mogelijk is er onder hen een enkele, die soms aanvechtingen van eigen overtuiging, van karakter, van zelfstandigheid krijgt, zooals broeder Buytendijk of zoo iemand, doch die krijgt dan de volle laag van de Kananitische welsprekendheid en impertinentie. Dinsdagnamiddag heeft K. A., metselaarsknecht van beroep, wonende in de Krepelstraat, zich in zijn woning opgehangen, terwijl zijn vrouw afwezig was. Men vermoedt dat de man in een vlaag van verstands verbijstering gehandeld heeft, daar er noch in zijn huiselijke noch in andere omstandigheden eenige aan leiding tot de daad te vinden is. Hij was gehuwd, had geen kinderen en verkeerde naar zijn stand in een staat van betrekkelijke welgesteldheid. De Staats-Courant bevat de goedgekeurde gewijzigde statuten der naamlooze vennootschap»De oester- visscherij Triton" te Goes, waarbij het kapitaal is ge bracht op honderdduizend gulden, verdeeld in honderd volgestorte aandeelen in blanco, elk van f 4000, doorloopend en onsplitsbaar, met de nadere daardoor gevorderde wijzigingen De ongesteldheid van Prinses Marianne der Neder landen neemt toe en volgens de Nat. Zeit. schijnt men zich ernstig ongerust te gaan maken en hebben de hertogin Wilhelm van Mecklenburg-Schwerin, haar dochter, en prinses Albrecht van Pruisen, haar schoon dochter, zich naar het landgoed Rheinhardshauer bij Erbuch in Nassau begeven, waar de prinses zich bevindt. Het maken der gebouwen van een hulpstoomgemaal te Kattend ij ke is aangenomen door den heer C. Romein te Delft voor f 25,000. De inschrijvingssom van dien aannemer bedroeg f 25,950; doch hij moest f 950 laten vallen op voorwaarde van dan ook het «buiten werk" te krijgen, waarmede hij waarschijnlijk nog beter zal afzijn. Het werk van het aanleggen van een oesterput voor jhr. H. A. Clifford te Ierseke, waarvan de be steding heeft plaats gehad, is niet gegund. De hoogste inschrijving, die van den heer C. Bolier te Scherpe- nisse, was f 52,800de laagste, die van den heer Ch. De Jonge te Ierseke, was f 47,700. De toegangsprijzen voor de tentoonstelling te Am sterdam zullen zijn als volgt: Bij dag des Dinsdags, Donderdags en Vrijdags f 4de overige dagen 50 ets; bij avond des Zondags en Woensdags 25 ets.de overige dagen 50 ets. de persoon. (Een Volksvertelling.) III. Ja, dat heb ik, toen ik zoo'n knaap was, wat vaak gewenscht, zoo eens en liever nog heel dikwijls, uit hengelen te gaaneerst met Kees samen om den weg overal te leeren en de goede plaatsjes en dan maar liever heel alleen. Men kan er veel van zeggen, en er is ook wel iets prozaïsch ineen verstandig mensch daar zoo geduldig uren lang aan den kant van 't water te zien zitten of staan hengelenmaar het is toch niet tegen te spreken, dat er voor een knaap heel veel aantrekkelijks in dit geduldoefenende tijdverdrijf gelegen is. Ik voor mij hunkerde naar den dag, dat ik eens met Kees zou mogen meegaan. Als hij thuis kwam liep het doorgaans tegen den middag, of 't moest Zondagmorgen wezen, dan was hij doorgaans thuis «tegen de kerk van tienen", anders bromde zijn vrouw, want die zag hem eigenlijk liever niet uit visschen gaan op Zondag. Met die vrouw moet ik u nog in kennis brengen. Zij heette Kaatje en was waarschijnlijk Katharina gedoopt; doch Kees noemde haar nooit anders dan Kaat en als hij in een bijzonder goeden luim was zijn «ouwe". Zij was een origineel figuur van een vrouw: kort, breed geschouderd, met pootige, ietwat knoestige ledematen, een grof, maar bijzonder goedig gezicht, zoodat ondanks de totale afwijking van de schoonheids- lijnen toch niemand het een leelijk gezicht noemde. "Wel zeiden sommige praatzieke vrouwen uit de steeg wel eens, als ze Kaat daar zoo zagen aankomen, dat zij niet begrijpen konden, hoe toch die Kees ooit zin in zoo'n vrouw had kunnen krijgen, hij, die toch in zijn tijd een knappe man moest geweest zijn, maar zulk een critiek is weinig waard en zij kenden en waardeerden vast de goede hoedanigheden van vrouw Brander niet. Het meest origineel zag ze er uit, als zij tegen den avond van haar werk thuis kwam. Dan kwam ze daar aanstappen in korten wollen onderrok, plompe schoenen aan de voeten, altoos de eene hand onder een opge slagen tip van haar grof wollen schort en in de andere een paar klompen. Op het hoofd droeg zij een soort van neepjeskap over een geweldig omvangrijke onder muts, en als zij tegen den wind inliep woei de pas van haar muts wijd uit, zoodat haar grove, roode gelaat zich vertoonde als gevat in een raam van groote witte plooien. Praatjes met de buren uit het steegje maakte zij alleen als Kees niet thuis was en zij den tijd had, dan kwam men niet spoedig van haar af; want zij wist veel en kende de nieuwtjes uit de gansche stad doorgaans uit de eerste hand. Haar «werk" was aan een brouwerij; daar was zij vaste tonnenboenster. Wie overdag langs die brouwerij kwam, kon haar in functie zien en dan tevens opmerken, dat zij niet van luieren hield. Op den rand van de gracht, vlak voor den hoofdingang der groote brouwerij, stond een groote vierkante waterbak op een onderstel en onder een afdak, dat wat op een tempeltje geleek. In dien bak werd heet water gedaan en vier vrouwen waren dan vlijtig bezig met het uitboenen van het thuis gekomen vaatwerk. Het was wel een aardig gezicht hoe handig die vrouwen met bloote armen, een korten heiboender in de vuist, die tonnen zuiverden van binnen en van buiten; maar vooral van binnen. De vaten hadden dan eerst eenige dagen met water gevuld op den wal te weeken gelegen. Een paar mannen hadden druk werk ze op hun beurt te ledigen, in den waschbak te brengen en de gereinigde daaruit te nemen en aan de andere zijde op te stapelen. Kaat had feitelijk het opzicht over al die bezigheden. De mannen zoowel als de vrouwen luisterden althans naar haar orders en op haar ruw en kort uitgesproken «rusten!", zoo ongeveer om 'tuur, stonden alle handen voor eenige minuten stil. Dan werden de natte armen even aan de schorten drooggewischt, in de zijde gezet of over elkaar geslagen en werd er geiust. Van babbelen onder het «werk" kwam niets in; dan ging 't alles als een opgewonden uurwerk, regelmatig en vlug; maar in de rusttempo's kregen de tongen hun taak af te doen. Dan werd er gewerkt aan de rubriek «gemengde berichten" van de stad en daarvan kwam dan ook eiken avond een editie gereed, die door elk der vrouwen, misschien ook door de mannen, meê naar huis, d. i. naar de achterbuurt genomen werd tot verdere verspreiding. En wat die vrouwen aan den waschbak al niet wisten! Men zou gezegd hebben, dat het onmogelijk was, dat ze zooveel, zoo alles weten konden en van ieder zoo de «waarheid konden zeggen. Vooral Kaat wist veel; inzonderheid kende zij de historie der families van den lioogeren stand op haar duimpje en hield deze ook getrouw bij. Alleen over de familie van haar «meneer", den rijken brouwer, mocht aan den waschbak niet gesproken worden. Kwam die familie - en enkele leden ervan leverden er wel eens stof voor - ter sprake, dan sloeg Kaat met drift op den bodem van de ton, die zij juist onder handen zou nemen of gehad had, en riep «je mond houden over ons «volk", hoor! Diens brood je eet diens woord je spreekt", met welke spreuk zij dan eigenlijk meende, je moet zwijgen over de lui, die je 't brood laten verdienen. Dat was nog iets van de goede ouderwetsche manieren, want zij beriep zich dan altoos op haar dertig jaar dienst en meer, en «vóór zij nog aan den bak was gekomen, was ze nog in de keuken geweest", 'twelk inderdaad waar was,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1