Z1ERIKZEESCHE COI It WT.
voor het arrondis- seinent Zierikee.
tl
1882. No. 24. Zaterdag 25 Maart.
85ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
GIST.
1
l1!
Ti
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKFA'JIAA'.
Het is goed dat er gist in liet deeg zij, anders
rijst liet niet en laat zich niet zoo wel bakken.
Nu zegt men wel dat gisting een eerste phase
van bederf is, doch dat is betrekkelijk: men
kan de gisting ook wel een noodzakeIi)ke
werking noemen om de stoffen uit den eenen
toestand in den anderen te brengen. Gist is
in iedergeval een teeken van levenwat ia-dood
is, gist niet.
Zooals 't met 't deeg is, is het ook in zekeren
zin met de natiën daar moet gist in zijn, anders
zakken ze te plat neêr, worden bordig en
plankerig en gaan ten laatste op doode massa's,
op steenen gelijken.
Er is dan ook doorgaans wel gist in de
volken, soms meer dan genoeg, zon men wel
zeggen.
Men behoeft maar eens eeD oogenblik zijn
aandacht te wijden aan de verschijnselen, die
zich zoo hier en daar in de volksmassa's voor
doen, b.v. in Kusland, Duitsehland en Frankrijk.
Een enkelen blik willen we thans slaan op de
beide laatstgenoemde landen en daar even de
aanwezigheid van de gist opmerken en haar
werking gadeslaan.
Allereerst releveeren we daartoe hetgeen
het Franscbe blad Figaro dezer dagen
schreef naar aanleiding van een opwekking
aan de Fransehe natie om flink mede te doen
aan de in Mei 1883 te Amsterdam te openen
koloniale wereldtentoonstelling. „Frankrijk", zegt
Figaro, „staat tegenover Holland als een win
kelier tegenover een schatrijke klanthet moet
alles doen om de klandizie te behouden, en
daar Duitsehland, in afwachting dat bet Holland
zal kunnen oppeuzelen, zijn best doet het te
verduitscben, moet Frankrijk zorgen, dat het
Duitschand op handels- en industrieel gebied
andermaal de baas blijft."
Wij laten aan zijn plaats, dat de Fransehe
steller van 't artikel in Figaro hier voor de
zooveelste maal Duitsehland in verdenking zoekt
te brengen van annexatie-lust ten koste van
Nederland, dit is ook wel een stnkje werk
zame gist, doch wij gevoelen ons veel meer
aangetrokken door het gezonde, inderdaad ferme
denkbeeld, dat Frankrijk zich als ideaal, als
roeping moet voorstellen en steeds voor oogen
honden: de overwinning op den vreemdeling,
of den vijand, door middel der nijverheid.
Het is een vleiend compliment aan ons adres,
dat Figaro ons een „schatrijke cliënte" noemt,
dus iemand van wien werk gemaakt moet
worden, dien men prompt en civiel moet bedienen
en wien men wel attentie mag bewijzen als hij
eens een tentoonstelling wil houden van zijn
schatten uit Oost en West. Nu, men mag
zeggen dat de Fransehe industrie ons naar
den eiscli bedient en door den internationalen
pakjesdienst zal het steeds beter daarmede gaan
en kunnen we al dra onze eigen winkeliers en
leveranciers en fabrikanten totaal missen. Zon
dat zulk een voordeel zijn, voor den rijken klant
zelf? Het is echter de Franschman, die dat
zegt, en er zit gist in die Frauschen. Ze „doen
't maar" wat ze willen op industrieel gebied.
Nu, ze mochten ons dan met hun handelstraktaat
wel wat beter bedacht hebben! Doch ook dat
is evenals de internationale pakjesdienst meer
ons eigen dan hun schuld; men zegt immers
dat onze onderhandelaars zich hebben laten
beetnemen en als 't traktaat niet afgestemd
was, ons nadeeliger conditiën dan geen conditie
zouden op den hals gehaald hebben.
Maar ook de Duitscher zit niet stil. Die is,
volgens Figaro, druk bezig ons te verduitschen,
als 't ware om ons malseh en genietbaar te
maken tegen de ure van 't groote diner, als
't ons zal „oppeuzelen", gelijk Figaro 't noemt.
Het blad is vergeten dat Frankrijk ons, de
rijke cliënt, zelf ook al eens heeft opgepeuzeld,
en er toen zelfs een kleine indigestie meê
heeft opgedaan, die bij Waterloo zelfs uitliep
op bloed opgeven.
Dat die nationaliteiten toch altoos denken
aan opslokken, aan vraatzucht! 'tIs of de
natiën voorwereldlijke monsters zijn, gesehapeu
om elkaar te verslinden, ten einde grondstof
op te leggen voor het ontstaan van nieuwe
scheppingsvormen eener hoogere orde.
Nu onze gedachten hierheen afdwalen gaan
we weder op een ander gistingsverschijnsel
letten, dat zich dezer dagen mede in Frankrijk
geopenbaard heeft. Het is een te Parijs in
de „Librairie militaire" bij J. Dumaine verschenen
brochure onder den titel „1900. Garde a vous!
De la Spree a l'Escaut par la Marne." („1900.
Pas op! Van de Spree over de Marne naar
de Schelde.")
Deze brochure is een fantastisch opstel, waariu
een droombeeld wordt geschetst van den toestand
der Europeesche staatsverboudingen in 1900.
Ons bestek gedoogt niet een eenigszins uit
voerig overzicht van deze hoogst belangrijke
brochure te geven. In 't kort is de zin deze
Duitsehland wordt door het overdreven militairisme
en de onverstandige handelspolitiek, die het
volgt, economisch te gronde gericht, doch om
zich uit den dringenden nood, den hongersnood,
te redden, vangt het andermaal een vreeselijk
grooten oorlog aan tegen de Westersclie buren
en maakt het zich meester van eene derde deel
van Frankrijk, terwijl het 't nijvere België en
't schatrijke Holland geheel opslokt met de
koloniën van dit laatste op den koop toe.
Daar zit gist in die brochure. Zij is ontegen
zeggelijk een tendenz-gesehrift en haar doel
schijnt ons toe tweeledig te zijn: in 'tlicht
stellen dat Duitsehland met zijti tegenwoordige
handelspolitiek en zijn albelieer door den staat
met zijn cesaristisch socialisme zich te gronde
richt; en dat liet militairisme, zooals dit in
Duitsehland door de militaire inrichting georga
niseerd is, vooreerst nog onoverwinnelijk schijnt
en althans in dit opzicht Duitsehland een heel
eind vooruit is op Frankrijk, België en Nederland.
In de gelijke lotsbedeeling, die de hoogst
bekwame schrijver dezer brochure aan Frankrijk,
België en ons toekent, schijnt eeu soort van
vingerwijzing te liggen, een invite aan de twee
kleine noordelijke buren om er eens aan te
denken of het geen tijd wordt op zijn hoede
te zijn tegen den Christelijk- en ceserastisch
socialistisclien grooten nabuur en liever aan
sluiting te zoeken bij den aartsvijand van den
Germaan, den Franschman.
Wij voor ons matigen ons geen diepte van
inzicht in de haute politique aandoch voorloopig,
zouden we zoo zeggen, als er in ons ook nog
ietwat gist zit, iaat dit ons dan eerst maar
geheel doortrekken en zijn werking doen om
ons degelijker, bruikbaarder te maken, meer
waard; we zullen dan nog wel wat rijker
worden dan Figaro ons thans reeds aanslaat
en daardoor mogelijk ook wel een nog begeerlijker
buit; maar we zullen dan ook ietwat
meer ontzien worden, juist omdat er gist in
ons zit en ook blijkbaar werkzaam is. Immers
de groote lui bijten elkaar zoo gauw niet.
Slechts zij, die zichzelven al te min achten,
worden ook min geacht, en die zichzelven ver
kruimelen, worden van de kippen gevreten.
ZIERIKZEE, 24 Maart 1 8 8 2.
Haamstede, 18 Maart. In den namiddag van
dezen schoonen lentedag had alhier eene eenvoudige
plechtigheid plaats. De WelEd. Heer M. Bolle Lz.
vóór eenige dagen door Z. M. tot Burgemeester van
Haamstede en Burgh benoemd, en uit de hoofdplaats
dezer provincie, waar hij den ambtseed in handen van
het hoofd van dit gewest had afgelegd, deed zijne
intrede in zijne gemeente, na alvorens een bezoek te
hebben afgelegd in het naburige Burgh. Zoodra was
bekend geworden, dat het rijtuig waarin Z.E.A. ge
zeten was, de kom der gemeente naderde, begaf de
feestcommissie met een aantal ingezetenen, die hier
en daar versieringen hadden aangebracht, zich even
buiten de gemeente, waar men het rijtuig opwachtte.
Ter plaatse aangekomen, waar eene eenvoudige eere
poort met het opschrift Welkom" was opgericht,
naderde het hoofd der openbare school, de Heer W. K.
Hoffmann, het rijtuig, en richtte, als daartoe uitge-
noodigd, een korte toespraak tot den nieuwen Burge
meester. Als uitgangspunt dier toepraaks werd dooi
den spreker het woord Welkom" gekozen. Hij heette
den Burgemeester Welkom in die gemeente, waarin
Z.E.A. het levenslicht had ontvangen, waarin hij als
kind en knaap zijne spelen had gespeeld, door brave
ouders eene gewenschte opvoeding had ontvangen,
waarin hij zijn aanvankelijk onderwijs had genoten,
waarin hij als jongeling zijne voetstappen gedrukt,
als man en vader over een talrijk gezin zijne woning
had gevestigd, in die gemeente, waarover zijn hoog
geachte, helaas.' te vroeg ontslapen vader ook een
maal, ware het dan maar enkele jaren, de teugels
van het bestuur in handen had gehad, waarin het
stoffelijk overschot van zoovele zijner dierbare betrek
kingen rustte, waarin hij getuige was geweest, van
zooveel lief en leed, dat der ingezetenen deel was
geweest, in die gemeente welker belangen hem van
nu af waren toebetrouwd, zoodat met het oog op dit
alles, het wel niet anders kon of Haamstede moest
hem na aan 't harte liggen.
Spreker wees daarna op het moeielijke en veelom
vattende van zijn nieuwen werkkring, vooral bij de
vele eischen des tegenwoordigen tijds, maar drukte
tevens den wensch uit, dat de ingezetenen Z.E.A. zijne
taak zouden helpen vergemakkelijken door de schoone
vaderlandsche spreuk: «Eendracht, maakt macht" in
beoefening te brengen, naardien door hare toepassing
veel goeds kan worden tot stand gebracht en veel
r-
V