ZÏERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis-
sement Zierikee.
1882. No. 95. Woensdag 6 December. 85ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
De Citadel van Antwerpen.
Schetsen uit de werken van Emile Zola.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f 4,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERT ENTIEN:
Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 52 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAN.
1832. December. 1882.
I.
Vijftig jaar is een lieele tijd. Zou hij lang
genoeg zijn om thans op een objectieve be
oordeeling van belgeen in Dec. 1832 om en
bij Antwerpen is voorgevallen te mogen rekenen?
Als men den toastaelitigen toon in aanmerking
neemt, die dezer dagen in zoo menig orgaan
der publieke opinie is aangeslagen, om de ge
denkwaardigheden van het jaar 1832 te herden
ken, dan is dit zeer te betwijfelen.
Die toaststemming kan er trouwens nog wel
door als men in de feestelijke herdenking van
het bombardement der Citadel van Antwerpen,
die verleden week te Amsterdam heeft plaats
gehad, niets anders wil zien, dan de uitvoering
van 't idéé om den oud-verdedigers van de
Citadel een soort reünie en velen ouden arme
drommels, die destijds 't geweer droegen of 't kanon
bedienden, een lollig dagje en een goed maal
eten te bezorgen. Dau is zij zelfs vrij wel ge
slaagd te noemen, al is ook nu weder gebleken,
dat wij Nederlanders er niet fijn op zijn om
ietwat groote en omslachtige feestvieringen zoo
te improviseeren, dat zij niet tegenvallen voor
dezen of genen.
Doch daarom kan 't toch niet uitsluitend te
doen geweest zijn. En al was dat nu in de
allereerste plaats de aanleiding tot de Amster-
damsche reünie, deze reünie zelf kan een ge
schikte aanleiding zijn om de historische feiten
van vóór vijftig jaren zoo mogelijk door een on
beslagen glas eens van nabij te bekijken.
't Is waar, er zijn nog vele personen in leven,
die destijds een rol speelden, doch de meesten
zijn toch dood; en wat meer beteekent, de
politieke verhandelingen zijn dermate gewijzigd,
dat men zonder vrees voor opwekking van
onzaligen polilieken hartstocht wel ietwat d tête
reposée over de zaken van 1832 kan nadenken.
Wij kunnen 't niet helpen dat onze nabe
trachtingen in dien zin nu juist niet van de
aangenaamste zijn, wat betreft de gemoeds
stemming waarin zij ons brengen. Ons smaakt
de historische les, die daaruit te halen is, zoo
tamelijk hitter.
Dit wil niet zeggen dat wij niet van harte
instemmen in den lof, die dezer dagen weder
vernieuwd is over onze wakkere krijgers, die
in de Decembermaand van 1832 zoo luisterrijk
de eer der Hollandsche driekleur hebben gehand
haafd. Integendeel, ons trilt de borst bij de
herinnering aan zooveel schitterende bewijzen
van heldenmoed en mannelijke kracht als onze
dapperen onder den grijzen bajouettengeneraal
en zijn staf hebben geleverd en die terecht de
bewondering van geheel Europa gaande maakten.
Alleen maar vinden we dat het nu tijd wordt
om met een enkel woord te doen opmerken
dat 't wel wat jammer was, dat zooveel goed
en edel bloed moest vergoten worden voor zoo
slechte zaak; want deze was immers geen zaak
van gezond verstand, noeh van 't wezenlijke
belang des vaderlands, maar veelmeer een zaak
van de hoogere politiek, waarvoor de gemeene
man zijn bloed en leven moest wagen en ook
verspelen, doch waarmede voor hem en voor
't land letterlijk niels te winnen was, dat prac-
tisehe waarde had. Kunnen eenige krijgslaurieren
zonder meer opwegen tegen den duren prijs
van zooveel bloedbloed van Hollands en
Fraukrijks beste en krachtigste mannen, wien
toch waarlijk de zaak persoonlijk niet in 't minste
aanging
Wordt vervolgd.)
Binnenland.
ZIERIKZEE, 5 December 1 8 8 2.
Heden morgen werd alhier van Burghsluis aange
bracht de equipage van het Engelsche schip «Ionian",
kapt. W. B. Bradbury, komende van Sunderland met
steenkolen naar Hellevoetsluis bestemd.
Genoemd schip is gisteren namiddag op de Onrust
plaat aan den grond geraakt en zal waarschijnlijk
totaal verloren zijn. De Reddingsschokker is gisteren
avond ter assistentie derwaarts vertrokken.
Namens den Minister van Binnenlandsche Zaken
zijn de Gemeentebesturen van Zeeland door Ged. Staten
dier provincie uitgenoodigd om vóór 1 Januari 4883
de volgende vragen te beantwoorden
1°. Hoeveel gegoede personen hebben in de laatste
tien jaren bun hoofdverblijf in uwe gemeente opge
heven, om zich elders te vestigen?
2°. Waar hebben zij zich gevestigd?
3°. Hoeveel betaalde ieder hunner in het laatste
jaar vóór hun vertrek: a. aan hcofdelijken omslag;
b. aan opcenten op de grondbelasting; c. aan opcenten
op het personeel?
4°. Meent uw bestuur, dat het vertrek van sommige
dier personen geschiedde, ten einde te ontkomen aan
den druk der belastingen? Zoo ja, hoeveel van de
bedoelden vertrokken naar uwe meening om deze reden
Het is een veeg teeken voor ons gewest, dat het
in de bovengeschreven vragen bedoelde verschijnsel
zich voordoet en wel in die mate dat de Regeering
reden vindt daarvan een statistiek te doen maken.
Het doet onwillekeurig denken aan het oude spreek
woord, dat als het schip zinkt, de ratten het langs
de meertouwen ontloopen.
Nu schijnt verloop of verplaatsing der meergegoede
familiën bij ons te lande een verschijnsel te zijn, dat
zich inzonderheid in deze eeuw meer in het oogloopend
heeft voorgedaan. Het is een onderdeel van het alge-
meene verschijnsel der centralisatie van de bevolking
naar enkele groote plaatsen.
Voor de gemeenten is echter het heengaan van
gegoede familiën een groot verlies. De druk der be-
„POT-BOUILLE".
IX.
I-Iortense, het is niet verstandig van u, zoo te
spreken Als deze knaap u nu ook eens in den
steek laat, om weer naar haar terug te keeren, die
hij om u verlaten had?
Dat 's mijn zaak, herhaalde het meisje even
kortaf.
Bertha, op de hoogte van deze historie, waarover
zij dagelijks met haar zuster redeneerde, luisterde toe.
Evenals haar vader had zij voor 't overige medelijden
met de arme vrouw, die, na vijftien jaar met Verdier
gehuisd te hebben, op straat gezet dreigde te worden.
Maar madam Josserand kwam er tusschen.
Laat dat zoo! die ongelukkigen komen toch
eindelijk allen in de goot terecht. Maar Verdier zal
nooit flink genoeg zijn om zich van haar te scheiden.
Hij laat je loopen, mijn lieve. Was ik in jou plaats
dan wachtte ik geen seconde om een anderen man te
zoeken.
Hortense's stem werd scherper, ter.wijl twee bleeke
plekken haar naar de wangen stegen.
Mama je weet hoe ik ben Ik wil en ik zal
hem hebben. Nooit zal ik met een ander trouwen, al
moest ik honderd jaar op hem wachten.
De moeder haalde de schouders op.
En nu zegje nog dat anderen domme ganzen zijn
Sidderend sprong het meisje op.
Nu, laat mij met vrederiep ze. Ik heb mijn
konijn op, en ga liever slapen. Daar 't u niet gelukt
ons uit te huwelijken, moet ge ons toch wel toelaten
dat wij 't naar ons eigen zin doen.
Hierop ging zij heen en deed de deur met geraas
toe. Madam Josserand wendde zich met majesteit tot
haar man en zei heel diepzinnig:
Zoo ziet ge nu mijnheer, hoe gij ze hebt opgevoed
Meneer Josserand sprak niet tegenin afwachting
dat hij weer zou kunnen gaan schrijven, zat hij kleine
inktstippen op een zijner nagels te maken. Bertha had
haar brood op en likte met den vinger haar-glas uit.
Zij zat daar goed, met een warmen rug en haastte zich
niet, daar zij weinig lust had zich in haar kamer
bloot te stellen aan het kribbige humeur harer zuster.
Dat is nu het loonging madam Josserand voort,
terwijl zij weder de eetzaal op en neer ging loopen.
Twintig jaar lang ligt men krom voor die juffertjes,
men slaapt op stroo om er nette dames van te maken,
en zij doen ons niet eens het genoegen ze naar onzen
zin uit te huwelijken. Zoo ik hun nog iets geweigerd
had! maar ik heb nooit een cent gehouden, ik bezui
nigde op mijn kleeding en kleedde ze alsof wij vijftig
duizend francs rente te verteren hadden Neen,
maar dat is al te erg! Als die nesten een
opvoeding genoten hebben, van den godsdienst precies
zooveel als noodig is, en het air van rijke meisjes,
dan laten zij u los, dan spreken ze van met ad vokaten
te trouwen, met avonturiers die in losbandigheid leven
Hier bleef ze voor Bertha staan en dreigde deze
met den vinger
En jij, als jij den weg opgaat van je zuster,
dan zal je met mij te doen hebben.
Toen begon ze weer heen en weer te stappen, bij
zicbzelve pratende en van 't eene denkbeeld op het
andere springend, terwijl zij zicbzelve tegensprak met
al de driestheid van een vrouw, die altoos gelijk heeft.
Ik heb gedaan wat ik moest doen en woest ik
het overdoen ik deed weer zoo Slechts zij die
verlegen zijn verliezen het in de wereld. Geld is geld;
als men het niet heeft, doet men best met naar bed
te gaan. Ik voor mij, als ik twintig sous had, heb ik
altoos gezegd dat ik er veertig hadwant daarin zit 'm
de wijsheid alleen, het is beter benijd dan beklaagd
te worden Wat heeft men er aan of men al goed
geleerd is, als men geen goede kleeren aan heeft, dan
minachten de lui u. Dat is niet billijk, maar het is
zoo Ik zou liever vuile rokken dragen, dan een
katoenen japon. Eet aardappelen, maar zorg dat je een
gebraden haan hebt als je menschep ten eten hebt
En wie anders spreken zijn stommeriken
Dit laatste was op haar man gemunt, dien zij nu
stijf aankeek. Uitgeput en niet aan een nieuw gevecht
willende, was deze laf genoeg te verklaren;