r ZIERÏRZEESCHE COIKAYI. voor hot aïTondis- yuêrx senten! Ziorikzoe. 1882. No. 36. Woensdag 10 Mei. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD pn> Nog eens de vraag van den Eed. i 1 66 "/ie 01'3/la 0015/,, 00 96 V, «'/it |7 'l5/8 M»/i. 9 33/» 3'/,. 4/u *'/i, l9/i« 1 2'/« 43/» 125/a JS/l6 i"/i« 19 Deze Courant verschijnt DINSDAG- en "VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad dO cent. PRUS DER ADVERTENTIEN: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stokken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag* voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAÏiEVMVN. De uitspraak van het Gerechtshof le 's Graven- hage over het incident van eedsweigering door een getuige, bij de behandeling van een proces voor dat Hof voorgekomen, is niet bevredigend. Wel verdient het Hof in zekeren zin geprezen te worden wegens zijn liberale handeling ten aanzieu van den betrokken persoon, maar de zaak zelf wordt er weinig mede gediend, dat een hoog reclitscollegie gaat afwijken van den regel der eed te vorderen, zonder dat de eeds weigering als strafbaar feit geschrapt is. Men kent het geval. De heer C. Reijers, predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te Nieuw Helvoet, werd vóór veertien dagen voor het Gerechtshof geroepen om getuigenis der waar heid af te leggen in een strafzaak. Uitgonoodigd tot het doen van den gebruikelijken eed, wei gerde de heer Reijers, onder beleefde en gemo tiveerde, doch zeer pertinente bewoordingen. Zijn voornaamste grond was, dat „hij behoort tot de etiseh-moderue richting, welke niet kan aannemen het bestaan van een suprauatnra- listiselien en wrekenden God, maar alleen erkent het bestaan van God als een macht ten goede die in den mensch werkt en leeft", waarom hij zich wel bereid verklaarde tot liet afleggen eener plechtige belofte, de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, doch uiet tot het doen van een eed in den gewonen vorm. Er werd nu tegen den heer Reijers straf geëischt wegens eedsweigering en deze straf kan zelfs zijn een jaar gevangenisstraf. Hierover heeft het Hof eenige dagen later uit spraak gedaan. Het betreft art. 180 van het Wet boek vau Strafvordering, luidende: „Indiende zaak niet is uitgesteld, of ingeval van uitstel, de getuige bij zijn weigering volhardt, kan het Hof, op requisitoir vau den Proe. Gen., den ge tuige tor zake van onwilligheid veroordeelen tot do straf van gevangenis, den tijd van één jaar niet te boven gaande." Welke was nu de uitspraak van het Hof'? Deze „Overwegende, dat de door den genoemden R, aangevoerde bezwaren, uiet hij de wet als gron dige redenen voor eedsweigering zijn erkend, zoodat hij krachtens art. 180 Wetb. van Strafv., zich heeft schuldig gemaakt aan het als getuige in een crimineele zaak opgeroepen, weigeren om den hij de wet voorgeschreven eed afteleggen Overwegende, wat de door het Opeub. Min. gertquireerde straf betreft, dat volgens ver nield art. 180 de rechter wel bevoegd, maat niet verplicht is, den getuige, die weigerachtig is den eed te doen, straf op te leggen Overwegende, dat het Hof met het oog op den aard van de door den genoemden R. aan gevoerde bezwaren, welke het Hof aanneemt als geheel uit diens gemoedelijke overtuiging voortgesproten en geenszins als voorwendsel om zich aan de verantwoordelijkheid, die het afleggen van den eed medebrengt, te onttrekken, geen termen aanwezig vindt om van de gemelde bij de wet van den rechter toegekende bevoegd heid gebruik te maken; enz. Verklaart C. R. schuldig aan het als getuige, in een crimineele zaak opgeroepen, weigeren om den hij de wet voorgeschreven eed af te leggen Verklaart teveus, dat geen termen bestaan, om hein ter zake van die onwilligheid eenige straf op te leggen." We herhalen 't, we brengen hulde aan de liberaliteit van het Hof, dat van de macht die art. 180 verleent, geen gebruik heeft willen maken en dus de overtuiging van den heer Reijers heeft geëerbiedigd; maarwekunnen de be denking niet terughouden: of men zoo wel op den goeden weg is? Het komt hier aan op de mate van respect, die een reclitscollegie dient te hebben of mag hebben voor de persoonlijke gemoedelijke over tuigingen dergenen, die voor de rechtbank geroepen worden om te getuigen. Als de gemoedelijke overtuiging van den eenen voor goede munt wordt aangenomen, zal dan ook niet die van iedereen geldig worden V En als gemoedelijke overtuiging op 't stuk van eedsweigering iets te beteekenen heeft, moet zij dan ook niet overal in aanmerking genomen worden, waar een burger zo te pas brengt. Over de echtheid of valschlteid der gemoedelijke overtuiging valt ntoeielijk te twisten, en alles zal du$ neêr komen op 't inruimen aan „ge moedelijke overtuiging" van een plaats van gewicht, die haar zeker nooit voorheen is toe gekend. Juist daarin, meeneu wij, schuilt een uiet gering te schatten gevaar. Uit ware of gehuichelde gemoedelijke over- tniging wordt tegenwoordig reeds veel gezon digd tegen den geest der wettenhoe moet het gaan als dezen en genen ook tegen letter en uitspraak gaan zondigen uit gemoedelijke overtuiging, en dan toch ongestraft blijven? We zonden den heer R. gewis niet gaarne gestraft hebben gezien. Integendeel, het kwam ons voor, dut hij zich flink heeft verzet tegen een tot dusver doorgaans als zeer eerbiedwaardig doorgaande wettische handeling, die hij voor een dwaasheid houdt. Maar kan gemoedelijke overtuiging den doorslag geven, waar gaan we dan heen met sommige wetten Uit gemoedelijke overtuiging wordt schntterlijke dienst geweigerd uit gemoedelijke overtuiging worden de wettelijke bepalingen tegen de verspreiding van besmet telijke ziekten in den wind geslagen of ont doken. Zou liet niet veel beter zijn al die ge moedelijke overtuigingen te nemen voor 't geen ze zijn persoonlijke ineeningen als excuses voor iets wat men niet verkiest te doen, en daaren tegen de wetten te veranderen als deze niet op „gemoedelijke overtuiging" der onderdanen berekend ziju? Er is nog een bedenking. Het Hof spreekt in zijn considerans van „verantwoordelijkheid, die liet afleggen van den eed medebrengt." Zit juist hier niet de pit van de kwestie? Voor degenen die tegen het eedzweren zijn, brengt de eed hoegenaamd geen verantwoordelijkheid mede, wel de belofte oin als eerlijk man de waarheid te zeggen. Hij, die tegen liet eedzweren is en zich aau de verantwoordelijkheid zou willen onttrekken aangenomen dat dit mogelijk is zou dit heel licht kunnen doen door de eeds formule na te prevelen, die voor hem toeh niet de minste waarde heeft. Eed of belofte, de verantwoordelijkheid ont staat toch niet door 't aanroepen van een hel pend of wrekend God, maar door de verklaring dat men de waarheid zal zeggen. Het geval van den heer R. heeft al weder ge leerd, dat onze wettelijke bepalingen wat het eedzweren betreft, hoe eerder hoe beter dienen herzien en gezuiverd te worden. Binnenland. ZIERIKZEE, 9 Mei 1 882. Id eene Zaterdag door de commissie der dezen zomer te houden Zeeuwsche tentoonstelling voor nijverheidkunst toegepast op nijverheid henevens wedstrijd voor den handwerksman, te Goes gehouden algemeene vergadering waren vertegenwoordigers uit Breskens, Colijnsplaat, Goes, Hoedekenskerke, Honte- nisse, Middelburg, Ter Neuzen, Vlissingen, Wemeldinge, Wolfaartsdijk, Yerseke, Yzendijke en Zierikzee aan wezig. Na een welkomstgroet van den voorzitter, de heer Z. D. van der Bilt Motthe, die tevens namens de vroegere voorloopige commissie zijn dank betuigde voor de medewerking, ondervonden van de zijde der heeren buiten Goes, zette de vice-voovzitter nader het ontstaan en het doel van het bewuste plan uiteen. Er werd verder mededeeüng gedaan van de aanvaarding van het eerevoorzittei schap door den Commissaris des Konings in onze provincie en den burgemeester van Goes; van den bereidwilligen afstand door de leden der sociteit »Van Ongenuchten vrij" van hunne lokalenvan het aanvankelijk succes, dat de vorming van een garantie-fonds ondervond, en van het toenemend aantal inzendingen, waarin de com missie zich mag verheugen. Op daartoe gedaan verzoek hadden zich bereid verklaard tot kosteloos vervoer van de voorwerpen, voor die tentoonstelling bestemd, de directiën van: a. De Middelburgsche stoomvaartmaatschappij, en wel van alle Zeeuwsche stations naar het Catsche veer h, de stoomboot Walsoorden-Vlake; c. den Provincialen stoombootdienst op de Wester- schelde. De directie der stoomboot «Admiraal de Ruijter" geeft voor die voorwerpen 50 pCt. reductie op de vrachtprijzen, terwijl de Staatsspoor kosteloos vervoer toestaat van de niet verkochte voorwerpen, die weer naar hunne bestemming worden teruggezonden. Het comité van uitvoering deelde mee, dat het plan bestaat om zoo mogelijk de tentoonstelling 1 Juli te openen. De voorwerpen zullen dus ongeveer half Juni moeten worden ingezonden. Gelegenheid tot aangifte bestaat nog tot '15 Mei, terwijl die na dien tijd slechts open staat op voorwaarde dat er voor de bewuste voor werpen nog plaatsruimte beschikbaar is. Een nieuwe oproeping zal nog gericht worden tot alle industriëelen enz., die nog geen toezegging deden dat zij zouden inzenden. Verder is nog een belangrijk besluit genomen ten opzichte der tentoonstelling. Zooals men weet zijn voor den wedstrijd verschil lende prijzen uitgeloofd. Thans zijn er ook voor de tentoonstelling minstens vier medailles beschikbaar gesteld, toe te kennen aan die inzendingen, welke in het geheel niet aan den wedstrijd deelnemen en uitsluitend de tentoonstelling betreffen en die een te benoemen jury daarvoor V meest waardig keuren zal.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1