ZIERIKZEESCHE COURANT voor liet ari'ondis- seieiit Zierikee. 1882. No. 74. Zaterdag* 23 September. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD DE TROONREDE. Vergadering van den Gemeenteraad Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f i, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad '10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel '10 cent. Huwelijks-, G eb oorte en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mits contant betaald, 52 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAN. Zelden beleefden we een parlementair jaar, zoo dor, zoo ledig, zoo armelijk, zoo letterlijk doorgesukkeld als het jaar 1881'82. Lusteloos heid, onbestemdheid in de eerste helft, een vervelende crisis in de laatste helft. In de natuur wilde 't geen zomer worden, in 't parlement wilde 't zelfs geen dag wordenweken aan elkaar bleef de ondoorzichtige sluier van een halve crisis hangen, zonder dat er ook maar nu en dan een ietwat betrouwbare voorspelling van mooi weer of desnoods van storm ons uit den dommel kwam schudden. Het Kabinet is echter herboren en nu is 't er weer, wakker en opgefrischt, willen we hopen, door de lange rust. Zelden ook vernamen we een belangrijker Troonrede, dan de Maandag j.l. door Z. M. uitgesprokene. Deze Troonrede bestaat natuurlijk voor een gedeelte uit gelegenheidszinnen, die men wel nemen kan voor 't geen ze zijn, nu de sleui- die er altoos in wil hebben en hun gemis misschien aan iets ergs zou kunnen doen denken. Zoo is 't met de buitenlandsche betrekkingen, die van den „meest vriendschappelijken aard" zijn, al valt er ook geen enkel blijk van die groote vriendschappelijkheid op te merken, ja al heeft onze handelsmarine zich ook zien weg zenden uit de Duitscke kustvaart en al heeft Frankrijk ons een kandelstractaat in de hand willen stoppen, dat onze Tweede Kamer niet gebruiken kon. Zoo is 't ook met het telken j are terugkeerende kompliment aan het leger en de vloot, ofschoon wij noeh een militaire noch een maritieme mogendheid zijn en 't keirleger der burgerlijke dienaren van den Staat, alsmede dat der hand werkers, visscliers, landbouwers en kooplieden even zeker hun best doen om werkzaam te zijn in eigen en algemeen belang, al gewordt hun ook daarvoor geen bedankje. Wat er overschiet van hetgeen omtrent Indië en de West gezegd wordt, als men er de mitsen en maren aflaat, willen we nu hier niet blootleggen, de koloniën kunnen evenmin als vloot en leger en buitenlandsche mogendheden in een Troonrede gemist worden. Of er binnenkort iets degelijks zal gedaan worden om te verhinderen dat onze soldaten en officieren, roemloos en nutteloos om hoekeu en kanten door de bevriende en bevredigde Atjehers worden neergeschoten, blijkt uit de Troonrede niet. De meer beteekenende punten der Troonrede zijn de aankondiging der belasting-hervorming, zoowel Rijks- als plaatselijke; die van een herzieningsontwerp der wet op het middelbaar onderwijs, voorstellen betrekkelijk het kiesrecht, en een Staatscommissie tot voorbereiding van een Grondwets-herziening. Ziedaar inderdaad belangrijke zaken genoeg. Belasting-hervorming is sinds jaren noodig geacht, alleen over de manier hoe, verschillen de meeningen. Een algemeen radicaal hervor mingsplan hebben we nog niet gehad, partieele herzieningen hebben meer dan weuschelijk was naar men zegt, bijgedragen tot de desorganisatie van ons belastingstelsel in 't algemeen, of ze leden schipbreuk in de Kamer, 't Zou geen kleine glorie zijn voor dit Kabinet en deze Kamers, als zij eens iets afdoends tot stand brachten om den druk der lasten meer even redig te maken aan de krachten en de belas tingen meer productief voor de schatkist. Ook zonder totaal nieuwe belastingen zou door her vorming al veel te verbeteren zijn. Het ontwerp tot wijziging der wet op liet middelbaar onderwijs wordt in gereedheid gebracht; het is dus wel niet te wachten in het nieuwe parlementaire jaar. 't Is echter al iets dat de behoefte aan zulk een herziening erkend en luide uitgesproken wordt. De paragraaf, die gewijd is aan de nieuwe strafwetgeving, is reeds eenigszins geanticipeerd door een onlangs vernomen mededeeling van den Minister, dat het nieuwe strafwetboek took nog zoo spoedig niet zal ingevoerd kunnen worden, in 1883 althans zeker niet. Het meest van belang is voorzeker wel de aankondiging van de aanstaande benoeming eener commissie tot voorbereiding van een herziening der Grondwet. Wij achten dien tijd nog niet rijp voor de herziening onzer hoogste staatswet, maar zulk een herziening zal toch op den duur onver mijdelijk worden. Wanneer de partijen elk van haar standpunt aan de noodzakelijkheid van Grondwets-herziening gaan denken; wanneer 't reeds gebleken schijnt dat afdoende verbe tering van sommige andere wetten niet wel mogelijk is zonder Grondwets-herziening, dan wordt die herziening der fundamenteele wet op den duur een onvermijdelijk noodige zaak, daar anders het crediet der Grondwet onder mijnd zou worden. En zoover zijn we thans wel er mede gevorderd. De aankondiging eener aanstaande herziening -- immers een commissie van enquête en voorbereiding doet reeds die noodzakelijkheid veronderstellen kan er nu toe gaan leiden dat er een nienwe partijformatie ontstaat. Met een stand der partijen zooals die op dit oogen- blik is, zouden we van de herziening weinig heil durven verwachten. Do behoeften en eischen dienen eerst wat nauwkeuriger uitgesproken en geformuleerd te worden, 't welk als 't er toe komt wel tot eenige verschikking iu de partijgroepeering zal dringen. De Tweede Kamer heeft in de zitting van Dinsdag haar candidatenlijst voor het voorzitterschap opgemaakt. De volgende nomi natie werd vastgesteld: 1°. de heer O. v. Rees; 2°. de heer Cremers; 3°. de heer van Nispen. In de Eerste Kamer zijn de werkzaam heden hervat met een rede van den heer Jhr. Mr. F. J. J. van Eijsinga, die door Z. M. tot voorzitter voor het nieuwe zittingjaar was benoemd. Deze rede luidt aldus. Mijne Heeren: »Door 's Konings vertrouwen op nieuw tot dezen zetel geroepen, gevoel' ik mij daardoor ten hoogste gevleid en vereerd. »Uw welwillende steun, dien ik in zoo ruime mate mocht ondervinden, geeft mij moed om die gewichtige en dikwijls moeielljke taak weder op mij te nemen. vliet zittingjaar, dat achter ons ligt, kan voor onzen wetgevenden arbeid zeker niet vruchtbaar genoemd worden. De politieke atmosfeer was niet zuiver. »Er was storing in den dampkring, en de buien dreven somwijlen zoodanig tegen elkander in, dat het niet altijd gemakkelijk uit te maken was van waai de wind kwam. »De gevolgen bleven niet uit. »Het Ministerie meende in dien toestand niet te kunnen voortleven en vroeg zijn ontslag. Vandaar een crisis, die en liet kon wel niet anders verlammend gewerkt en althans de uit komsten op wetgevend gebied belemmerd en tegen gehouden heeft. »Dank zij den kalmen en welgezinden geest van het Nederlandsclie volk, zijn de zaken gaande gebleven, de orde werd in geen enkel opzicht gestoord. »Met geringe wijziging zien wij het vorige Kabinet weer 'voor ons optreden. »Moge het den afgebroken draad met goed gevolg weder opvatten en, gesteund door de samenwerking van 's lands Vertegenwoordiging, dien loop aan de zaken geven, dat het verzuimde worde hersteld, en het belang van Koning en Vaderland, onder hoogeren zegen, zooveel mogelijk worde bevorderd. »Met de verzekering, dat ik zal voortgaan naar vermogen uwe werkzaamheden en beraadslagingen met 01-de en onpartijdigheid te leiden, verklaar ik het voorzitterschap van de Eerste Kamer der Staten- Generaal te hebben aanvaard". Op voorstel van den Voorzitter zal de Eerste Kamer een adres van antwoord op de Troonrede tot Z. M. richten. T E ZIERIKZEE, gehouden den 18 September 1882. Voorzitter Mr. J. Mauritsz Ganderheijden, Bui-ue- meester. Afwezig zijn de heeren Mr. van Manen en W. A. Ochtman. De notulen van het verhandelde in de vorige ver gadering worden voorgelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen 1°. een brief van Gedeputeerde Staten, houdende terugzending van de door lien vastgestelde rekenmo del- dienstdoende Schutterij over 1881 2°. een schrijven van den onderwijzer F. H. Dikschei, houdende dankbetuiging voor de hem onlangs ver leende gratificatie. Voor kennisgeving aangenomen 3°. kennisgevingen van C. Bierens en L. C. Straub, dat zij deze gemeente metterwoon hebben verlaten en daarom aanspraak hebben op afschrijving van Hoofde- lijken Omslag. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt afschrij ving verleend aan den eerste voor f 2,80 en aan den tweede voor f '1,865. Daarna brengt de Voorzitter ter tafel, eene door Burgem. en Weth. opgemaakte aanbevelingslijst van benoembaren voor de betrekking van leeraar in de Natuur- en Werktuigkunde, Kosmographie en Wis-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1