/II IMk/I ISCBil tOIHWT.
1882. No. 37.
Zaterdag 13 Mei.
85ste jaargang.
Vergadering van den Gemeenteraad
inw Jinuiiw—ifii'wiiwiwHmmniMi Managagar na—aa—mmamn—
Binnenland.
Zierikzee 11 Mei. Bij de op heden door het
Dagelijksch Bestuur van het Waterschap Schouwen
gehouden aanbesteding van het vernieuwen en her
stellen der gewone aarde-, kram-, rijs- en steen-
glooiingwei'ken aan het Waterschap over 1882,
volgens bestek No. 86, in 6 perceelen, bij inschrijving
en opbod, zijn aannemers geworden:
le perceel, Zuidhoek, J. van Strien te Zierikzee,
voor f 3200; 2e perceel, Borrendamme, H. C. v. d.
Ende te Zierikzee, voor f 7875; 3e perceel, Flaauwers,
H. C. v. d. Ende te Zierikzee, voor f 6375; 4e perceel,
Koudekerke, H. C. v. d. Ende te Zierikzee, voor
f 2075; 5e perceel, Scharendijke, J. den Boer Lz. te
Scharendijke, voor f 5100; 6e perceel, Langendijk en
Brouwershaven, J. den Boer Lz. te Scharendijke, voor
f 7350.
Zierikzee, 12 Mei. De door het Dagelijksch Bestuur
van het Waterschap Schouwen uitgeschreven geldleening
van f 8000 is geplaatst tegen 4 ya percent.
Tot wethouder der gem. Burgh is benoemd de heer
J. van Zuijen, in de plaats van W. Speelman, die als
herbergier en drankverkooper in 't klein geen wethouder
kan blijven.
Het lichten der voor de haven van Zierikzee gezonken
aak «Mathilde", geladen met steenkolen, is aange
nomen door den heer K. v. d. Linde te Brouwershaven
voor f 1414.
Het doen van verbouwing aan de openb. school te St.
Maartensdijk is aangenomen door den heer J. J. de
Jonge voor f 4700.
De Vlissingsche voerman H. B., die keien op de
rails van den stoomtram had gelegd met liet doel om
de wagens te doen ontsporen, is door de arr. recht
bank te Middelburg veroordeeld tot 7 dagen gevange
nisstraf en f 75 boete.
In het district Hilversum is tot lid der Tweede
Kamer gekozen mr. Th. P. baron Mackay (antir.)
met 728 stemmen. De heer Bekhuis (ultram.) ver
kreeg 550 stemmen.
Volgens het Vaderl. heeft Z. M. de Koning het
ontslag van het Ministerie niet aangenomen. Er wordt
dus Kamer-ontbinding verwacht.
Dinsdag-morgen half tien is de «Willem Barents",
onder de gebruikelijke afscheidsbegroetingen, waarbij
ook de muziek van Sonnemann, van Amsterdam over
IJmuiden naar zee gegaan. Te IJmuiden, binnen de
sluis, had de zeeloods C. Duinker, die het schip buiten
zou brengen, bij 't aan boord gaan het ongeluk in
de sluis te vallen. Hij werd echter door den matroos
Jan van Hoeven van de «Willem Barents", die hem
nasprong, gered.
Aan boord van de mailboot, op reis van Indië naar
Nederland, is in de Roode Zee overleden dr. P. A.
Bergsma, directeur van het magnetisch en meteorolo
gisch observatorium te Batavia, tevens chef der 7e afd.
(geographische dienst) van het dep. van Marine. De
overledene was een geleerde die zich geheel had gewijd
aan zijn speciaal vak, en wiens studiën betreffende
het aard-magnetisme en de meteorologische verschijnselen
in Indië, veel waarde hebben.
Men verneemt dat mr. W. C. Borsius, lid der
Eerste Kamer, voor zijn gezondheid te Carlsbad ver
toevende, aldaar ernstig, ongesteld is geworden.
In de gemeente Hontonisse is een negenjarige knaap,
bij het klimmen op den zolder, van de ladder gevallen
en zeer ernstig vermoedelijk doodelijk bezeerd.
Te Sittard is overleden mej, de wed. Sara Hertzdahl,
97 jaar oud. Haar vader was 108, haar moeder 104
jaren oud geworden. Zij laat 56 kinderen, behuwd-
en kleinkinderen na.
Te Veere is de brievengaarder geschorst wegens
ontdekte onregelmatigheden met de behandeling van
postwissels.
Aan eenige Nederlandsche kantoren van stations
van den spoorweg MaastrichtLuik doet zich het
inderdaad curieuse verschijnsel, voor dat de Nederlandsche
gulden er niet meer dan 98 ets. doet.
Te Kampen is op 51 jarigen leeftijd overleden de
gepensionneerde majoor van het Nederlandsche leger
Jhr. P. A. Serraris. Hij was indertijd een flink offi
cier, doch had het ongeluk totaal blind te worden,
waardoor hij ontslagen en gepensioneerd werd. Ondanks
zijn treurigen toestand bleef hij wakker van geest,
ging zich toeleggen op handenarbeid en bracht het
tot een aanzienlijke hoogte van vaardigheid in het
maken van allerlei voorwerpen van nut en smaak uit
hout, karton, enz. Ook door het uitdenken en de
samenstelling van hulpmiddelen bij het onderwijs van
blinden heeft hij zich verdienstelijk gemaakt.
t e
ZIERIKZEE,
gehouden den 10 Mei 1882.
Voorzitter Mr. J. Mauritsz Ganderheijden, Burge
meester.
Bij de opening der vergadering zijn afwezig de
heeren van Kinschot, Schneiders van Greijffenswerth en
Moens. De twee laatstgenoemden zijn evenwel later,
gedurende de voorlezing der notulen, in de vergadering
gekomen.
De notulen van het verhandelde in de vorige ver
gadering worden voorgelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen
lu. een brief van de Ged. St., ten geleide van de
goedgekeurde gemeenterekening over 1880.
Voor kennisgeving aangenomen.
Naar aanleiding van de goedkeuring dier gemeente-
rekening, wordt op voorstel van Burgem. en Weth.
besloten, den voorrnaligen gemeente-ontvanger, den
heer J. E. Mulock Houwer, thans wonende te Goes,
te dechargeeren wegens zijn gehouden beheer als ont
vanger der gemeente Zierikzee, en vergunning te ver-
leenen, tot opheffing van het verband op eenige
landerijen onder de gemeenten Zierikzee en Kerkwerve
voor zijn beheer tot borgtocht gesteld;
2°. een verzoekschrift van D. Tool en Co. te Hoorn,
dat zij, vergunning aangevraagd hebbende om een
stoomtramlijn aan te leggen van Brouwershaven naar
Rozendaal, het voornemen hadden, na die vergunning
te hebben verkregen, in afwachting dat de dam door
het Slaak gereed zou zijn, spoedig een aanvang te
maken met de gedeelten lijn BrouwershavenZierik
zee en Zijpe en van Steenbergen over Gastel naar
Rozendaal en die gedeelten in exploitatie te brengen,
ten einde na het voltooien van den dam in den kortst
mogelijken tijd de geheele lijn te kunnen exploiteeren
dat hun echter gebleken is, dat die afdamming weder
verschoven wordt, en thans op nieuw zal worden
onderzocht in hoever wellicht eene afdamming van de
Mosselkreek en van de Eendragt meer wenschelijk
zou zijn
dat het voor hen zeer bezwaarlijk is met het definitief
uitwerken der projecten en met het regelen de concessie
aangelegenheden voort te gaan, zoolang in deze zaak,
die reeds meer dan acht jaren afwisselend in onder
zoek was, geen eindbesluit genomen is
en dat zij daarom verzoeken, dat de Raad bij de
Regeering zal aandringen op het spoedig totstandkomen
van de afdamming van het Slaak.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten,
aan het verlangen der verzoekers te voldoen;
3°. een verzoekschrift van Dr. P. Scliuringa, leeraar
in de Natuur- en Werktuigkunde aan de H, Burger
school, waarin hij te kennen geeft, bij de onlangs
plaats gehad hebbende herziening van de jaarwedden
der leeraars aan die school, niet in eene verhooging
van bezoldiging te hebben gedeeld en wijst op de
wanverhouding, die er bestaat tusschen zijne jaarwedde
en die van de leeraar in den Scheikunde, met verzoek
ook hem verhooging van belooning te geven.
Gesteld in handen van Burgem. en Weth. om daar
over na de Commissie van Toezicht voor het Middel
baar Onderwijs te hebben gehoord, advies uit te brengen
4°. een verzoekschrift van K. Aleman om een
gedeelte grond, achter zijn woonhnis, verkregen door
het overdekken eener openliggende vroon, in erfpacht
te bekomen.
Gesteld in handen van Burgem. en Weth. om
praeadvies
5°. eene voordracht van Burgem. en Weth. ter
benoeming van een onderwijzer aan de Tusschenschool,
bestaande uit de heeren 1°. P. van de Velde; 2°.
J. H. A. Ezerman.
De eerstvoorgedragene wordt benoemd met 8 stem
men de andere sollicitant verkreeg 3 stemmen, terwijl
1 stembriefje in blanco was;
6°. een voorstel van Burgem. en Weth. tot wijzi
ging der gemeentebegrooting voor 1882.
Tot onderzoek en verslag gesteld in handen van de
H.H. Moens, van Kinschot en S. J. Ochtman, die be
last zijn geweest met het onderzoek der oorspronkelijke
begrooting
De Voorzitter deelt mede, dat de in de vorige
vergadering ter tafel gebrachte brief van de Ged. St.,
houdende bedenkingen tegen enkele strafverordeningen,
in handen van de Commissie voor de strafverordeningen
is gesteld, die haar gevoelen daaromtrent schriftelijk
aan Burgem. en Weth. heeft medegedeeld, waarmede
deze zich geheel vereenigen.
Zooals in het verslag der vorige vergadering is ver
meld, hadden Ged. St. bij bovengenoemden brief o. a.
te kennen gegeven, dat zij niet konden nalaten hunne
bevreemding uit te spreken over de wijze waarop de
Raad zich van de hem bij artt. 177 en 178 der ge
meentewet opgelegde zaak der herziening gekweten
heeft, en niet wilden verhelen, dat zij van de werk
kracht van dat collegie, waarin de intellectueele krachten
niet ontbreken, een beteren dunk hadden.
De Commissie voor de strafverordeningen deelt aan
Burgem. en Weth. mede
dat zij gevolg zouden wenschen te geven aan eene
opmerking der Ged. St. betreffende de slotalinea van
het hij besluit gewijzigd art. 107 van het reglement
van politie, daar reeds in de Commissie zelve inder
tijd twijfel was - gerezen omtrent de bevoegdheid van
den Raad ten aanzien van stvafvemvaring voor her
haling van overtreding. De vraag is betwist en voor
verschillende beschouwingen vatbaar, doch om de toe
passing van het nieuwe art. 107 geen vertraging te
doen ondervinden, acht zij het wenschelijk op dit punt
toe te geven en de slotalinea te doen vervallen
dat dit evenwel niet het geval is met het besluit
tot geldigverklaring der bestaande strafverordeningen.
Wat door Ged. St. te dien aanzien verlangd wordt
is lijnrecht in strijd met de in het vroeger rapport
der Commissie uiteengezette en door den Raad gedeelde
motieven, waarop dat besluit is gebaseerd.
De Raad was met de Commissie van gevoelen, dat
het doelmatiger en verstandiger is geen half en nutte
loos werk te verrichten en de radicale herziening en
zuivering van allerlei gebreken, thans door Ged. St.
wel op breede schaal maar bij verre na niet op
onberispelijke wijze beproefd, te combineeren met de
belangrijke wijzigingen, die door het nieuwe Wetboek
van Strafrecht zullen worden gevorderd.
Het collegie van Ged. St. is ongetwijfeld volkomen
in zijn recht om hieromtrent eene andere zienswijze
te hebben dan de Raad, maar het is zeker niet in
zijn recht waar het bovendien zich geroepen gevoelt
om, in afwijking van eene goede gewoonte, die slechts
gemeen overleg beoogt: 1°. zijne bevreemding uit te
spreken over de wijze waarop de Raad zich kwijt
van de bij de wet hem opgedragen taak en 2°. een
aanmatigend oordeel uit te spreken over 's Raads
werkkracht. Daarmede verlaat het zijn eigenaardig,
bij de wet omschreven standpunt, het terrein van
toezicht n.l., en begeeft het zich op dat der geopen
baarde critiek, gebaseerd op individueele opvattingen,
gericht op een minder kiesche individueele schatting
en gelegen buiten de wet.
Ofschoon de Commissie zich gerechtigd zou rekenen
tegenover die handelwijze een veelbeteekenend stilzwijgen
in acht te nemen, komt het haar toch gepaster voor
tegen dergelijke uitbreiding van bevoegdheid, die aan
het zwaaien der tuchtroede denken (loet, een waardig
en ernstig protest niet achterwege te doen blijven,
en dit te eerder naarmate het in die critiek verborgen
verwijt van werkeloosheid, is onverdiend en op zijn
minst genomen voorbarig.
De Commissie zou meenen aan hare waardigheid
tekort te doen, indien zij wat haar betreft dat onge
past verwijt wederlegde en kan om dezelfde reden
ook den Raad niet adviseeren met de Ged. St. te
treden in een onvruchtbaar debat over de wijze waarop
de wet wil, dat een gemeentebestuur zich kwijt van
zijn plicht. Zij vleit zich dat de uitkomst de critiek
der Ged. St. zal logenstraffen en leeren, dat zij, zonder
daartoe te zijn geroepen nog wel, hoogst lichtvaardig
en overijld in 't openbaar een blaam wierpen op het
bestuur van een der grootste gemeenten in dit gewest.