ZIEMKZEESCHE COURANT. voor het arrondis» seraent Zierikzee, 1882. No. 98. Zaterdag 9 December. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. De Citadel van Antwerpen. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 40 cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 4-5 regels, mits contant betaald, 52 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAN. 1832. December. 1882. II. De geschiedenis van den afval van België is over 't algemeen een nare geschiedenis. Ge durende negen jaren was zij als een fistel op onzen staatsarm. Aan enkele personen heeft zij groote voordeelen, zelfs groot fortuin aan gebracht; maar het land putte zij uit. De vereenig.ing van België met Nederland in 1815 was een groote politieke fout, die gedurende de 15 jaar dat zij geduurd heeft niet is goedgemaakt. Daar Willem I vooral aan Engeland te danken had dat België bij zijn rijk werd gevoegd, rekenden de Engelscbe staatsmannen er op voor het vervolg in het nieuwe koningrijk een soort vasalstaat en den koning een gedwee dienaar der Engelsche staatkunde te zullen hebben. Willems zelfstandigheid stelde die verwachting te leur. Vandaar dat na het uitbreken van den opstand te Brussel vooral Engeland ijverig in de weer was om den koning het hem vroeger toebedeelde gebied weder af te nemen. Te groot vertrouwen op de mogendheden en de tractaten, zeer waarschijnlijk gepaard met gebrek aan yertrouwen op zijn Noord-Neder- landsehe onderdanen, deden koning Willem in den aanvang van den opstand het nemen van flinke maatregelen verzuimen. Toen het „te wapeneindelijk werd uitge roepen, die kreet waarmede sedert zooveel toasten en geschriften geïllustreerd zijn, was het te laat om iets wezenlijks nit te voeren, het weder vereenigen van liet verscheurde konink rijk een onmogelijkheid. De resultaten, die ooit van een veldtocht, in Augustus 1881, in België te hopen waren, althans in politieken zin, hadden d. o. nooit het bloed van zoovele Nederlanders en Belgen als in dien kamp zijn gevallen, moeten waard geacht zijn. Het eenige wat daarvan te zeggen valt is dat ons nationaal gevoel daardoor wat werd opgewekt, dat we bij den vreemdeling ietwat werden gereleveerd uit de lage schatting waarin wij door de zonderlinge houding der regeering in September 1830 waren geraakt; doch eenig wezenlijk practisch resultaat is door die campagne niet verkregen, en was er ook niet door te verkrijgen. Het sedert gevolgde systeem van volharding kon ook niet tot iets anders leiden dan tot eindelijke onderwerping aan den wil der diplo maten van Engeland en de overige mogend heden, die in de jonge Pransehe Juli-monarchie een gedienstigen politie-agent of geweldige vonden, om dien wil door te zetten. Ook de verdediging der Antwerpsche Citadel, hoe roemrijk voor ons als wapenfeit, en vriend en vijand heeft dit altoos erkend was totaal onvruchtbaar, hopeloos van den aanvang af. Als politieke daad achten wij die geheele episode uit de nare historie een fout en wij zouden zeer aarzelen het vergoten bloed goed te verantwoorden te noemen. Dat er een eindschikking moest komen was voor ieder klaar en duidelijkdat dan Antwerpen niet zonder de Citadel en de ondergeschikte forten aan België zou kunnen overgelaten worden, was evenmin twijfelachtig. Waartoe kon dan dat geheele feit als oorlogsdaad dienen En had het als politieke daad wezenlijk indruk moeten maken, dan had Antwerpen niet moeten worden gespaard. Dan had men desnoods voor eiken bom, dien de Franseben in de Citadel slingerden, er tien in de stad moeten werpen. Dan zou men aan dien kant den laffen moed niet gehad hebben zoo tegen de eerst getroffen overeenkomsten te handelen als nu toch is ge schied. Het geheel was een halve daad, ja minder dan dat, het was een gruwzame dra matische vertooning, het bloed en de ellende niet waard die bet heeft gekost en in geen geval geëvenredigd aan de politieke vruchten die er van te hopen waren. Nog meer dan door den tiendaagschen veld tocht werden onze militaire deugden door de wakkere verdediging gereleveerd bij de vreemden, en dit had zeker zijn waarde doch niet daarom zal toch het bloedige drama ver toond zijn. Doch laat ons dit alles aan zijn plaats laten. Sedert December 1832 is de verdediging dei- Citadel over het algemeen bij ons te lande uit sluitend als een krijgsdaad beschouwd en de door onze 5000 dapperen behaalde lauweren zijn op het grootboek van Nederlands krijgs roem gebracht. Wie zou daar nu iets op willen afdingen Dit willen ook wij niet doen, al lazen we ook liever die gedenkwaardige episode in de boeken als een groote daad in 't groot in plaats van zoo als 't nu is geweest, een groote daad in 't klein. Geen van al die politieke overwegingen hadden echter de NederlaDdsche troepen te maken, die in 't laatst van November 1832 de Fransche vaandels in den omtrek der Citadel zagen verschijnen. Ware de Citadel van den begin af afgesneden geweest van 't Noorden, dan had de dappere en hoogst bekwame generaal Cbassé, die onder Napoleon had leeren krijg voeren, meer zelfstandig kunnen handelen. Zeer waarschijnlijk ware dan de Citadel-verdediging een feit gewordeD, waardoor geheel Europa van ontzetting en bewondering zou hebben getrild, meer nog dan dit nu 't geval geweest is; maar nu moest Cbassé de bevelen volgen, die hem uit den Haag gewerden, en daardoor is hij zeer beperkt en de zaak tot een in som mige opzichten wel ietwat dubieuse politieke daad gemaakt. Slot volgt. Binnenland. ZIERIKZEE, 8 December 488 2. Het water der rivieren is gelukkig sinds eenige dagen sterk gevallen, zoodat voor dit oogenblik het gevaar voor dijkbreuken en overstroomingen geweken is. Toch is hier en daar nog al schade geleden, vooral door het stilstaan van het vertier te water en de weinige zaken, die gedaan zijn in de bedreigde plaatsen. Op eenige punten moet er groot gevaar bestaan hebben, dat de dijken zouden doorbreken. Inzonderheid was dit zoo te Wijk bij Heusden; doch men heeft den dijk nog gehouden. Men is in dien omtrek vol belangstelling voor de zaak van den nieuwen Maasloop. Als dat werk woi'dt uitgevoerd zal er daar veel geld verdiend worden door eenige grooten en als 't op de grooten regent, druppelt het toch ook doorgaans op de kleintjes. Te Kampen is een weduwe van 100 jaar oud over leden. „POT-BOUILLE." Slot. Een oogenblik stond madam Josserand beleedigd en verslagen. Sedert zij van' de Dambrevilles was gekomen, jeukten haar de handen, er zaten klappen in de lucht. Op eens gaf zij Bertha uit alle macht een klap. Daar, je verveelt me, zie je! Wat een nuf! Zoo waar, de mannen hebben gelijk Door den schok was haar Lamartine, dien zij nog altoos vasthield, gevallen. Zij raapte hem op, veegde hem af en terwijl zij met majesteit haar balkieed liet slepen, ging zij naar de slaapkamer. Daar moest het op uitloopen, gromde meneer Josserand, die zijn dochter niet wilde weerhouden, die ook heenging met de hand aan de wang, en nog heftiger schreiende. Toen Bertha echter al tastende de voorkamer door ging, vond zij daar haar broeder Saturnin, die opgestaan was en op de bloote voeten stond te luisteren. Saturnin was een groote jongen van vijf en twintig jaar, haveloos, vreemd uit de oogen ziende, en die kindsch was gebleven tengevolge van een hersenkoorts. Zonder bepaald gek te zijn, joeg hij het geheele gezin schrik aan door aanvallen van blinde woede als men hem zijn zin niet gaf. Bertha alleen kon hem bedaren met een blik. Toen zij nog een klein meisje was, had hij haar opgepast tijdens een langdurige ziekte, en als een hond voldeed hij aan de grillen van het zieke meisje, en van dien tijd af hield hij dol veel van haar. Heeft zij je weder geslagen? vroeg hij zacht en hartstochtelijk. Ongerust dat ze hem daar vond, trachtte Bertha hem weg te krijgen. Ga slapen, dat gaat je niet aan. Ja, dat gaat me wèl aan. Ik wil niet dat zij je slaat!Zij heeft me wakker gemaakt met haar geschreeuw.Laat ze niet weer beginnen, dan sla ik alles kapot! Toen greep zij hem bij de polsen en sprak met hem als met een dier dat zich verzet. Terstond onder wierp hij zich, en terwijl hij als een kleine jongen schreide, stotterde hij Dat heeft erg zeer gedaan, he? Waar doet het zeer, laat ik het afkussen! En in 't donker haar wang gevonden hebbende, kuste hij die, en besproeide haar met zijn tranen, terwijl hij riep Nu is 't beter, nu is 't beter. Mijnheer Josserand, intusschen alleen gebleven, had zijn pen laten vallen. Het hart was hem te vol van verdriet. Na eenige minuten stond hij op en ging

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1