/ll MkZI ISi m (MRMT. voor Marrondis- seiaent ÏAmilm. MEP, 1883. No. 15. Woensdag 21 Februari. 88ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD mep. N. TWEE PALEIZEN. ')0l\ Stierlijke rente: J? /o ;i/ o/ 2 /t> 011 der pand of It de Effecten- f 5,75. na, compl. in f 1.60. eet in fraaien fl.60. deet in fraaien f 1.60. compleet in l.<>0. peggen, ieder erbodig. Wij 'el deelen te ipje is en dat Irste uitgave 'werken van I 1.60 per jtbanden voor fin een Post- O-dKöl?. In Goedkoope ■Meju/fr. iederen door de iteur van feester der rschillende Rippon, dag- 'olgende iren on- zeere chillende zond ei land rang 'zekeren, ïeid ver- I voor de iracht. indeling brief i andere f genees- wezen- Ichriften Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Fr a 11 co per post ƒ1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel 10 cent. II u w e 1 ij k s -Geboorte- en Doodberichten van 16 regels GO cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct.' Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever ÏI. LAliEAMAN. Het eeno is het Kremlin te Moskou, 't an dere het paleis van prins Wjasemski te St. Petersburg. Het Kremlin, een stad van paleizen en kerken te midden vau eeu groote stad van paleizen en hutten. Het Wjasemski-paleis, een vorste lijk roofhol, een prinselijke bedelaaarsdoele in Petersburg. Het Kremlin, 't weelderige kronings- tooneel van de machtige Czareu, dat schittert van goud, edelgesteenten, marmer en kristal, dat zijn vergulden toren van 250 voet hoog trots ten hemel opsteekt en met zijn tallooze gouden en koperen koepeldaken den toeschouwer de oogen verblindt als de zon het beschijnt. Het Wjasemski-paleis, dat binnen zijn gangen, zalen, vertrekken, kelders en holen een schat van ellende bergt, gelijk alleen vorsten in Rusland op rente kunnen zetten. Het Kremlin, wemelende van dichte zwermen in goud, fluweel en bont pronkende bedienden, hovelingen, geestelijken, soldaten en om- en bijloopevs, alleu gebonden aan den trog des keizers, welke door het bloed en zweet der natie tot over- loopens toe wordt volgemaakt en volgehouden, al wordt hij ook altoos door geledigd door duizenden gulzige monden en grijpende vingers. Het Wjasemski-paleis, waarin 1500, 3000, ja soms 5000 arme, ellendige, stinkende schepselen, altemaal vrij arbeidende en nog vrijer honger lijdende Russen op hun eigen kosten gehuisvest worden, 't welk den vorstelijken huisjesmelker- zonder weergade, 65000 roebels 's jaars oplevert, zoo goed als een kopek eeu kopek is, en zoo goed als de klokkentoren van 't Kremlin met dukatengoud is beslagen. Schrikkelijke tegenstelling! Het Kremlin, de boogere sfeer, waarin de Czaar met de zijnen troont, ver boven de hoofden van de in 't stof knielende schare, die in hem haar vader aanbidt en zich in zijn naam laat doodgeeselen met den knoet. Het Wjasemski-paleis, de afzichtelijke stinkende kolk, waarin in diepte van ellende die schare zit neergehurkt op de van onreine vochtigheid glimmende zerken of rotte vloeren, of waarin ze des nachts saamgetast ligt op de planken van 3 voet lang en 6 duim breed, die dooi de satellieten van den prins verhuurd worden tegen 5 kopeken per stuk eu per nacht! Zie, daar nadert op den lieflijken Junidag de keizerstoet het Kremlin! Alles schittert van goud, diamanten, zilver, gepolijst staal, fluweel, zijde en kostbaar bont. In gouden koetsen wordt een heir van gouden heeven en gouden dames aangevoerd tot voor de marmeren trappen die naar binnen voeren, waar nog grooter heerlijkheid en pracht worden ten toon gespreid. Onder aanroeping van den Vader aller menschen, voor wien allen menschen gelijk zijn, volkomen gelijk, zegent een blinkende stoet van hovelingen des hemels het keizerlijke paar, dat zich de zware gouden kroon op den schedel heeft ge laden; de halleluja's galmen door de heerlijke gewelven, terwijl daarbuiten de scherpe wapenen der werktuigen van zooveel macht blikkeren in de zon en de kanonnen met hun metalen kelen 't nitdonderen, dat weder een keizer in den name Gods is gekroond. Het is heerlijk! Tot welk een duizelingwekkende hoogte kan een mensch 't toch brengen in de wereld Zie, daar nadert op een somberen, schier doodgevroren Decemberavond, een in onherken bare lompen gehulde schare, sluipend en gluipend, paars- en groepsgewijze de knarsend opengaande deuren van 't Wjasemski-paleis te Petersburg. De politie-agent houdt de wacht aan de deur, in de vunzige gangen, op de slobberige trappen, overal. Wee hem, die zijn ellende wat al te luid uitkrijt, hij zal uitgeworpen worden in' de buitenste duisternis, waar nog meer huiling is en knarsing der tanden, dan hier in de binnenste duisternis der groote stad, in de bedelaarsdoele van prins Wjasemski. Hoe akeligTot welk een diepte van ellende kan een volk zinken Ga weer naar 't Kremlindaar in die zaai, waaruit een zee van licht n tcgenstroomt, daar wordt een bal gegeven dat 100000 roebels kost; wenk slechts, eeu zwerm van in goud laken gedoste bedienden die een Babel van talen spreken en opzettelijk voor deze gelegen heid van alle hoeken der aarde zijn samen gebracht, staat gereed u te bedienen met al wat de gansche aarde kostelijks en streelends voor uw gehemelte kan opleveren. Vergast u en staar a blind op de schitterende rivieren van diamanten en robijnen, saffieren en sma ragden en topazen, die om u heen ruischen en duizendwerf weerkaatst worden door de stralen van duizend schitterende lichten. Hoe heerlijk! Daarbuiten raast en tiert het volk, dat zich dronken drinkt op kosten van ongelijk en zich 't zweet van 't voorhoofd wiseht met een zakdoek, waarin 't beeld van den heiligeu Michael is gedrukt. Keer nu weer naar 't Wjasemski-paleis terug, en zie, door den sterken arm geholpen en met een dievenlantaren gewapend, door te dringen in een der groote zalen. De zaal wordt verlicht door tastbare duisternis, zij is gevuld met een vunzige lucht, zoo dik, dat gij ze voelt eu er u tegen stoot. Bij 't flauwe licht van uw lantaren ziet gij daar lange rijen in lompen gehulde, in elkaar gekrompen, van koude en ellende bibberende schepsels, van schrikkelijk leed, zelfs in den slaap zuchtende menschen- kinderen, op korte smalle plankjes langs de natte van walgelijkheid druipende wanden neder- liggen. Stoot hen niet, de arme slapers, ze zouden allicht schrikken en op den grond vallen of u in de beenen bijten; een gast van 't paleis Wjasemski is tot alles in staat. Neem nu nog eens uw tooverstaf en verplaatst u in dat met rooskleurig satijn behangen vertrek van een der paleizen op het Kremlin, laat in den kroningsnacht. Een dame, prinses Dnvzhsky is bezig zich te laten aftuigen; zij is ietwat duizelig, geen wonder, zij heeft gedanst op den rand van een krater, ja op de dunne korst, die al de schitterende heerlijkheid hier boven op den Kremlinheuvel nog afscheidt van 'tverterende maar louterende vuur dat daaronder alreede brandt; geen wonder, ze hoort nog in haar ooren 't geruiseh van al 't liefs eu 't moois, dat prins Abedrtzskoy en prins Wjasemski eu al die andere prinsen haar hebben ingefluisterd. Haar dienstmaagden helpet haar ter ruste. Daarbuiten waken de slaven met den knoet in de hand en do soldaten met de scherpe zwaarden en vinnige lansen. Hebt ge nu dit alles gezien en vergeleken Vraag dan nog: wachter, wat is er van den nacht? Wat is er toch van dat nihilisme! Binnenland. ZIERIKSEE, 20 Februari '1 88 3. 's Konings verjaardag is hier gisteren op de gebrui kelijke wijze gevierd. Uit de openbare en vele particu liere gebouwen wapperde de nationale vlag't klokkenspel deed zich hooren te twaalf ure werd de Schutterij geïn specteerd, waarbij ook de Burgemeester tegenwoordig was en de muziek zich liet hooren. De Schutterij deed vervolgens een wandeling door de stad. 's Avonds werd door de Exercitie-Sociteit »Ter Eere van den Koning" onder haar ijverigen voorzitter, den sergeant-majoor M. E. Voorloop, een feestelijke vergadering gehouden, waar een aangename, prettige geest heersehte, menige toast op Koning en Vaderland werd uitgebracht en waartoe ook een oud-strijder van de Citadel was uit- genoodigd. Het is eindelijk afgeloopen, het vervelend gepraat in de Tweede Kamer over de Biliton-zaak. Met een zeer groote meerderheid van stemmen, 57 tegen 20, heeft de Ivamer de conclusie der Commissie aange nomen en daarmede als haar meening uitgesproken, dat in deze zaak, zoowel door den Gouv.-Generaal van Indië als door den Min. van Koloniën, gehandeld is met voorbijgaan van de bestaande wetten en regle menten en dat het belang des lands in deze niet is behartigd. Dat zou een vrij krasse uitspraak zijn, indien de Kamer rechtsmacht bezat, nu kan het wel zijn dat het enkel woorden verspillen en prestige- verzwakking wordt. Immers als de betrokken personen, wat men gewoon lijk noemt, «zich goed houden", dat wil zeggen alles als politiek beschouwen, dan blijft de zaak gelijk zij is en al de in deze gedane onwettige en door de Kamer afgekeurde handelingen blijven van kracht, 't welk natuurlijk overeenkomstig de bedoeling moet zijn van hen, die ze pleegdenwant het is niet denkbaar dat deze, de handelingen doende, niet zouden geweten hebben wat zij deden en dat het niet in den baak.was. Het gebeurde is wederom een bewijs van het ge brekkige, dat onze staatsinrichting nog aankleeft, en de mogelijkheid om behoudens overgroote stiptheid en wetterigheid in 't kleine, in liet groote te handelen alsof de wet er niet was. Doch al is 't nu mogelijk en zelfs niet onwaarschijn lijk, dat 't fail accompli zoo blijft en 't votum der Kamer voor kennisgeving wordt aangenomen, zoo hier als in Indië, niet te ontkennen is het dat de stelling van den Minister van Koloniën en van den .Gouv.- Genëraal in 't bijzonder en die van het geheele kabinet in 't algemeen geducht geschokt is door liet gebeurde. En er is nog meer dat te eenigertijd ook te berde zal moeten komen. Wie denkt hier niet aan de domein goederen, uitmakende het gewezen apanage van wijlen Prins Frederik? Die aanzienlijke goederen verkeeren ook nog steeds in een exceptioneelen toestand, waar voor toch, zou men zoo zeggen, geen enkele reden is. Toen indertijd aan Prins Frederik een apanage ge schonken werd, geschiedde dat geheel persoonlijk. Nu de Prins niet meer tot de levenden behoort, dienen de goederen terug te Iteeren waar zij van daan ge komen zijn.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 1