Zierikzee, 15 Mei. Heden werd ten raadhuize alhier aanbesteed a. Het afbreken, der gebouwen van de voormalige Garancinefabriekaannemer is geworden de heer Joh. Schillemans voor f 879. b. Het doen van eenige vernieuwingen aan de ge bouwen en andere werken dezer gemeentemet het gewoon onderhoud daarvan, in '10 perceelen. Aannemers zijn geworden: lste perceel. Openb. Gebouwen enz., de heer J. van Dijke voor f 2548. 2de Kaaimuren, de heer J. v. d. Linden voor f 789. 3de Beschoeiing en Paalwerken, de heer J. Bartels voor f 1015. 4de Bruggen, de heer II. Besaans voor ƒ305. 5de Dichtste Sas, Sashuisje en steenen duiker in den Westhavendijk, de heer F. T. Wisse voor f 253. 6de Riolen, Putten en Waterleidingen, de heer A. Aleman voor f 714. 7de Pompen en Banken in de wandelingen en op de wegen, de heer B. Kodde voor f 130. 8ste Begraafplaats, de heer J. van Dijke voor f 570. 9de Schoolgebouwen voor 't Middelbaar Onderwijs, de heer J. Bartels voor f 774,80. '1 Ode Schoolgebouwen voor het lager en meer uitgebreid lager onderwijs, de heer J. Bartels voor f 1390. Te Bergen op Zoom is op een terrein van de vroegere vestinggronden, dicht bij het station, een buitenkantine aangelegd en dezer dagen geopend. Het is een sierlijk aangelegde tuin met omheining, dienende tevens tot veranda, alsmede een ruime kantine en een muziek tempel. Het geheel beslaat een halvemaanvormige ruimte van 100 M. breedte en 75 M. diepte. De open zijde levert een fraai uitzicht op. De inrichting is bestemd voor de officieren van 't garnizoen en hun familiën, alsmede voor de onder-officieren, terwijl ook particulieren lid kunnen worden tegen matige contributie. Twee maal 's weeks zal de muziek van 't 3e reg. infanterie zich daar doen hooren. Eindelijk heeft zich toch een geneeskundige aange meld om deel te nemen aan de Nederl. expeditie ter overwintering te Dicksonhaven en wel de heer H. J. Kremer, med. doctor en arts te Groningen. Mej. C. v. d. II. te 's Hage is door het kanton gerecht te Utrecht veroordeeld tot twee geldboeten elk van f 7,50 of 3 dagen gevangenisstraf voor elke boete, wegens waarzeggerij. Zoo ziet men dat het soms niet enkel gevaarlijk is de waarheid te zeggen, maar dat ook waarzeggen zekere gevaren medebrengt. Zaterdag passeerden '140 Duitsche en Zwitsersche landverhuizers Rotterdam om over Liverpool naar New-York en verder naar Utah te reizen. Het waren n.l. bekeerlingen tot het Mormonendom, dat blijkbaar nog steeds in Europa zijn apostelen heeft en ook aan hangers maakt. Omtrent de dezer dagen gesloten Noordzee-visscherij- conventie verneemt het Vaderland nog nader het volgende: Het. verdrag is geteekend door 12 gevol machtigden van Nederland, Engeland, Frankrijk, België, Duitschland en Denemarken. De Zweedsch- Noorweegsche regeering heeft zich de toetreding nog voorbehouden; te haren behoeve is een additioneel artikel in de conventie gelascht, waarbij zij door een eenvoudige verklaring aan het Nederl. Gouv. van haar toetreding zal kunnen doen blijken. Een hoofdpunt der regeling is gelegen in eenige voorschriften om te voorkomen, dat visschers elkander in de uitoefening van hun bedrijf belemmeren. Zoo is het aan visschers vaartuigen verboden, tusschen zonsondergang en zonsopgang te ankeren op plaatsen, waar met het drijfnet wordt gevischt, gevallen van overmacht uitgezonderd. Schrobnet-visschers moeten zorgen, geen schade aan visschers, die met het drijfnet of met bet grondnet bezig zijn, toe te brengen. Wordt niettemin schade toegebracht, dan zijn de schrobnet-visschers daarvoor in het algemeen aan sprakelijk. Voorts is het verboden, gereedschappen of werk tuigen te gebruiken of zelfs aan boord te hebben, dienende uitsluitend tot vernieling der netten. De politie op zee wordt opgedragen aan kruis- vaartuigen, behoorende tot de militaire marine der contracteerende Staten. Er is daarbij onderscheid gemaakt tusschen nationale en internationale politie. De eerste draagt zorg voor de naleving der voorschriften omtrent het merken der visschers vaartuigen (deze moeten n.l. alle officieele letters, nommers en namen voeren), alsmede omtrent het aan boord hebben van verboden vischtuig. De internationale politie treedt op voor alle andere visscherij-delicten, maakt daarvan proces-verbaal op en kan in sommige gevallen op zee scheidsrechterlijke uitspraak tusschen visschers doen omtrent het betalen van schadevergoeding, indien partijen daarmede genoegen nemen. De kommandanten der kruis vaartuigen kunnen zelfs in ernstige gevallen een visscher. naar een haven van zijn land (steeds dat van den visscher) opbrengen en aan de bevoegde autoriteit overleveren. Schoolbouw-reglement. De Staatscourant bevat het Kon. besluit van 1 Mei- '1882, waarbij met in trekking van de Kon. besluiten van 30 Augustus en 20 Oct. '1880, algemeene regelen worden vastgesteld omtrent den bouw en de inrichting van school localen. De voornaamste wijzigingen van het ingetrokken regle ment zijn deze Ilet is niet meer imperatief dat de vloeren van hout moeten zijn; in plaats daarvan wordt bepaald, dat indien de vloer niet geheel van hout is, althans de gangpaden en de vrije ruimte voor de klasse met hout belegd en de zitbanken van voetplanken of latten moeten voorzien zijn. Aan districtsschoolopzieners wordt de macht verleend, ontheffing te verleenen van de bepaling, dat de gangen en portalen ten minste 3 M. breed en niet lager dan 2,5 M. moeten zijn, wanneer het beschikbaar terrein deze afmetingen niet toelaat. De schoolbanken moeten voorzien zijn van een lendenleuning; de bepaling dat zij van beweegbare tafelbladen moeten voorzien zijn, vervalt. De bepalingen omtrent de inrichting der privaten en hun aantal worden eenigszins gewijzigd en vereen voudigd een getal privaten overeenstemmende met het aantal school vertrekken zal steeds als voldoende worden beschouwd. Zoo is het ook met de water plaatsen. Voor jongens en meisjes moeten afonderlijke privaten zijn ingericht. Verder is er in de bepalingen de openbare scholen betreffende niet veel verschil ge komen. De termijn, waarbinnen de bestaande localen in overeenstemming met het besluit moeten worden gebracht, blijft '1 Januari 1884. Van de regelen, vastgesteld bij art. 4 (verbod van gemeenschap binnenshuis tusschen schoolgebouw en onderwijzers woning), en 14: 4e, 5e, 6e en 8e lid, die op cle in richting van privaten betrekking hebben, kan de districtsschoolopziener ontheffing verleenen. Voor de lokalente stichten of in gebruik te nemen voor bijzonder lager of middelbaar onderwijs, is be paald, dat de lichamelijke inhoud van elk schoolvertrek voor iederen leerling ten minste. 3 M3. bedragen moet; het voorschrift van minstens 65 d.M2. opper vlakte per leerling vervalt. De artt. 10, le en laatste lid (plaatsing van de ramen, die zoo moeten zijn in gericht, dat het schoolvertrek voldoende en doelmatig verlicht is en te sterk invallend licht getemperd wordt, terwijl het bovenste gedeelte te allen tijde gemakke lijk moet kunnen worden geopend), 12, le lid, (de deuren niet in onmiddellijke gemeenschap met de buitenlucht), 13, '1e lid, (schoolbanken met lenden- leuning) en '15 (verwarming en ventilatie), zijn hier van toepassing. De lokalen, waarin reeds bijzonder onderwijs gegeven werd bij 'tin werking treden der wet van '17 Aug. 1878, moeten minstens 3 M3. inhoud per leerling hebben, ook art. '15 is daarop van toepassing. Vóór 1 Januari 1884 moet art. 15 ten dien aanzien uit gevoerd zijn. In art. 26 wordt aan het hoofd der school opge dragen, te zorgen, dat in geen vertrek meer leerlingen worden toegelaten dan het naar de regelen van dit besluit mag bevatten. Voor scholen van vóór 't in werking treden der wet van '17 Aug. 1878, geldt dit verbod met ingang van 1 Jan. 1883. Het verslag van de Nederlandseh-Zuid-Afrikaansche Vereeniging is verschenen. Daaraan ontleenën wij het volgende: »Toen de oorlogstoestand in Zuid-Afrika was geëindigd en de vredesonderhandelingen geopend weiden, achtten zij, die gedurende den oorlog aan de Transvaal hun zedelijken steun hadden verleend, hunne taak geenszins volbracht. Zij achtten het »eeu heiligen plicht van ons volk om binnen de perken, door de internationale rechtsverhoudingen aangewezen, door alle wettige middelen, de belangen onzer slamgenopten niet alleen in de Transvaal, maar in geheel Zuid- Afrika te blijven behartigen, in overleg met henzelven, hulpbronnen van landbouw, nijverheid, handel en andere stoffelijke belangen voor hen te openen en te ontwikkelen en de publieke opinie, zoo ten onzent als in het buitenland, over den toestand in Zuid-Afrika voortdurend voor te lichten." Zoo verscheen er in April 1881 eene circulaire, onderteekend door het Utrechtsch Hoofdcomité tot behartiging van de belangen der Transvaalsche Boeren en het Amsterdamsche Transvaalcomité. Deze heeren stelden zich voor, eene blijvende vereeniging op te richten, die het werk der tijdelijke cornité's in uitge breider zin zoude overnemen en voortzetten. Zij, die met dit plan instemden, werden uitgenoodigd daarvan blijk te geven door zich, hetzij als lid of als beguns tiger, voor de op te richten vereeniging aan te melden. Bij de circulaire waren concept-statuten der nieuwe vereeniging gevoegdtot definitieve vaststelling daar van zoude eene openbare vergadering worden gehouden. Leze vergadering vond op 12 Mei 1881 te Utrecht plaats. De statuten werden, met eenige wijzigingen van het ontwerpj vastgesteld. De voornaamste dier veranderingen was, dat de categorie der begunstigers werd opgeheven, daarentegen de jaarlijksche contributie der leden van vijf op drie gulden werd verlaagd. De gewijzigde statuten werden gedrukt en aan de leden rondgedeeld. Het bestuur werd benoemd, de rechts persoonlijkheid aan de vereeniging door Z. M. toegekend. De belangstelling toonde zich dadelijk; het getal leden bedraagt 314. Doordien het comité voor de Transvaal het saldo der kas ad f 16,906 aan de vereeniging overmaakte, werden de financiën der ver. zeer versterkt. Op verzoek om goede schoolboeken door den superintendent voor 't onderwijs in de Trans vaal, du Toit, werden voor f 1200 boeken uitgezonden, die een waarde van meer dan f 2000 vertegenwoor digden. Ook voor onderzoek en bevordering van emigratie- en stoomvaartplannen werd een beroep gedaan op de hulp der ver. een renteloos voorschot van f 300 weid daartoe verstrekt. Om zich nader van den stand der zaken in Transvaal op de hoogte te stellen, trad men' in verbinding met de hh. Lion Cachet, Tromp, Bergsma en Hamelberg, en richtte 7 Oct. ook een schrijven aan den president Krüger. Daarin werd o. a. te kennen gegeven, dat naar het oordeel der gehoorde (hierboven genoemde) heeren, bekend met Zuid-Afrika, de handel in Transvaal zich geheel in financiëele afhankelijkheid bevindt van Engeland, dat zelfs het zenden van energieke jonge Hollanders vruchteloos zou zijn zoolang niet een spoorweg over neutraal gebied en onafhan kelijk van Engelands invloed naar de Delagoabaai was te verkrijgen, zou concurrentie met de Engelschen voor Hollandsch kapitaal onmogelijk kunnen worden geacht. Vooralsnog kon men dus niet verder gaan, dan den wensch te kennen geven, handelsrelatiën aan te knoopen, welke de ver. gaarne wilde bevorderen. Maar de ver. wil zich niet ongeroepen mengen in de zaken der Transvaal, en door geen onberaden stappen wellicht schade toebrengen. De vereeniging verzoekt daarom toezending van stukken, betrekkelijk de met Engeland gesloten conventie en de taak van den resident. Zij vraagt, of de handelstractatenvóór de annexatie gesloten, vervallen waren; zoo ja, of dan het sluiten van een handelsverdrag, eerst met Portugal, dan met Nederland, niet wenschelijk ware. Is de politieke toestand zoo donker als de heer Jorissen dien schetst? De vereeniging verzoekt dus officieus »alle zoodanige inlichtingen te verschaffen als geschikt zijn om ons een juist denkbeeld te geven van den tegenwoordigen socialen toestand der Transvaal, van de middelen die eventueel ter verbetering kunnen worden aangewend en van datgene wat ter verwezenlijking daarvan door onze vereeniging of op haar initiatief kan worden gedaan." In afwachting van het antwoord raadpleegde de ver. de hh. Rovers, die de Transvaal had bezocht, en Bührmann, die jaren lang lid was van den Zuid-Afrik. Volksraad. Antwoord, bekwam men niet uit Pretoria. Den 20 Jan. werd telegrafisch antwoord gevraagd, antwoord betaald. Ook die kostbare stap bleef vruch teloos. Het verslag eindigt: »Zoo zien wij ons nog steeds verstoken van directe verbinding met het be stuur der Zuid-Afrikaansche republiek. Onder deze omstandigheden meent het bestuur, dat de reeds vroeger gerezen vraag opnieuw ernstige overweging verdient: of het wenschelijk zoude zijn, een geschikt persoon naar de Transvaal uit te zenden, ten einde persoonlijke betrekkingen aan te knoopen. Wij kunnen hier bijvoegen, dat volgens vertrouwbare mededeelingen onze minister van buitenlandsche zaken in beginsel zeer geneigd is, ons land in de Transvaal door een uitgezonden consul te doen vertegenwoordigen. Konde door onze vereeniging iemand worden gevonden, voor de hier bedoelde uiterst moeielijke taak geschikt, wellicht zoude de regeering bereid zijn, hem als consul aan te stellen. In ieder geval zal deze vraag op de algemeene vergadering een punt van ernstige beraad slaging behooren uit te maken. Blijkens de jongste berichten uit Atjeh van '1 April aan de Javabode blijft de staat van vrede in Atjeh nog voortdurend veel gelijken op een staat van slap heid en zwakheid en is het gevaar nog geenszins geweken te achten, dat we zelfs belangrijke posten zullen moeten intrekken. De hoofden van den tegen stand loven groote premiën uit voor Europeanen die deserteeren, liefst met een geweer bij zich. Zij moeten dan ook tot den Islam overgaan. Den 3 April is een uitbarsting van den vulkaan Sindoro bij Kedoe (Java) begonnen met zware ont ploffingen aan donder en kanonvuur gelijk en asch- regen, doch zonder schade aan te richten.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 2