Buitenland Omtrent de millioenenjuflVouw deelt de Rolt. Ct. j nog het volgende mede: Wat Jannetje Struik ook moge zijn, handig is ze zeker; van aandoening bij haar is geen spoor. Toen haar bij de instructie in de oude gevangenis mede gedeeld werd, dat, als ze niet zeide waar de juweelen waren, de justitie genoodzaakt zou zijn haar in hechtenis te houden, gaf zij kalm ten antwoord, dat men dat kon doen, maar sprak tevens de vrees uit, dat dan de betaling van het geleverde misschien nog een poos achterwege zou blijven. Als zij weder opmerkzaam gemaakt werd, dat, indien de juweelen terechtkwamen, zij misschien ontslagen zou worden, antwoordde zij, dat zij wel wist waar ze waren, zij had ze zelf weggelegd, maar waar, dat zou zij nimmer zeggen. Haar beweren schijnt ook thans weder in deze zaak te zijn»het is mij geleverd op onbepaalden datum en ik zal het betalen. Maar wanneer? Het bevel tot voorloopige inhechtenisneming is Zaterdag aan haar op haar kamer in de gevangenis beteekend, daar dit wegens een kleine ongesteldheid niet op de gewone plaats beneden kon geschieden. Ook de instructie was niet zoo levendig als den vovigen dag. Huiszoekingen worden echter steeds voortgezet en hernieuwd, maar Jannetje Struik schijnt een meesteres in het wegstoppen te zijn, want tot heden zijn de juweelen nog niet gevonden. Ver schillende getuigen, o. a. de broeder van cle gedetineerde, woonachtig te Apeldoorn, worden verwacht om in deze zaak en betreffende haar verleden en de basis, waarvan zij uitgaat, inlichtingen te geven. Een paard, voor een tilbury gespannen, schrikte te Harlingen voor een fladderend zeil en sprong door een raam in een woonkamer, terwijl het rijtuig op de stoep bleef staan. Benoemingen, Besluiten, enz. Z. M. heeft ingetrokken, op zijn verzoek, de benoeming van den heer C. C. P. Pierssens, tot kantonr.-plaatsverv. te Hulst. Benoemd tot gezworen van den Soelekerke-polder, M. Maris; tot plaatsverv.-dijkgr. van den Schorer-polder, J. Polderdijk. Generaal majoor Pel is door Z. M. den Koning benoemd tot ridder 2de kl. en groot-officier der orde van den Gouden Leeuw van Nassau met de zwaarden. Egypte. De veldtocht is nu aangevangen, en de regen van overwinningstelegrammen ook. Nu moeten, mensche lijker wijs gesproken, de Engelschen wel goedkoope lauweren behalen, omdat zij zooveel op de Egyptische soldaten, die hen moeten bevechten, vooruit hebben. Wel zijn deze laatste op sommige punten talrijker dan zij, doch de Engelschen overtreffen hen waarschijn lijk wel in geoefendheid en taktiekwel hebben de Egyptische troepen even goede wapens als de Engel schen, doch de laatsten hebben ze zeker beter leeren hanteeren; wel zal de Egyptische soldaat in persoon lijke dapperheid niet voor den Engelschman onderdoen, doch uit menig verschijnsel blijkt, dat de Egyptische soldaten niet van harte vechten. Zij schijnen te doen of cle zaak hun eigenlijk niet aangaat en zich zooveel mogelijk van ernstige gevechten te onttrekken. Hieruit zou men kunnen afleiden, dat het toch waar moet zijn dat de beweging door Arabi aan den gang gemaakt, geen we-enlijk nationale te noemen is. Althans volgens mededeelingen, die aan de officieele Engelsche berichten ontleend zijn, verklaren de gevangenen en sommige hoofden en officieren, die vrijwillig zich aan de Engel schen hebben krijgsgevangen gegeven, dat de dwinge landij van Arabi-pacha met tegenzin wordt verduurd, dat men te Cairo tegen liem is, enz. Yooi 't overige is aangaande de beweging op het oorlogsterrein weinig van belang te zeggen. Wat de officieele Engelsche berichten daarvan vertellen, is blijkbaar zeer geretoucheerd en opgeluisterd, om niet te zeggen, dat het niet het minste geloof verdient. Als b.v. geseind werd dat generaal Wolseley zich een ganschen dag tegen een overmachtigen vijand staande hield, dat 's avonds of 's nachts versterkingen kwamen, dat hij zelf weder naar Ismaïlia terugreed om het plan voor den volgenden dag te maken, clan kan dit ook beteekenen dat de Engelschen dien dag braat klop hebben gehad en dat Wolseley 's avonds maar naar zijn hoofdkwartier terugreed om cle mogelijkheid te ontgaan, dat hij door den overmachtigen vijand werd ingerekend, 't geen hem als opperbevelhebber natuurlijk niet mag overkomen. TJit de legerberichten zou men opmaken, dat Wolseley als een andere Napoleon in snellen marsch voortrukte en reeds bij Cairo stond. Slaat men een blik op de kaart, dan kan men zien, dat de troepen wel vlug vervoerd zijn van Alexandria naar Port-Said en van daar naai- Ismaïla, doch dat de tocht landwaarts in, J langs het zijkanaal en den spoorweg naar Cairo, voetje I voor voetje gaat, zoodat cle Engelschen b.v. op dien »roemrijken dag" niet meer clan een goede Engelsche mijl geavanceerd zijn. Zonderling klinkt het als men leest dat Admiraal Seymour den oprnarsch krachtig ondersteunde met een stoomsloep waarin een mitrail leuse, en door met die sloep «heen en weer" te varen in het zoetwater-kanaalmet heen en weer varen in een smal kanaal komt men toch niet ver vooruit. Het is trouwens wel té verklaren dat het voortrukken niet snel gaat. De spoorweg is onbruikbaar gemaakt, aan een genoegzaam aantal schuiten om langs het kanaal vooruit te komen ontbreekt het, bovendien is dat kanaal afgedamd, en cle wegen ontbreken. De sol daten moeten onder tropische hitte, zonder eenige andere beschutting dan hun hoofddeksel, tot de knieën toe soms door het heete losse zand waden. Zoo kan het niet vooruit gaan en 't zou dwaas zijn dit van cle soldaten te eischen. Daarom vinden wij 't ook dwaas dat er verteld wordt in de officieele berichten dat zij 't toch deden. Van de verliezen, die geleden zijn in de gevechten, zwijgen de officieele berichten. Toch zouden we zeggen dat waar gehakt wordt ook spaanders vallen en als de Engelschen weinig of geen gewonden en dooden krijgen, zijn ze zeker op eens in Transvaalsclie boeren herschapen. Aan zonnesteek verliest de troep er althans menigeen, 't geen niet te verwonderen is. De Lesseps' houding is niet anders dan zonderling te noemen, 'fc Is of generaal Wolseley hem een toover- spreuk heeft ingefluisterd of een talisman onder den neus gehouden. Dit laatste kan waar zijn, een talisman n.l. in den vorm van zóóveel of zóóveel aandeelen in 't kanaal, of van een paar millioen om op zijn tong te leggen. Dat Arabi-pacha cle Lesseps een verrader noemt, laat zich op die wijs best verklaren. Het dal, waardoor de Engelschen naar Tel-el-Kebir marcheeren, Wadi Tumilat of El Wade, d. i. liet dal bij uitnemendheid, zooals de Arabieren het noemen is een tamelijk diepe vallei in cle Arabische woestijn. De Egyptologen beweren, clat in overoude tijden een arm van den Nijl hier zijn weg door de Timsah- en Bittei meeren in de Róode Zee vond. Later werd hier door de Pharaohen het kanaal gegraven, dat den Nijl met de Roode Zee verbond. Sporen van oude steden wijzen clan ook op een verdwenen toestand van be schaving. Zoo werd o. a. bij Abukesscheycl een zuil met de buste van Ramses II gevonden, liet dal zelf draagt half en half het karakter der woestijn; bij lsmailia zoover liet oog reikt slechts los zand, maar verder op naai' het Westen wordt de bodem vaster, hier en daar steenachtig. Nergens ontwaart men een boom, die schaduw geeft. De zonnewarmte, versterkt door de terugkaatsing van de stralen door het gloeiende zand, is in deze vlakte schier onverdragelijk voor de zonen van het Noorden. Slechts hier'en daar heeft een armzalige plantengroei zich van een plek aarde meester gemaakt; maar deze kleine oasen nemen in aantal en beteekenis toe, hoe dichter men den zegen verspreidenden Nijl ftadert. F r a n k r ij k. De commissie voor de begrooting heeft met grootc meerderheid de afschaffing van het liötel der invalieden aangenomen, ofschoon de minister van oorlog haar bestreed. Het hotel kost den staat jaarlijks omstreeks 800,000 fr. In den laatsten tijd werden er verzorgd 422 personen, als: 33 officieren, 104- onderofficieren en 285 soldaten of soldatenkinderen. Het onderhoud kwam dus den Staat gemiddeld op omstreeks 1820 fr. per hoofd, maar cle commissie is tot de overtuiging gekomen, dat liet onderhoud bij lange niet die uit gaven vereischt. Van cle geheele som werden slechts ruim 500,000 fr. rechtstreeks aan cle invalieden ten koste gelegd, het overige valt aan den staf ten deel. De commissie stelt mitsdien voor aan de 422 bewoners van het hotel een jaargeld toe te kennen, clat hen in staat zal stellen even gemakkelijk te leven als tot dusver, als: aan de soldaten en korporaals 4000 fr. en aan de onderofficieren 4200 fr. ieder. De officieren wil zij in de verhooging doen deelen, die aan de gepen- sionneerde officieren bij de laatste wet is toegestaan. De Parijsche correspondent der Standard zegt, dat de Lesseps aan de Engelsche bevelhebbers groote diensten heeft bewezen. Volgens Fransche berichten uit Port Saïd zijn de Arabieren woedend over den loop, dien cle gebeurtenissen hebben genomen. Alleen door cle uitdrukkelijke belofte van de Lesseps, dat de Engelschen de onzijdigheid van het kanaal zouden eerbiedigen, had Arabi zich laten overhalen geen ver sterkingen op te werpen. De Paris zegt, dat cle Lesseps uit bezorgdheid voor zijn schepping het kanaal in handen der Engelschen heeft gebracht en zijn ouden vriend Arabi aan zijn vijanden heeft overgeleverd. Kaap d.e Groede Hoop, De correspondent van cle Daily Neius te Pieter- maritzburg, meldt per telegraaf dat Dabulamanzi zich thans in die plaats bevindt en vei klaart dat, zoo Cetchwayo naar Zoeloeland terugkeert, de geheele be volking hem zal welkom heeten. Er is wel niet aan te twijfelen, of dit is letterlijk waar, en 't zou waarlijk geene reden tot verbazing geven, zoo de twee of drie hoofden, als Hamu en Zibebu, die, onder den invloed van John Dunn, zich tot dusverre gekant hebben tegen Cetchwayo s herstel, moeten wijken voor de algemeene nationale beweging, en er dus eene feitelijke een stemmigheid zou zijn. Nadere berichten uit de woelige districten van Zoeloeland doen het als zeker voor komen, dat het aan de zelfbeheersching van den vroegeren eersten minister Muyamana en van andere invloedrijke hoofden, trouwe aanhangers van Cetchwayo, is dank te weten, zoo er niet korte nietten zijn gemaakt met de hoofden, die zich vijandig toonden tegen 's konings terugkeer. In zekere mate is de lof van zelfbeheersching ook aan John Dunn te geven, in wiens district cle vrede is behouden door den directen invloed van het gouvernement van Natal, en door de verzekering, dat in de grieven der hoofden herstel zou worden aangebracht, 't Is uit John Dunns land dat Dabulamanzi (broeder van Cetchwayo) gekomen is, en ongetwijfeld staat zijne komst te Maritzburg in verband met den staat van gewapenden vrede in dat deel van Zoeloeland. In sommige kringen meent men nog, dat John Dunn zich zal kunnen staande houden. Ingeval het Britsche gouvernement hem steunt, kan 't nog eenigen tijd met hem duren, maar als men 't hem alleen met 't volk laat uitvechten, zal hij niet veel volgers vinden. Geeft het gouvernement hem te kennen, clat het geene feitelijke stappen te zijnen be hoeve voornemens is te doen, clan zal hij wel van den nood eene deugd maken en zich retireeren in Natal met zijn huisgevolg en de schatten, die hij jaren lang, als avonturier in Zoeloeland, heeft opgetast. Waar moeten de verjaagde Joden naar toe? Eenige maanden lang heeft men als voor de hand liggend antwoord op cleze vraag gezegd: wel, help de tobbers naar Amerika, dan zullen zij hun weg wel vinden. Sinds eenige weken echter hoort men uit New-York protest op protest tegen het zenden van Joden. Er zijn er zelfs reeds een aantal weder naar Europa teruggescheept. Heeft men in het vrijzinnige Amerika dan iets tegen hen omdat zij Joden zijn? Uit een godsdienstig oogpunt gezien nietintegendeel, als godsdienstige secte kan men er de Joden best verdragen. Wat men tegen hen heeft is, dat er voor hen in de Amerikaansche maatschappij eigenlijk geen plaats is. Merkwaardig is hetgeen hieromtrent wordt geschreven door een correspondent van een onzer groote bladen, uit Amerika. «Het zenden van Joden uit Rusland hier heen bewijst, dat de commissiën, die zich hun lot aantrekken, den toestand niet goed inzien. Amerika is het laatste land, waar men Israëlieten als klasse moet heenzenden. Ik begrijp niet, dat men in Europa nog zoo weinig van de behoeften van de Vereenigde Staten kent, en dien tengevolge van de voorwaarden, waaronder de neder zettingen alleen slagen kunnen. Amerika heeft behoefte aan handenarbeid en niets, letterlijk niets anders. Zend menschen, die geschikt zijn voor veld- en polder- werk, zooveel gij wilt, anderen om te metselen, te timmeren, te bouwen en te smeden, en zoovelen als overigens de voorwaarden in zich vereenigen om met hoop op succes den strijd met het leven te kunnen bestaanzij zullen voorzeker slagen. Zijn de Israëlieten als geheel, als klasse, als volk beschouwd, voor deze soort van arbeid geschikt? Immers neen. Zoo ongeschikt mogelijk. Welnu, in hun en uw welbegrepen eigen belang, houdt ze dan thuis of zendt ze ten minste niet naar Amerika. Van de eigenaardige soort van maatschappelijke ontwikkeling, die de Israëliet pleegt te onderscheiden, hebben wij Yankees over het alge meen een voldoende hoeveelheid in ons opgenomen om ons volkomen te kunnen redden, en daar, waar wij daarin mochten te kort schieten, zijn de zonen van het Hemelsche Rijk (Chineezen) ons en der Israëlieten meesters, in zoo grooten getale voorhanden, dat wij er mee verlegen zijn. Gemeugd Buitenlandscli Nieuws. Te Antwerpen heeft Vrijdag een geweldige brand gewoed. Een aantal loodsen met hout en guano zijn vernield en de schade wordt op 2 a 3 millioen frs. begroot. In Bishopsgate te Londen heeft een vreeselijke brand gewoedhet groote papier- en boeken magazijn van Waterlow en drie aangrenzende huizen werden vernield en de wind maakte het blusschen zeer moeilijk. De schade is zeer groot. Dabulamanzi, Cetchwayo's broeder, die te Maritzburg is, zegt, dat het geheele land Cetchwayo hartelijk welkom zal heeten en dat de Zoeloe's een Engelsch escorte met genoegen zullen ontvangen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 2