ZIERIKZEESCHE COERMT.
voor liet irrondis-
ment Zierihee.
1883. No. 9. Woensdag 31 Januari. 86ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
GEVALLEN GROOTHEDEN.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en "VRIJDAG-A VOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,Fr a n co per post f 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad -10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Per gewone regel '10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 10 regels 00 cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zeilden aan den uitgever H. LAKEA'JIAA'.
HMW—»—cmamMMMimwiuMiiMmM—«nn
Het is geen verkwikkend schouwspel, wat
de Frauscko Republiek op dit oogenblik op
levert: de houding tegenover de leden van
familiën, die vroeger over Frankrijk geregeerd
hebben. Die houding wordt door tegenstanders
en evenzeer door doctrinaire vrienden uitgelegd
als een blijk van zwakheid, en zoo is de toe
stand voor de liegeering vooral zoo onaangenaam
dat er wel eens een crisis uit zou kunnen
voortkomen.
De zaak schijnt eenvoudig genoeg, ofschoon
zij zeer ingewikkeld is. Feitelijk is de republiek
van 4 September 1870 niet vervolgziek geweest.
Zij heeft Napoleon III en zijn huis vervallen
verklaard, ja, doch zij heeft al de Bonapartes
laten leven en hen zelfs gaandeweg weder in
't land laten komen 't was of men er niet aan
dacht hen te moeien. Hadden zij ten opzichte
der Republiek ook maar zoo gedacht! Maar
't is thans gebleken, dat, ofschoon prins Napoleon
indertijd uitdrukkelijk en desongevraagd de
Republiek beeft gehuldigd, hij dit niet heeft
gemeend, doeh 't slecbls als een voorwendsel
heeft gebruikt om veilig in Frankrijk te kunnen
vertoeven, tot zoolang hij 't oogenblik gekomen
zou achten om het masker af te werpen en
op te treden als Fraukrijks redder, dat is heerscher.
Zijn mijn is ietwat te vroeg gesprongen. Behalve
de Bonapartes zijn er nog prinsen van Orleans
in Frankrijk, zelfs in militairen dienst, en we
vertrouwen dat ook de man van Froksdorff,
als hij dat gewild had, wel ongemoeid in
Frankrijk's landpalen had kunnen omwandelen.
Allerlei pretendenten hebben zich echter geroerd
't is of ze op hun gemak bet land overspannen
bebben met een net van samenzweringen. Mag
men enkele bladen gelooven, dan zou vooral
de legitimistiscke samenzwering een zeer
grooten omvang verkregen bebben. Herhaaldelijk
kwamen kleine manifestaties der monarchalen
voor, nu van royalisten dan van imperialisten.
Op meetings, bij gelegenheid van opzettelijk
daarvoor aangelegde feesten, bij bedevaarten,
ja telkens traden de vijanden der Republiek op
en dat met al toenemende stoutheid.
Nu is 't merkwaardig, dat de autoriteiten der
Republiek wel zeer ongerust waren ten aanzien
van de wezenlijke of voorgewende woelingen
der radicalen, anarchisten, nihilisten en andere
rooden, doch niets deden 0111 de toenemende
driestheid der monarchalen te beteugelen, of
schoon het toch gebleken is dat meer dan een
zoogenoemd anarchistische aanslag op ver
raderlijke wijs was aangelegd door aanhangers
van het gezag bij de gratie Gods en onder de
witte bauier der Bourbons,
Het optreden van prins Napoleon heeft echter
de maat doen overloopen en nu wil men aux
grands maux les grands remèdes toepassen
men wil kort en goed alle familieleden van
personen, die over Frankrijk geregeerd hebben,
het land uitbannen, althans een wet maken
waardoor men ze eventueel zal kunnen ver
bannen.
Er is in dit middel iets Oostersek. In het
Oosten zijn staten waar een nienw opgetreden
heerscher al zijn familieleden kortweg Iaat
opruimen. Zoo heeft men althans, als hij ook
tot een val komt, maar met een familie te
doen. Er is ook iets zeer radicaals in. Dat er
weinig christelijks in is, kan men over het
hoofd zien; in het heerseken over de volken
is ook niet veel christelijks.
Gevallen Grootheden. Hoeveel zouden er
tocli wel in Frankrijk zijn Eu in geheel Europa
We hebben er don „Almanac de Gotba" eens
op nagezien, en 't tellen inoeteu opgeven:
't wemelt in Europa van lui, die tot familiën
behooven van personen, die ergens geregeerd
hebben. Iu Frankrijk alleen, zegt men, zijn op
dit oogenblik 27 personen, die in de termen
vallen weggezonden te worden als zondebokken
de woestijn iu, omdat zij van gcregeerdhebbende
familie zijn. Wij denken dat er nog veel meer
zijn dan 27 en houden de meeste Franschen
voor verdacht van 't euvelzij zijn van eeuwen
her zeer monarchaal geweest en hun vorsten
waren altoos zeer familiaar met hun onderdanen,
inzonderheid met die der schoone sekse. In
derdaad soms zou men wanen, dat alle Franschen
min of meer gevallen grootheden moeten zijn.
Men ziet het, hoe dat iu 't bloed zit als er
weer een slimmerd de rechte snaren heeft
weten te treffen en met of zonder fusillades
als van 2 December zich ten troon beeft weten
te verheffen. Zij waren altoos eenigszins als
de kinderen Israels, die riepen met luider
stemme: geef ons een koningDat zit in 't bloed.
Eu nu zouden zij zoo op eens zoo velen uit
hun midden verbannenzoovelen, waaronder
er toch hoogstwaarschijnlijk eenigen ziju, wien
zij vroeg of laat het hosanna! zullen toeroepen.
't Is een rare geschiedenis, 't doet waarlijk
denken aan kleinheid, groote kleinheid.
Hielp het nog maar; doch 'tis een remedie,
die allicht erger is dan de kwaal. Ongemoeide
pretendenten houden op pretendenten te zijn
martelaars al is 't martelaarschap ook zoo
erg niet martelaars worden allicht populair,
vervolgde pretendenten zien buiten twijfel hun
partij groeien. Er is ook veel onbillijks in dat
verbannen of verbannelijk maken. In een re
publiek regeeren toch ook personen en voor
en na maakt de een plaats voor den ander.
Moest men dan ook niet telkens de afgetre-
deuen met hun familiën ten lande uit zetten.
En zie, men laat nu zelfs de hoofden der
Commune van 1871 losloopen.
Het komt ons voor, dat de Republiek op
een gevaarlijken weg is met haar verbaiiniugs-
plannen. Het eenige radicale middel zou zijn
al de betrokken personen dood te doen. Maar
waar zou dan 't einde ziju, aangezien er toch
altoos weer erfgenamen overblijven of vroeg
of laat opduiken En, gelijk we reeds zeiden,
vele Fransehen verkecrcn in 't geval van hooge
komaf te zijn.
Dat is in andere landen ook zoo. Daar is
b.v. Italië, daar krielt het van vorsten en vorst
innen en in Duitschlaud wemelt het er van.
Er is inderdaad niets bijzonders aan, dat men
iu een Italiaansolie of Duitsche stad in de
opera zittende, prinsen en prinsessen aan zijn
rechter- en aan zijn linkerzijde heeft en vóór
en achter ook al. De rnstelooze voortgang van
den burgerlijken stand brengt dat onwillekeurig
mede. Waar zou 't heen als men al die lui
verantwoordelijk wilde stellen voor hun voor
ouders, die eenmaal geregeerd hebben? Men
moest daar liever geen notitie van nemen.
Evenmin als een Rothschildt het helpen kan
dat zijn voorvaderen hoogstwaarschijnlijk te
Frankfort met garen en band of met schoen
smeer geloopen hebben, evenmin moest men
't iemand kwalijk nemen dat een zijner voor
zaten eenmaal op een troon heeft gezeten.
Neen, als de machtigen der tegenwoordige
Fransche Republiek verstandig en gevat willen
zijn, dan moeten zij zich sterk betoonen als er
wezenlijker aanslagen voorkomen. Laat ze dan
niet te kleinzeerig zijn en zich althans niet
zoo laaghartig als in December 1852 in ketenen
laten kluisteren. Maar zoolang de zoogenoemde
pretendenten doen wat ieder in ziju kring en
op zijn plaats ook doet: met de middelen, die
staatsinrichting en wet toelaten, trachten
vooruit en booger te komen, moesten ze hen
liever laten tobben. Iutusschen kunnen zij de
organisatie der Republiek zoo goed maken, dat
de Franschen tevreden zijn met het manna
en naar de eenmaal verlaten vleesehpotten
van Egypte niet meer talen.
Binnenland.
ZIE RI IC Z E E3 0 Januari 1 88 3.
Er bestaat eenige aanleiding om de in ons laatste
hoofdartikelje aangevangen en tot in slaapvallens toe
voortgezette mijmering nog eens weder te hervatten,
na door dat slaapje verkwikt te zijn. Inderdaad men
zou landerig en ten laatste slaperig worden, als men
zekere nu en dan voorkomende parlementaire scènes
ziet vertoonen, als in de jongste Decembermaand in
de Tweede Kamer. Het zou natuurlijk veel te ver gaan
als men uit de zonderlinge uitlating van den Min.
Pynacker Hordijk wilde afleiden, dat deze staatsman
lichtvaardig zaken en beginselen, die de liberale partij
heilig zijn, zou in de waagschaal willen stellen om zoo
doende een tijdelijk succes bij de verschillende anti-liberale
groepen te behalen. Maar toch de zinsneden betrekkelijk
art 194 der Grondwet hebben gewis menigeen met ons
pijnlijk aangedaan. Thans is er een opheldering, die
veel goed maakt, al is 't niet alles. Maar 't kan ook
wel dezen en genen ietwat gehinderd hebben dat dit
toch altoos zonderlinge incident in de Tweede Kamer
zoo weinig gerucht gemaakt heeft. Effect wel en dat 's
kwaad genoeg; doch er is eigenlijk niets over gezegd
dat de moeite waard was. Dit moge al 't effect ver
minderd hebben, 't moge een blijk zijn kunnen van de
volkomen gerustheid, waarin de liberale partij verkeert
ten opzichte der vaste grondslagen van art. 194,
't heeft zeker aan de clericale partijen wel een weinig
voet gegeven, 't kan oude reeds lang verstorven ge
waande illuzies van een mogelijke reactie, van een
soort van politiek atavisme hebben doen herleven.
Dubbel verkwikkelijk was daarom 't tafereel, dat de
Eerste Kamer verleden week heeft te aanschouwen
gegeven, toen daar bij de behandeling van de begrooting
dit onderwerp ter sprake kwam. Inderdaad men
houde ons do uitdrukking ten goede de Eerste
Kamer heeft zich in den laatsten tijd krachtig gerele
veerd. Er is een tijd geweest, dat zij den schijn op
zich geladen had van onbeduidendheid; niet alzoo
thans, vooral na 't geen verleden week zoo al in de
Eerste Kamer is omgegaan. De Eerste Kamer toonde