ZIERÏKZËESCÏÏOÖÜRMT.
1882. No. 77. Woensdag 4 October. 85ste jaargang.
ZIET MEN NU WEL
dat er op den duur voor de Nederlandsche
staatspartijen geen ander diletnna overblijft dan
ditliberaal of e 1 e r i c a a 1 Ziet men nu
wel dat de aap meer en meer uit de mouw komt
en dat do tijd niet ver meer is, dat de belangen
der wetgeving, de staats- en algemeene volks
belangen niet meer de onderwerpen van bemoeiing
der volksvertegenwoordiging zullen uitmaken,
maar voor de eene helft eenig en alleen de
overwinning van 't cleriealisme 't doel, en voor
de andere helft slecbts een krachtige verdedi
ging tegen dat gevaarlijke monster 'teenige
lot zal zijn
Het is reeds vrij lang geleden dat wij als
ons gevoelen hebben te kennen gegeven, dat
liberaal of clericaal de beslissende for
mule zou worden om uit de doodloopende steeg
te geraken, waarin wij door de jammerlijke out-
aarding der partijen zijn verdwaald en zoo lang
schier blindelings hebben doorgekuierd.
Wie de verleden week gehouden allermerk
waardigste discussies over bet antwoord der
Tweede Kamer op de Troonrede aandachtig
heeft gevolgd, behoeft nu niet meer te twijfelen
waar bet been moet. De clerieale vlag is onder
trompetgeschetter en tromgebom met akelig
onheilspellend stemgesuork opgestoken, en daarop
is een eerste monstering gevolgd van de strijders,
die zich onder baar gingen scharen.
Door den eenen met snerpend en tegelijk
glibberig cynisme, door den anderen met koperen
koppigheid om op 't oude aanbeeld te blijven
hameren, door den derden als 't ware in opzet
telijke blindheid voor de geschiedenis der jongste
eeuw, door allen die er bij behoorden gezamen
lijk met een zeker pleizier in bet treurige werk
dat zij verrichtten, werd afgekoudigd dat het
hun niet te doen is om den staat en zijn belang
noch om het volk en zijn rechten en weuscken,
maar om de kerk en baar belangen, of, wat
in de practijk op 't zelfde neerkomt, om de eere
en den dienst Gods.
Het is onbegrijpelijk hoe mannen, die toch
geen idioten zijn, die wel tot de wakkeren der
natie belmoren, die zelfs (volgens de eigen ver
klaring van één hunner) altemaal «heldere
koppen" zijn, zoo kunnen verstrikt worden in
de doornstruiken van het cleriealisme. De ver
blinding moet wel groot zijn, tenzij de bereke
ning nog grooter zij, 't geen men baast zou
vermoeden als men overweegt wat verleden
Donderdag zoo al gezegd is.
De strijd ontbrandde bij de behandeling van
de achtste paragraaf van het adres van ant
woord, in welke paragraaf wordt gezegd, dat
de Kamer «gaarne het ontwerp tot wijziging
van de wet op bet middelbaar onderwijs, dat
in gereedheid wordt gebracht, in overweging
wil nemen". De liceren Lobman en Keucbenius
badden daarop een amendement voorgesteld,
strekkende om er ook bet lager onderwijs bij
te halen. De voorgestelde toevoeging luidde:
«Bij de steeds toenemende ontevredenheid over
den toestand van bet lager onderwijs schijnt
ook herziening der wetgeving omtrent dien tak
van bet onderwijs noodig."
Uit de toelichting bleek zonneklaar, dat het
eigenlijk niet te doen was om tot een herzie
ning der wet van 1878 te komen, noch om
het vvenschelijke of noodzakelijke daarvan aan
te toonenneen, liet was enkel een politieke
zet of uitval om door stemming uit te zien
maken wat de Kamer wilde: 'tparlementair
beginsel in de wetgeving, of de heerschappij
van 't recht, zooals de heer Lobman dat be
grijpt, nl. 't recht van de anti-revolutie om te
dcereteeren wat er gebeuren moet, desnoods
tegen alle parlementen in, 't absolutisme dus, of
't beginsel der volkssoevereiniteit, gelijk dat in
de Grondwet aan 't monarchale beginsel gehuwd
is. En dan nog wel een absolutisme staande ouder
de souvereiniteit der mannen, die zich opwerpen
als met den „Allerhoogste" in zulk een nauwe
relatie te staan, dat zij ziob diens organen
durven achten.
Was 't wonder, dut de ultramontanen zich
als één eenig man bij den Dortenaar aausloten
Geenszins, want beider streven is ongeveer
hetzelfde, al zullen ze ook eenmaal, samen eens
tegelijk in 't gareel gespannen, elkaar vertrappen
en verscheuren.
Recht voor allendat zou dan do nieuwe
leus zijn onder welke de ciericalen ten strijde
willen trekken tegen de liberalen, tegen de
beschaving dezer dagen, tegen de kinderen en
kindskinderen der martelaren van de groote revo
lutie van 't laatst der vorige en deze geheele
eeuw. „Recht voor allen" in den mond der
clerieale partijen Is 't geen cynisme, geen tegen
beter weten in gespeeld spel met woorden en
zaken, die ieder heilig moesten zijn? 't Is als
hooreu we een troep grijpende wolven onder
schor gehuil den herder en zijn bond bespringen
om hun de kndde af te eisehen onder de leus
«recht voor allen", dus ook voor de schapen
otn door de wolven opgevreten te worden.
De lieer Schaepmau schaarde zich naast den
heer Lohman en hief mede de leus aan «recht
voor allen", en opdat niemand zou vragen of
hij zijn ooreu wel kon vertrouwen en wel goed
verstond, voegde hij zelf er hij, dat dit «geen
phrase was maar degelijke ernst". Dat het
geen phrase was, was daarmede echter niet
bewezen, 't was en bleef een phrase, en wel
een cyniseh-ironische phrase, gelijk later de beer
van Houten, ofschoon iu fijne parlementaire
bewoordingen, zoo vrij was vol te houden.
Later debiteerde de heer Scbaepman nog een
andere phrase, zoo mogelijk nog plomper, n.l.
deze >ook wij (de ultramontanen) zijn voor de
vrijheid en het recht en wenseben ook recht
voor de ketters, maar nooit of nimmer voor de
ketterij." Zoo dit geen plompe phrase is, dan
weten wij van Diets meer. Immers de syllabus
verwerpt juist dat «voor de vrijheid" zijn, en
uit de kerkhistorie blijkt op elke bladzijde dat
voor de ketters 't recht overbleef van verbrand
of verdronken, gehangen of onthoofd, gerad
braakt of vergiftigd te worden. Wat die uitval
tegen de ketterij aangaat, dat is niets dan
phrase, daar 't immers precies 't zelfde is of
men de ketterij vervloekt of niet als men de
ketters laat loopen.
Het amendement Lobman-Keuchenius, zooals
dat door den eersten werd ontwikkeld en ge
karakteriseerd als een politieke zet, gesteund
door de ultramontanen, zooals dat gedaan werd
bij monde van den beer Schaepman en anderen,
't was niets anders dan de aan 't liberalisme
toegeworpen handschoen, met 't briefje er op
„droit divin onder priestergezag."
Wie hieraan nog mocht twijfelen, kon door
den heer Keucbenius op de hoogte geholpen
worden. Met een stalen voorhoofd zette deze
zich schrap tegen de lessen der wereldgeschie
denis en riep God natuurlijk den God dien 't
brein van den heer Keuchenius zich gemaakt
heeft - in de Kamer om daar al weder recht
voor allen te doen beerschen. Hij gaf tevens
een wenk aan 't Huis van Oranje dat is ge
roepen de rechten van 't Nederlandsche volk en
zijne vrijheid van godsdienst en geweten te
eerbiedigen, en dat wel in de richting die
strekt tot verheerlijking van den Allerhoogsten
en erkenning van Christus als de overheid van
alle macht en gezag. Tot die leer beeft ook
Koning Willem I medegewerkt bij zijn deel
neming aan het Heilig Verbond."
Phrases, bolie phrases, der historie en 't
gezond verstand in 't aangezicht gesmeten,
anders niet! Doch ondertusschen komt zoo de
aap uit de mouw en komt de natie te weten
wat zij te wachten heeft: strijd om uit te
maken liberaal of clericaal, vrij of
met ziel en lichaam gevangen en overgegeven
aan de willekeur van hen, die zoo precies weten
wat de „Allerhoogste" eigenlijk wil.
Zou de heer Keuchenius inderdaad meenen,
dat bet „Heilig Verbond", een heilig verbond
geweest is, al was 't ook een tableau vivant door
de hoofden der redactie den verbluften volke
te kijk aangeboden Hij moet dan al een won
derlijk begrip van heiligheid hebben.
Ook aan de Katholieken gaf de heer Keu
chenius een wenk. Als 'tHuis van Oranje"
eens a, la Willem I mocht gaan optreden naar
't hart des liceren Keuchenius, dan weten de
Katholieken wat zij te wachten hebben, dan
zal hun de vleeschtand wel worden uitgetrokken
die onder 't bestaan van 't liberale regime, dat
is onder de heerschappij van de constitutie van
1848, zoo goed ontwikkeld is, dat ze meenen
er uu zelfs 't geheele liberale beest wel mede
te kunnen verscheuren. Maar onder Willem I,
dien Keucbenius terug wenscht, heulden zij
met datzelfde beest, doch dat was destijds om
van den dieust des Allerhoogsten volgens de
opvatting van wie weet wien, doch door de
hand en naar het voorschrift vau Willem I,
verlost te worden.
Ook schijnt de heer Keuchenius bij het debi-
teereu zijner phrases ernietaan gedacht te hebben,
dat de orthodoxe gereformeerden, juist zij die bij
de thans drijvende anti-revolutionaire richting nog
te licht zoudeB bevonden worden in de leer,
onder Willem I 't lang niet malsch gehad hebben,
waarvan de heer Groen indertijd nog al iets
heeft weten te vertellen.
Hoe echter dit alles zij, - we weten thans
waaraan men ziob te honden heeft. Voorloopig
zijn de ciericalen met 48 tegen 31 stemmen
geslagen. Dat hindert niet, heeft de heer Lohman
al vooruit gezegd, want 't was niet te doen om
herziening der onderwijswet van 1878, 't was
enkel te doen om 't hart eens te luchten en
de neuzen te tellen. Welnu, dat doel is al
vrij wel bereikt.
Den heer van Houten komt de palm
der overwinning toe in 't parlementaire mond-
gevecht, waarin dit eerste treffen heeft bestaan.
Dat hij daags na ziju overwinning op zijn
beurt een kleine nederlaag leed in de afstem
ming zijner motie tot het overleggen van het
geheele crisis-archief met dat van 1879 in
cluis, en dat wel met 49 tegen 23 stemmen,
spijt ons niet.
Er kan uit die stemming wel eenigermate
wordeu afgeleid, dat de heer van Houten, on
danks ziju eminente gaven en groote talenten,
toch de man niet Zijn kan om de liberalen
aan te voeren in den aanstaanden strijd hun
door de ciericalen aangezegd. Daarvoor is
iemand van andere trempe noodig, die ook te
zijner tijd wel zal gevonden worden in de ge
lederen van de verdedigers der waarachtige
vrijheid vau den mensch en der heerschappij
van 't constitntioneele recht.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 3 October 188 2.
Het bouwen der school in de Nieuwe Boogerdstraat
alhier is aangenomen door de heeren J. v. d. Linde
en F. T, Wisse voor f 34,125.
Maandagavond ruim een half uur na zonsondergang
vertoonde zich hier een zeer fraai lichtverschijnsel aan
den hemel. Het was een onbewolkte lucht met ontelbare
sterren aan 't donker gewelf. Nu werd het in 't Westen
zeer licht, 't was of een groot electrisch licht ontstoken'
was achter den horizon, dat zijn lichtbundels straals-