Z1ERIKSEESCHE COURANT.
1883. No. 25.Woensdag 4 April. 86ste jaargang.
Binnenland.
Z I E RI It S E E3 A p r i 1 1 8 8 3.
Verleden week Vrijdag heeft de Rederijkerskamer
»Ruysch" alhier haar derde voorstelling gegeven, met
een gedeeltelijk reprise als volksvoorstelling op Zaterdag
avond. Beide avonden was de concertzaal vol en had
het auditorium overvloedig stof om tevreden te zijn.
De drie blijspelen werden lustig en hoogst verdienstelijk
afgehandeld.
De Rederijkerskamer »Talma" alhier is voornemens
bij genoegzame deelneming een uitvoering te geven
ten voordeele der nagelaten betrekkingen van de ver
ongelukte visschers van Moddergat en Paesens.
We zullen wel niet veel tot aanbeveling dezer zaak
behoeven te zeggende nood is groot in de gezinnen
der vele mannen en vaders, die in den storm hun
graf in de golven vonden; en bovendien, de opvoeringen
van Tal ma" verdienen op zichzelf reeds de belang
stelling. Wij vertrouwen dus, dat talrijke mteekening
op de lijst 't bewijs zal leveren, dat de kunst, aange
wend tot een liefdadig doel, hier dubbele waardeering
vindt.
Het N. v. d. D. heeft het publiek een dienst gedaan
met de publiceering van de lijst van al de veranderde
plaatsnamen, ten gevolge van de aanneming der nieuwe
spelling door de Regeeringsbureaux.
De bedoelde lijst bevat 29 namen van plaatsen in
Zeeland. Wij hebben vroeger reeds de meeste daarvan
opgegeven, doch laten hier alle 29 nog eens volgen,
kortheidshalve enkel in de nieuwe spelling,: Aagtekerk,
Aksel, Borsele, Burg, Drijschor, Elkersee, Ellewoudsdijk,
Hansweerd, Ileile, St.-Jansland (voor Sir-Jansland
St.-Jansteen, ICats, IColijnspIaat, ICortgene, ICruininge,
Lamswaarde, Ter-Neuzen, Nieuw-Vosmeer, Oud-Sab-
binge, Ovezande, St. Filipsland, Rithem, Sas van Gend,
Tolen, Waterland-kerkje, Wolfertsdijk, Ierseke, lerse-
kendam en Zieriksee.
We betwijfelen zeer of nu de spelling der plaats
namen vast zal staan. Wij vinden, dat eenige verande
ringen, met name de invoering van het koppelteeken
in eenige namen, waarin men het niet meer gebruikte,
veel tegen zich hebben. De naam Ter-Neuzen is nu
al binnen korte jaren driemaal veranderd. Eerst was
het ter-Neuzen of Neuzen, toen werd voorgeschreven
Ter Neuzen en vóór één of twee jaar werd dit weder
op hooger last veranderd in Terneuzen. De spelling
Over-zande trof men enkel aan buiten de provincie;
't moet zonder twijfel Ovezande zijnzooals 't ook in
de lijst staat zonder v.
De spelling of liever geheele verandering van Sir
Jansland in Sint-Jansland is, meenen wij, totaal mis.
De naam van dat gehucht en kerkelijke gemeente
schijnt met dien van den Sint niets te maken te hebben.
Zelfs de geijkte verouderde uitspraak Strjansland of
Strjalland behoeft nog niet uit Sint-Jansland voortge
komen te zijn. 't Is vreemd dat ook de naam Sir
Heisdorp, of 's Heer Elsdorp onder Kloelinge, niet
verdoopt is in Sint-Helsdorp.
Curieus is het, dat in de lijst, die het N. v. d. D.
geeft, ook Oude-Tonge tot Zeeland gerekend wordt.
Wanneer gelijkluidende plaatsnamen eenig verschil in
spelling hebben, dan geeft dit gemak bij 't adresseeren
van brieven; daarom is het jammer, dat Burg zijn li
niet mag behouden, nu kan een brief naar dat dorp
wel eens naar de Burg op Tessel verdwalen of om
gekeerd.
We ontvingen het Derde Jaarverslag van
Commissarissen en Directeur der Export-maatschappij
voor Zeeland" te Middelburg, welker algemeene ver
gadering gehouden is den 29 Maart j.l.
Uit het verslag blijkt, dat de geldelijke uitkomsten
nog niet aan de verwachting beantwoordener wordt
nog geld verloren. Ofschoon dus de vruchten nog uit
blijven en de zaak nog in 't geheel niet floreert, zijn
Commissarissen en Directeur toch van meening, dat
men het nog niet moet opgeven. Integendeel, men
moet volhouden en er bestaat wel uitzicht op beter
tijden. Deze meening grondt zich voornamelijk op het
feit, dat de schade, die het jaar 1882 heeft opgeleverd,
wel grootendeels een gevolg is van den mislukten
oogst der vruchten, groenten en landbouwgewassen,
op welker omzet de Maatschappij zich toelegt. Bij een
goed jaar voor den land- en tuinbouw vertrouwt men
dat ook de Maatschappij wel zal varen.
Er is in de laatste dagen weder veel gesprek en
geschrijf geweest over den staat der kabinetscrisis. De
eene staatsman voor, de andere na, heeft de taak der
vorming van een nieuw kabinet moeten laten varen.
Gelukkig dat er bij ons zulk een groote overvloed van
staatsmannen is, dat ze zoo maar voor de hand te
grijpen zijn. Al leggen ook eenigen achtervolgens den
lastbrief tot het samenstellen van een kabinet neder,
men kan er zeker van zijn, dat anderen staan te
hunkeren tot hun beurt komt, 't zij om te zoeken
of om gezocht te worden. Voor eenigen, en dat zijn
de minste niet, is liet echter veel meer een verzocht
worden dan een gezocht worden. Wij kunnen ons b.v.
zoo voorstellen dat het voor den heer Heemskerk zoo
iets moet zijn, als 't n.l. waar is, dat die heer door
Z. M. aan het zoeken gezet is. 'tMoet een zeer gemengde
gewaarwording zijn voor den heer Heemskerk, wiens
groote staatsmanstalenten algemeen erkend zijn, dat
hij altoos geroepen wordt als men ten einde raad is
of in de doodloopende straat tusschen de vergroeide
partijen is verdwaald.
Zal de heer Heemskerk slagen? Men spreekt reeds
van een groote verandering, die dan zou plaats hebben,
n.l. opheffing van 't Ministerie «Waterstaat, Handel
en Nijverheid". Wellicht zal het spoedig aan het licht
komen of de crisis haar einde nabij is. Voor 't lands
belang is 't maar te wenschen, dat er een eind aan
den schijndood komt.
De staat der Nederlandsche koopvaardijvloot heeft,
zoo men weet, sinds eenige jaren veel zorg gebaard,
door den regelmatigen achteruitgang, die daarin plaats
had en waaruit de gevolgtrekking scheen gemaakt te
moeten worden, dat binnen betrekkelijk weinige jaren
geen Nederlandsche koopvaardijvloot meer zou bestaan.
Voor zoover de achteruitgang in aantal schepen,
die op zichzelf een feit is, het gevolg was van vroegere
overproductie en deze is evenzeer een feit geweest
zou die gevolgtrekking onjuist hebben moeten zijn.
Trouwens anders is ook het, niet minder ware folt vnn
de voortdurende toeneming van den Nederlandschen
handel- en scheepvaartbeweging moeielijk te verklaren,
tenzij het zoover gekomen zou wezen, dat in en op
Nederland wel handel gedreven werd, doch niet door
Nederlanders, maar door vreemdelingen, zoodat we
dus in dit opzicht door de vreemde energie reeds ge
annexeerd zouden zijn, terwijl we ons nog zitten te
verheffen op onze nationale onafhankelijkheid en ons
vrije volksbestaan.
Hoe dit zij, uit de tabellen die de St.-Ct. geeft over
den toestand van de Nederlandsche koopvaardijvloot op
31 December 1882, blijkt, dat toen het aantal schepen
was 837 met een tonnenlast van 856,924,16 M3.
Van die 837 schepen waren 56 fregatten, 141 barken,
66 brikken, 62 schoenerbrikken, 150 schoeners, 48
galjoten, 62 koffen, 121 tjalken, 45 andere schepen.
De vloot vermeerderde door aanbouw, aankoop enz.
in 1882 met 50 schepen, gezamenlijk met 67,359.28 M3.
Daarentegen verminderde zij door slooping, ver
ongelukken, enz. met 105 schepen en 94,071,84 M3.
Ondertusschen hebben wij, op de handelsbeweging
en scheepvaart der voornaamste Europeesche havens
van het N.-Westen van Europa lettende, geen reden
tot klagen. Nederland maakt nog altoos een goed
figuur en vooral Rotterdam mag onder de drukste
handelsplaatsen geteld worden. Na de Engelsche steden
Londen, Liverpool, Cardiff en Glasgow, en de grootste
Duitsche zeehaven Hamburg, komt Rotterdam in rang.
Antwerpen, ofschoon in tonnenmaat (2,821,146) boven
Rotterdam (2,283,412) staat in schepental er beneden,
nl. 3596 tegen 3673. De handels- en scheepvaart
beweging te Amsterdam is aanmerkelijk lager dan te
Rotterdam, (1609 schepen met 1,002,436 ton, tegen
3673 schepen met 22,834,12 ton).
De handels- en scheepvaartbeweging is zoowel te
Amsterdam als te Rotterdam vooruitgaande.
Van de geheele scheepvaartbeweging van Nederland
heeft Rotterdam bijna de helft, nl. ruim 42lJ2 °/0
van 't getal schepen en bijna 49 °/0 van de tonnen
maat.
Te Rotterdam kwamen in 1882 gemiddeld 11 schepen
per dag uit zee binnen; te Amsterdam 4 a 5; te
Antwerpen ruim 11 en te Hamburg 17.
Van den geheelen Rijnhandel heeft Rotterdam in
1882 ruim 47 gehad.
Het Rijnvaartverkeer van Rotterdam met Duitschland
is in 1882 ongeveer driemaal zoo groot geweest als
dat van geheel België langs dien waterweg met
Duitschland, terwijl de geheele Rijnhandel van België
een vijfde bedraagt van dien van Nederland.
De aardbeving. Ten aanzien van de aard
beving van verleden week zijn de geleerden het nu
in zoovei- eens, dat zij aannemen, dat het een aard
beving geweest is, die niet door een ontploffing van
buskruit of dynamiet maar door een natuurlijke oorzaak
teweeggebracht is. Dr. von Baumhauer is van meening,
dat het denkbeeld van mr. Amersfoort, dat n.l. door
het verplaatsen van gewicht ten gevolge der groote
droogmakerijen rondom Amsterdam een schok kon
ontstaan zijn, niet juist is, daar het gewicht van
't verplaatste water te onbeduidend is, vergeleken bij
de dikte der aardkorst. Ook 't vermoeden van dr. Win
kler, dat aardvallen in holen, die zouden bestaan in
de tertiaire aardlagen van Winterswijk of Antwerpen,
den schok kunnen veroorzaakt hebben, acht dr. von
Baumhauer ongegrond. Deze geleerde denkt eerder
aan den invloed van een sterke luchtpersing ten gevolge
van een meteoorsteen, die door onzen dampkring is
gekomen.
Men kan zoo allerlei oorzaken vermoedende rechte
schijnt men nog niet te weten. Neemt men echter in
aanmerking, dat de vaste aardkorst, in verhouding
tot de middellijn der aarde, slechts onbeduidend dun
moet geacht worden te zijn, dat de massa der aarde
zeer groot en de omtrek van Amsterdam op haar
oppervlakte onbeduidend klein is, dan kan men zich
voorstellen, dat een op zichzelf geheel onbeduidend
schokje ergens in de diepte der aarde allicht een stootje
aan de modderige plek, waar Amsterdam ligt, kan
medegedeeld hebben, welk onbeduidend stootje voor
ons, die zoo heel klein zijn, de verhoudingen aanneemt
van een aardbeving.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat door personen te
Haarlem een paar uren voor de aardbeving een soort
van Noorderlicht is waargenomen.
Als een bijzonderheid verdient vermeld te worden,
dat de heer P. W. F. Bell, vertegenwoordiger van het
Transvaalsche Gouvernement op de tentoonstelling te
Amsterdam, ziin loonbaan is heo-nnnen nis inno-eri on
de drukkerij van de firma De la Vieter te 's Hage.
Voor ongeveer 12 jaar was hij als zettersleerling op
die drukkerij werkzaam en thans is hij directeur dei-
landsdrukkerij te Pretoria en valt hem de eer te beurt
als commissaris van zijn Gouvernement de belangen
der Transvaal op de wereldtentoonstelling te Amsterdam
te behartigen.
De Transvaalsche inzending bestaat uit mineralen,
waaronder goud en diamantenverder struis vederen,
ivoor, granen, wol, horens, vogels, insekten, gedroogde
varens en een collectie curiositeiten van de kaffers.
Ook zegt men dat er de twee eigengemaakte kanonnen
bij zijn uit den jongsten oorlog tegen de Engelschen.
Er wordt druk gewerkt aan en in de gebouwen
en op de terreinen der tentoonstelling. Dezer dagen is
de Chineesche bezending aangekomen, die zeer belang
rijk moet zijn. Zij wordt door echte Chineezen begeleid,
uitgepakt en opgesteld.
Ook zijn er echte Javanen aangekomen om zich te
laten kijken in een soort van Javaansche kampong.
Zij worden door soldaten van het corps der mineurs
en sappeurs geholpen om hun boeltje in orde brengen.
De Nederlandsche afdeeling is, naar men bericht,
het verst gevorderd met de uitstalling enz. In de
andere afdeeling is men druk in de weerdoch 't zal
met deze wereldtentoonstelling wel zijn als met al de
vroegere, n.l. nog niet half gereed bij de opening. Die
opening zal echter voortgang hebben, 't geen goed is
want ging men wachten dan kon het wel Juli worden
eer allen gereed kwam.
Zondagochtend half 6 is in het Roomsch-Katholiek
Weeshuis voor jongens te Rotterdam, op den Schie-
damschen Dijk, brand uitgebroken. De brand schijnt
ontstaan te zijn in de kelderverdieping, waar de berg
plaats van brandstoffen was. Met drie spuiten is men
liet vuur meester geworden vóór het nog groote
schade had aangericht. De verpleegde weezen en het
verdere personeel zijn ongedeerd gebleven. Daar de
brand zich eerst ernstig liet aanzien, was het gebouw
door hen snel ontruimd, doch daarna hebben allen
flink bij het blusschen geholpen.
Naar de bladen melden, zullen bij de uitgifte der
214e Staatsloterij de niet-loten worden opgeheven.
De uitbetaling der prijzen zal in 't vervolg daags na
de trekking plaats hebben.
Nieuwe particuliere loten worden niet meer uitge
geven, terwijl de tegenwoordige bezitters ze tot hun
dood behouden.