ZIERIKZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- seinent Zierikiee. 1882. No. 33. Zaterdag 29 April. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD WINNENDE. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post ƒ1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTENTIEN: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte - en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stokken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LARE\MAN, i. Terwijl we deze regelen schrijven, is men bezig om aan Charles Darwin in de Abdij van West-Minster, 't heiligdom van Eugelands groote maunen, 't pantheon van al wat 't Brittenland groots heeft opgeleverd op elk gebied, een plaats te bereiden, waar zijn stoffelijk overschot in ongestoorde eervolle rust zal kunnen weder- keeren tot de elementen waaruit het genomen was. Dat is een merkwaardig feit, die begrafenis van den denker der formule van den struggle for life (den strijd om 't bestaan) midden onder zoovel goed-orthodoxe Britten en ouder de hoede eener anders gausck niet liberale of verdraagzame geestelijkheid. Immers Darwin is de man, wiens naam tot een spreekwoord, wiens reputatie tot een aan fluiting is geworden en wien te verdoemen en te verachten zich indertijd ieder fatsoenlijk ge- loofstnan als verdienste ja tot plicht aaurekende! Doch laat ons de Engelscho geestelijkheid zelf eveu hooren spreken. „Darwin's theorie druischt volstrekt niet in tegen den cbristelijken godsdienst." (Dr. Barry, Zondag j.l. in zijn preek in Westminster-Abdij.) „De zachtmoedige geleerde droeg iti zich den geest van het ware beginsel van Christus." (Kanunuik Protheroe, in dezelfde kerk, in den namiddagdienst.) „Hij was een arbeider voor den aïgemeenen triomf der waarheid en de ontwikkelingsleer is geen godslasterlijke theorie. Of Gods scheppende kracht zich geopenbaard hebbe door catastropben, zooals men 't noemt, dan wel langs den weg van een geleidelijke ontwikkeling het is en blijft toch de scheppende kracht Gods, en de groote vraagstukken, die verder liggen, worden daardoor niet aangerand." (Kanunnik Liddon, predikende in de Sl. Paulskerk.) Darwin zal voor deze eeuw geweest zijn wat Bacon en Locke en Newton waren voor hunnen tijd; de man, wiens naam met eerbied en liefde genoemd zal worden door nageslachten, die niets meer zullen afweten van onze geavan ceerde staatsliedeu en predikers en al te diep zinnige dichters. Ik weet niet welken naam bij zon gegeven hebben aan zijn godsdienst; doch voor mij was zijn gausche werk godsdien stig. De een verricht dit werk, de andere dat; en de groote Meester van allen voegt de afzon derlijke stukken te zamen en maakt er een geheel van. Ouder de grootste vertolkers van de werken Gods zal Charles Darwin steeds een hooge en eervolle plaats beldeeden." (Rev. Page Roberts, predikende in de St. Pieterskerk te Londen.) Zou Darwin op zijn sterfbed amende honorable gedaan hebben? Neen, integendeel; maar het blijkt dat velen, die bent vroeger scherp hebben veroordeeld en verketterd, van hun waan zijn teruggekomen en dat waardeering cn liefde in de plaats zijn getreden van onbekendheid, voor oordeel en haat. Dat zal wel niet volstrekt algemeen zoo zijn maar het is toch een merkwaardig en bemoe digend verschijnsel. Het moet een verblijdend, zalig gevoel voor den nederigen geleerde geweest zijn op zijn sterfbed nog te ervaren, dat de ban, die voor jaren over hem was uitgesproken, door 't meeren- deel van hen, die zich met de bewaking van Gods eer en prestige en met de opkouding van 's menscheu fatsoen belast wanen, eindelijk toch ook weer is opgeheven. Zou dan nu 't Darwinisme de overwinning behaald hebben Ocb, wat spreken we van Darwinisme! Het is Charles Darwiu niet te doen geweest om een nieuw „isme" te stichten. Als men 't hem gevraagd luid, zou hij bedankt hebben voor de eer een Darwinist te wezen, evenals wij 't voor gewis honden, dat Jezus van Nazareth, als men 't hem nog vragen kon, den naam van een Christen, zooals die door gaans zijn, zon afslaan. Velen zijn er indertijd uitgegaan om den wonderman te zien, die de stoutheid had, de leer te verkondigen, dat de menschen van de apen afstammen, dat 't althans zoo onmogelijk niet is, dat de menschen een verbeterde éditio der hoogste apen zijn. Hoeveel wonderlijke apen er thans nog onder de menschen rond slenteren, behoeven we hier niet te releveeren. En wat vonden zij Op de fraai gelegen duin-villa van 't liefelijke Kent troffen zij een man aan, hoogst eenvoudig en bescheiden, niet knap, eerder leelijk van gelaat, doch die den stempel van meuschelijken adeldom op zijn hoog gewelfd voorhoofd droeg en zijn grooten geest uit zielvolle oogen liuu deed tegenbliuken; een eenvoudig man, stil en ingetogen huisvader, die ziju kinderen liefhad, die de diereu liefhad en de gansche natuur beminde en van Gods wijde schepping zijn lievelingsoord gemaakt had, waarin hij zich bezig hield met zien en onderzoeken, bespieden, overpeinzen, raden, ge- looven. 's Morgens om 6 uur was hij op, nam dan een kond bad, deed om 7 ure een wande ling, ontbeet als hij daarvan terugkwam, studeerde dan of schreef de resultaten van ziju studiën op, gebruikte daarna een eenvoudig degelijk maal met zijn gezin, nam 's avonds weer een kond bad, ging eindelijk slapen en sliep gerust, droomende misschien nu en dan van de eeuwig heid der stof en van de oneindige onbegrijpe lijke grootheid des Scheppers. Ziju geschrifteu, de vrachten van zijn onder zoek, vormen een monument onvergankelijker dau de domme pyramiden van Cheops, duur zamer dan het marmeren gesteente, dat de ijdelbeid van den tijdgenout op zijn rustplekje naast Newton in 't Britsch Walhalla zal doen verrijzen. Toch wilde de groote man niet dat zijn pen der ijdelbeid voedsel zou geven. Eens kwam een uitgever bij hem om een autobiographie vragen, die hij in 't licht wilde geven, om Dar- wins roem te verhoogen en tevens zijn eigen beurs te spekken heel vergefelijk trouwens -. „Wacht maar even," zei Darwiu, „ik zal u 't manuscript dadelijk meegeven. Hij nam een reepje papier en schreef daarop: „Ik heet Charles Darwiu, werd in 1809 geboren, studeerde, maakte een reis om de wereld en studeer verder door." Ziedaar Darwin's autobiographie: „ik stu deerde, zag de wereld eens rond en studeer nu verder door." En ziedaar nu juist het hemelsbreede onder scheid tusschen Darwin en de meeste ordinaire, anders ook hooggeroemde geleerden op wijs- geerig en theologisch gebied. Hij was iemaDd die rondzag in de wijde wereld en altoos maar door studeerde; de anderen kijken niet verder dan hun neus reikt, hebben gestudeerd en weten er nu alles van, zelfs weteu ze u 't wezen der Godheid en van 't heelal in vragen en ant woorden op te geven om van buiten te leeren. Ziju wij Darwinist? We zeiden boven reeds, dat Darwiu zelf geen Darwinist was in den zin dien de lieden daar doorgaans aan hechten en dit nog wel doen als zij hun geloovig- heid eens goed willen doen uitkomen. Wij zijn ook veel te weinig op de hoogte om ons onder de discipelen van Darwin te durven scharenmaar op één punt zijn we 't volkomen met hem eens, n.l. dit: dat er maar één weg voor den mensch is om iets te leeren kennen, iets te weten, iels te doorzien en te begrijpen, n.l. de weg van liet onbevooroordeeld, nuchteren onderzoek in alle eenvoudigheidzien, opmerken, ondevzoeken, nadenken, ook raden en veronder stellen, er is geen andere weg. En evenmin als de apen uit de lucht vallen en in de hoornen blijven hangen om daar hun grappen uit te kramen van geslachte tot geslachte en den mensch als ziju caricatunr tot vermaak te strek ken evenmin vallen of vielen er ooit boven natuurlijke waarheden met kop en staart uit de lucht op de schrijftafel der meest geleerde gezagsmanneu in kerk en wetenschap. Zij zouden er op die manier wel heel gemakkelijk aankomen; doch de ware ontwikkelingsgang gaat zoo glad niet. Darwin nu moet als de degelijkste natuur onderzoeker van den nieuwereu tijd aangemerkt worden. Dat hij daardoor allengs de scherpste maar ook meest afdoende criticus is geworden van de tot dusver vrij algemeen geldige op vattingen en ineeniugen betreffende de orga nische natuur, heeft groote opspraak verwekt in de kringen van de beoefenaars der weten schap van de zichtbare natuur en hem vinnige tegenstanders zoo niet booze vijanden berokkend ouder de beoefenaars der zoogenoemde boven natuurlijke weteusekap. Toen zijn werk „On the origin of species by means of natural selection" („Overhet ontstaan der soorten door middel van natuurkenze" in het Hollandsch vertaald door dr. T. C. Winkler, 1860) verscheen en bij de geleerden bekend werd, verwekte het een waren stormeen storm van geestdriftige sympathie hij dezen, van ver ontwaardiging bij genen. Inzonderheid waren het de theologen, die zich in hun teederste gevoelens ten aanzien van Schepper en schepping gekreukt gevoelden. Wat bleef er, als die beschou wingen gegrond waren, nog over van de alles omvattende liefde des Scheppers, wanneer slechts eigenbelang en de macht van den sterkste de drijfveeren waren en de struggle for life, de strijd om 't bestaan, 't eenige proces was, dat de wereldgeschiedenis uitmaakt? En bij menigen leek, die de diepgaande

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1