Biiitenlandseh Overzicht. houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van den 28 Maart 1.1. tot het in gebruik geven van gemeente grond aan W. van den Berg, P. Berrevoets en M. Hendrikse, en terugzending van het goedgekeurd kohier van den hoofdelijken omslag voor '1882. Voor kennisgeving aangenomen; 2°. een brief van hetzelfde collegie, waarbij zij naar aanleiding van de raadsbesluiten tot geldig verklaring en wijziging van strafverordeningen berigten, dat het hun wenschelijk voorkomt dat de verordeningen betreffende a. de politie, b. de markten, c. het brand- wezen, d. het brood, e. de haven, f. het vee, g. de hooge vloeden, h. het vleesch, i. de riolen en vroonen, k. de honden, l. de wijken en bevolkingsregisters en in. het begraven van lijken nader worden gewijzigd, overeenkomstig eene nota van bedenkingen. Zij zeggen daarbij, niet te* kunnen nalaten hunne bevreemding uit te spreken over de wijze waarop de Baad zich van de hem bij art. '177 en '178 der ge meentewet opgelegde taak der herziening gekweten heeft, en niet te willen verhelen, dat zij van de werkkracht van dat collegie, waarin de intellectueele krachten niet ontbreken, een beteren dunk hadden. De Voorzitter zegt, dat deze brief in de aanstaande vergadering van de Commissie voor de strafverorde ningen zal worden ter tafel gebracht en hieromtrent later aan den Raad mededeeling zal worden gedaan 3°. een brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken, houdende bericht dat Z. E. niet ongeneigd is mede te werken tot de inwilliging van het verzoek om verhooging van het Rijkssubsidie voor de Hoogere Burgerschool, doch dat daaromtrent eerst eene beslis sing zal kunnen genomen worden bij het ontwerpen van H. "V der Staatsbegrooting voor 1883 4°. een schrijven van de heeren G. Kok Jr., Directeur, en C. Hofman, M. Gouvée Jr. en F. E. Vogelsang, leeraren aan de Hoogere {Burgerschool, houdende dank betuiging voor de herziening hunner jaarwedden. Voor kennisgeving aangenomen 5°. een verzoekschrift van J, P. Kooman, 0111 eene oppervlakte gemeentegrond, groot ongeveer 70 c.A., bij zijn pakhuis aan de Engelsche kade in erfpacht te bekomenen om de los- of ligplaats voor schepen aan de Engelsche kade in beteren staat te brengen. De Voorzitter deelt mede, dat aan het tweede gedeelte van het verzoek reeds is voldaan en dat Burgem. en Weth. ten opzichte van het eerste voor stellen, de bedoelde oppervlakte aan den verzoeker in erfpacht uit te geven tegen betaling van 2 cent per centiare. Nadat de Weth. Boeije het verzoek nader had toegelicht en daarbij had te kennen gegeven dat de verzoeker voornemens is op het uit te geven terrein te bouwen, indien hij daartoe van de bevoegde auto riteiten de vergunning verkrijgt, en dat de uitgifte niet doorgaat, indien hem die vergunning wordt ge weigerd, wordt het voorstel van Burgem. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De lieer Schneiders is in de vergadering gekomen; 6°. de verslagen van het Middelbaar en het Lager onderwijs, van de Kamer van Koophandel en van de Gasfabriek over 1881. Ter inzage van de leden gelegd; zij zullen worden gedrukt en als bijlagen aan het gemeente-verslag worden toegevoegd. Namens Burgem. en Weth. biedt de Voorzitter den Raad aan, het verslag van den toestand der gemeente over '1881. Wordt besloten dit te doen drukken en aan de leden rond te deelen. Tot leden der Commissie voor de zaken der Schutterij worden herbenoemd de H.H. Schuurbeque Boeije en Schneiders van Greijlfenswerth en tot plaatsvervangende leden de H.H. de Looze en van Manen. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten 1°, af te schrijven van H. I Afd. 2 Art. 8 (Jaar wedde van den ambtenaar belast met het toezicht op de invordering der plaatselijke belastingen), op H. IX Art. 1 (Onvoorziene Uitgaven) begrooting 1881, f 9,40; 2°. te beschikken over den post voor Onv. Uitg. a. der begrooting voor 1881, tot een bedrag van f 73,80 ter betaling van het aandeel der gemeente in stormschade aan de havenhoofden ontstaan: bder begrooting voor 1882 tot een Bedrag van f '143,88, ter betaling der kosten van het vernieuwen der leggers van het kadaster. De Voorzitter deelt mede: I. dat nog is ingekomen, eene kennisgeving van L. W. van der Made, ter verkrijging van afschrijving van hoofdelijken omslag over '1882 wegens vertrek uit de gemeente. De verlangde afschrijving wordt op voorstel van Burgem. en Weth. verleend tot een bedrag van 23,335; II. dat verder kennisgevingen ter bekoming van afschrijving van hoofdelijken omslag zijn ingekomen van J. Stoutjesdijk, A. W. B. van Altena, P. C. L. Swaan en Mej. J. R. M. G. van "Voss. Gesteld in handen van Burgem. en Weth. om prae-advies III. dat bij de jongste opneming der boeken en kas van den gemeente-ontvanger gebleken is, dat over 1881 en '1882 is ontvangen 143107,78 en uitgegeven131079,08 alzoo meer ontvangen f 12028,70 waarbij komt het goed slot der rekening over 1880 ad1305,165 Er moest dus in kas zijn f i3333,86s juist overeenkomende met de vertoonde gelden en geldswaarden. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat de machinerieën uit de garancinefabriek zijn weggebroken en dat het wenschelijk is dat de gemeente thans tot de afbraak der gebouwen overgaat. Burgem. en Weth. verzoeken machtiging om het afbreken dier gebouwen aan te besteden. Alzoo besloten. Komt in behandeling, het voorstel van Burgem. en Weth., in eene vorige vergadering aangehouden, be treffende het regelen van den onderhoudsplicht van de wegen, tengevolge van het nieuwe reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland. Het voorstel strekt om daaromtrent tot geene nadere regeling over te gaan, docli het onderhoud ten laste der aanpalende 1 andgebruikers te laten. De Weth. Boeije geeft te kennen, dat het onder houd der wegen thans geschiedt door de aanpalende landgebruikers en dat er geen redenen zijn om dat voor rekening der gemeente te nemen en eene retributie te heffen. Burgem. en Weth. meenen, dat de thans bestaande regeling voor de gemeente voordeeliger is. De heer Mooïenburgh zegt, dat als Burgem. en Weth. meenen dat het onderhoud thans goed is, het beter zal zijn geen verandering daarin te brengen. Als het onderhoud door de gemeente werd gedaan, zou dit zeker financieel niet voordeeliger voor haar zijn. Hij ondersteunt daarom het voorstel van Burgem. en Weth. Nadat nog de heer Boeije den heer Schneiders eenige inlichtingen had verstrekt, wordt het voorstel van Burgem. en Weth. met algemeene stemmen aan genomen. De Voorzitter sluit na omvraag de vergadering. Kunst, Wetenschap en Letteren. Naar men verneemt zal de prinses Delia Rocca, een nicht van Heinrich Heine, binnenkort «Skizzen" over haar beroemden oom uitgeven. Een grootsch p 1 an is het ontwerp van den Franschen kolonel-ingenieur Roudaire om ten Zuiden van de Fransche kolonie Algerië een nieuwe zee aan te leggen, of liever een oude sinds eeuwen uitgedroogde zee weder te vullen. Reeds vele jaren geleden is door sommige geleerden 't denkbeeld opgeworpen de groote woestijn Sahara, die lager ligt dan de Middellandsche en Atlantische zeeën, in een uitgebreide binnenzee te veranderen. Aan de uitvoerbaarheid van dit denkbeeld kon te eerder geloofd worden, daar men meent dat in overoude tijden de Sahara inderdaad een binnenzee is geweest, die aan de Westzijde met den Atlantischen Oceaan, aan de Oostzijde door de golf van Gabes met de Mid dellandsche zee in gemeenschap stond. Later, nu een paar jaar geleden, is het plan opgekomen van een spoorweg, die Algiers met Tomboectoe zou verbinden en dus een goede handelsweg naar binnen- Afrika zou wezen. Meer clan een verkeersweg, die de schrikwekkende reis door de groote woestijn zou verkor ten, kan zulk een spoorweg echter nooit zijn. Aan het denkbeeld eener nieuwe of herstelde binnenzee was daarentegen ook de illuzie verbonden, dat zulk een waterbekken weldadig zou werken op liet klimaat van geheel N.-Afrika. Algerië en inzonderheid de Tel], is vroeger een paradijs geweest, doch in de laatste eeuwen liet dit paradijs veel te wenscben over: ver schrikkelijke hitte en langdurige droogte hebben geheele streken onvruchtbaar en onbewoonbaar gemaakt, sprink hanen en heete zandstormen verwoestten niet zelden den oogst zelfs in die uitverkoren plekken, die men anders nog een paradijs zou kunnen noemen, terwijl eindelijk de verschroeiende hitte der Sahara haar in vloed tot zelfs in 't Zuiden van Frankrijk menigmaal op een onaangename wijs doet gevoelen. Nu echter Frankrijk zich van Tunis heeft meester gemaakt, is een nieuw plan de vroegere komen ver dringen. Van de golf van Gabes strekt zich namelijk westwaarts het land in ten Zuiden van oostelijk Algerië een zonderlinge landstreek uit, bekend onder den naam van Chotts, of Schotts. Het is een reeks uitgedroogde bedelingen of kommen van de vroeger aldaar gelegen Tritonische zee, waarvan men zegt, dat zij ten tijde van Herodotus nog bevaren werd, doch waarvan thans wellicht de vele zoute meeren langs cle zuidelijke grenzen van Algerië de eenige overblijfsels zijn, terwijl er aan den kant van Tunis zelfs niets van over is dan groote zoutvlakten. Het zout dat de oude Tritonische zee heeft bevat, heeft zich n.l. na de totale verdamping van het water op den bodem als een korst neergezet, die op vele plaatsen op bomijs gelijkt en hier en daar GO a 70 c.M. dik is. Die Chotts zijn sinds eeuwen de onuitputtelijke zout- inagazijnen der bevolking van die streken. Nu heeft de heer Roudaire op last van het Fransche gouvernement een onderzoek ter plaatse ingesteld en daarvan verslag uitgebracht. Volgens dat rapport is het vernieuwen van de Tritonische zee een zonder eenigen twijfel uitvoerbare zaak en slechts een kwestie van 75 millioen frs. voor het graven van een kanaal dat den zandrug doorsnijdt, die de golf van Gabes van de Chotts scheidt. Werd de Tritonische zee weder gevuld, dan zou dit wel niet de opruiming der Sahara ten gevolge hebben, doch het zou zonder twijfel van veel invloed zijn op het klimaat en de vruchtbaarheid van Algerië. De helft van deze kolonie zou clan weder een schier eiland worden, gelijk het in overoude tijden geweest ishet zou er meer regenen en de zee zelf zou tevens een gemakkelijke handelsweg vormen om tot ver in 't binnenland te kunnen doordringen. Er is thans een commissie van 48 leden benoemd om de zaak te onderzoeken. Heden, morgen en overmorgen wordt te Amsterdam onder de leiding der firma Frederik Muller en Co. in de Brakkegrond een belangrijke kunstveiling gehouden, n.l. van de dubbelen van het Rijks Prentenkabinet te Amsterdam. Plet Rijk bezat in zijn verzamelingen een groot getal dubbelen, die daar betrekkelijk tot niets dienende, zeer geschikt waren om andere en ook parti culiere kabinetten te verrijken en tevens een aanzien lijke geldswaarde vertegenwoordigden. Deze worden nu de wereld ingezonden. Na den afloop dezer veiling komen nog eenige be langrijke portefeuilles onder den hamei, waaronder uitmunt de collectie van wijlen den heer J. M. Vrees wijk, architect te Utrecht, die G88 nommers telt. Van de tien personen, die voor het bezetten van het Nederlandficli station te Dixonhaven noodig zijn, zijn er thans G gevonden, n.l. dr. M. Snellen van Utrecht, luit. ter zee Lam ie, dr. Ekema van Leiden, A. A. van Dolder van Middelburg, D. M. Beutler, 3e stuurman van de Ned. Marine en Svend Petersen, timmerman te Drontheim (Noorwegen), die bij 't bouwen van het huis zal dienst doen. De luit. ter zee 4ste klasse J. Luytjes, die met de «Willem Barentsz" zou medegaan, zal deze reis niet doen. Op zijn verzoek is de hem door den Min. van Marine verleende vergunning ingetrokken. Ergerlijk in hooge mate is het schouwspel dat Rus land oplevert, een ergernis voor gansch Europa, ja voor de geheele beschaafde wereld. Een staat, die wat hij is verplicht is aan vreemden, aan 't vreemde genie, aan vreemde handen en hoofden en beurzen, woedt sinds eenigen tijd tegen alle vreemde elementen en gaat daarbij te werk op een wijze, die soms doet denken aan de dolle zelfmoordende handelingen van de Spaansche regeering onder Ferdinand den Katho lieke en Philips II, die de Morusken uitwierpen en hiermede hun eigen land 't bloed aftapten en de kost baarste spieren afsneden. De Russische regeering met haar nasleep van ver gulde en verzilverde grooten, ook grootendeels alles aan vreemde wijsheid en kennis verplicht, gaat als 't ware 't domme gemeen voor in diens woede tegen hen, die vreemden heeten bij uitstek, de ongelukkige stamge- nooten van Israël. Het is, kort weg gezegd, een ergernis voor de be schaafde wereld, dat een van innerlijke verrotting wag gelende troon op die manier wordt staande gehouden. Waarschijnlijk loopt er wel overdrijving onder de tijdingen, die schier dagelijks tot het westen doordringen, betrekkelijk nieuwe jodenvervolgingen met al de daarbij voorkomende gruwelen van moord, verkrachting, brand stichting en roof, maar al neemt men eenige overdrijving aan, dan nog is het toch alsof de Russische Regeering de Joden officieus heeft vogelvrij verklaard, om liet gemeen een afleiding te geven en een soort van popu lariteit te verwerven, die haar moet sterken tegen de aan vallen der nihilisten, die anders wellicht binnenkort het Czarenrijk in elkaar zouden doen storten. Terwijl men het domme gemeen der provincies als dolle honden Iaat jacht maken op Joden, zet men het meer intelligente, 't eenigszins nationale deel des volks op tegen de Duitschers en 't scheelt niet veel of men speelt het spel van Napoleon III in '1870, die om zijn waggelend gezag te redden zich in de armen der ultramontanen wierp en tot den heilloozen oorlog tegen de Duitschers liet verlokken, 't Zou een vreeselijke worsteling zijn, maar vrij zeker is 'tte achten dat Rusland er nog slechter zou afkomen dan Frankrijk toen, en dat vooral daarom, dat het in Rusland aan

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 2