ZÏERIRZEESCHE COERANT.
voor liet aiTOiidis» seisieist Zierikiee.
1882. No. 11. Woensdag 8 Februari. 85ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
B i n n e n 1 a n d.
v Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f '1,—Franco per post f 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad '10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van '1 6 regels 00 cent.
Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENJ1AN.
Bij deze Courant behoort een bijvoegsel,
't welk reeds Zaterdag aan de abonn&s binnen
de stad is rondgezonden.
ZIERIKZEE, 7 Februari '1 8 8 2.
In de JV. Rolt. Courant van Zondag j.l. heeft de
heer J. J. van Kerkwijk een stuk gepubliceerd onder
den titel «Tegen Stroom", waarin hij handelt over zijn
stokpaardje: de burgemeesters, en over nog een en
ander. Iets nieuws hebben wij er niet in gevonden,
of het mocht zijn dat Thorbecke geciteerd wordt als
een groot voorstander van decentralisatie en van de
zelfstandigheid van 't individu; tot heden kenden we
Thorbecke meer als van een vierkant tegenovergesteld
gevoelen; daar zullen ook nog wel eenige oude ambte
naren van de departementen in den Haag zijn, die
van die zelfstandigheidsliefde van Thorbecke weten meê
te praten. Doch de bouquet van het artikel is van
minder belang. De inhoud verdient wel overweging.
We zouden echter vooraf wel de opmerking willen
maken of de strijd van den geachten schrijver niet
ietwat een slaan in dep blinde is. Hij betitelt zijn
stuk «Tegen Stroom" en geeft daarmede genoegzaam
te kennen, dat hij 't er voor houdt dat hij voor doove
ooren preekt en dat men niet door hem overtuigd
wil zijn. Dit is toch inderdaad zoo niet; maar het
advies dient toch practisch te zijn. De beschouwingen
in «Tegen Stroom" ten beste gegeven, kunnen we niet
practisch noemen. De heer v. IC. trekt te velde tegen
de besnoeiing of te groote beperking van de macht
der gemeentebesturen, vooral door de groote bemoei
zucht van de collegies van Gedeputeerde Staten, die,
zooals hij beweert, veel scherper zien dan de Ministers
zelf, 't welk trouwens zoo vreemd niet is. Verder
gispt hij 't feit dat er zooveel burgermeesters benoemd
worden, die niet uit de ingezetenen der gemeente
voortkomen en hij citeert een aantal plaatsen, waar
zoogenaamde «vreemdelingen" tot burgemeester benoemd
zijn, 't welk toch strijdt met 't voorgesclirevene in
art. 61 der Gemeentewet. Dit is 't stokpaardje van
onzen geachten vertegenwoordiger in de Tweede Kamer.
Doch, ofschoon er onder de opmerkingen over dat
art. 61 wel wat waars is, vragen we toch onwillekeurig.'
wat geven die opmerkingen in zoo'n couranten-artikel,
daar de heer van K. zelf zoo schamper uitvaart tegen
hen die in couranten schrijven, en hij 't veel beter
vindt «handen aan 't werk te slaan en te trachten
het kwaad op de plaats zelve uit te roeien". Dit is
immers niets dan een phrasewant alleen 't citeeren
van al die plaatsen waar dan van art. 61 Gemeentewet
is afgeweken, beteekent niets, als niet elk geval op
zichzelf onderzocht wordt, 't Zou toch kunnen zijn
dat overal de uitzondering, die art. 61 toelaat, wel
degelijk van toepassing was.
Vervolgens wijdt de heer v. K. uit over de volgens
hem zoo gezegende decentralisatie, en komt schier
tot een vergelijking tusschen Londen, Parijs en Veere,
Waterlandkerkje en dergelijke plaatsen. Het komt
ons voor dat het pleit tusschen centralisatie en decen
tralisatie, autonomie der gemeenten en staatseenheid
zoo maar niet in een courant-artikeltje is af te doen.
Een zonderlinge gedaante verkrijgt het schrijven
van den heer v. K. vooral daardoor, dat hij er zoo
in uitvaart tegen 't schrijven in couranten en tegen
politieke tinnegieters, en dat hij zelf de regeerings-
handelingen in een couranten-artikel zoo scherp afkeurt.
Behoorde die critiek van de toepassing van art. 82
der wet op 't Lager Onderwijs (17 Augustus 1878),
dan wel in de courant en niet in de Kamer waar
zij althans gehoord kon worden door wien het aangaat?
We vatten de bedoeling van het geheele stuk niet
best. 't Is een reclame voor de autonomie der gemeente
besturen; doch wat wil de heer van K. dan eigenlijk?
Wil hij den tijd der gemeentelijke souvereiniteit b.v.
onder de oude Republiek der Vereenigde Nederlanden
terug? Dat zal toch wel het geval niet zijn; 't tijd
perk van de oligarchie in de gemeenten is toch voor
goed gesloten.
Voor decentralisatie is veel te zeggen en voor cen
tralisatie ookdoch dat laat zich zoo met een pennekras
niet uitmaken, door politieke tinnegieters niet en ook
niet door wezenlijke staatsmannen.
De heer v. K. is van meening dat bij grooter zelf
standigheid der gemeente de belangstelling van 't volk
in de publieke zaken, dus het politiek leven van 't volk,
zou toenemenzou dat ook wel niet eens geheel
andersom kunnen zijn?
Gisteren vernamen wij dat alhier de treurige tijding
was aangekomen, dat een zoon van onzen vroegeren
stadgenoot den heer B., thans in Noord-Amerika
(staat New-Mexico) gevestigd, aldaar in de ouderlijke
woning vermoord is gevonden. De vermoorde, een uit
nemend braaf jongman van 2'1 a 22 jaar, was alleen
thuis geweest en bij de terugkomst vond de familie
hem door een geweerschot gedood. Daar er tevens
diefstal gepleegd was, is het vermoeden niet ongegrond
dat hij door een roover of door roovers is overvallen
en vermoord. De heer W. B. was oud-leerling der
hoogere burgerschool alhier en een veelbelovend jon
geling.
Te 's Gravenhage is op 62jarigen ouderdom over
leden de heer W. A. Ribbe, administateur der Gene
rale Thesaurie aan het Ministerie van Financiën.
De heer Ribbe was den 3'1 October 1819 geboren
te 'sllage. Hij kwam in September 1838 in dienst
aan het ministerie van Financiën, doorliep onderschei
dene rangen en werd in 1869 in zijn tegenwoordige
betrekking benoemd. Hij was ridder van den Ned.
Leeuw, commandeur van de Hanoversche Guelphen-
orde, en van de Leopolds-orde van België en ridder
van den II. Mauritius en Lazarus van Italië.
Het eerste nomrner van het blad de Zwaluw is
verschenen. Dit is, zoo men weet, het geïllustreerde
volksblad, dat door de Elzevier-Maatschappij, onder
bescherming van de Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen, wordt uitgegeven. Het blad is ons om de
waarheid te zeggen tegengevallen. De proefnummers, die
kwistig verspreid zijn, waren twee of driemaal zoo
groot en belootden nog al watnu zullen die 4 pagina's
druks 's maands met een paar doodafgedrukte hout
sneden en een kop die van het blad inneemt en
niets inhoudt, al weinig invloed op de volks-ontwikke-
ling en beschaving uitoefenen.
Eindelijk is er toch een weinig ijs in het water te
zien gekomen. Doch hoe onbeteekenend ook de vorst tot
dusver was, toch heeft het ijs reeds onderscheidene
slachtoffers gemaakt. "Van wel vier of vijf plaatsen
zijn berichten gekomen van kinderen, die door het ijs
gezakt en verdronken zijn.
Te Middelburg is een jongen van 7 jaar onder een
wagen van den stoomtram geraakt en aan de gevolgen
overleden.
Te Franeker is een touwpluizerij met magazijn
afgebrand; en te Almeloo de groote stoomspinnerij
van Ilofkes en Co., waardoor 100 personen tijdelijk
zonder werk zijn.
De bevolking van den Haag bedroeg op 1 Januari
'1882, 123493 zielen, waarvan 13513 te Scheveningen.
In 1881 is de bevolking der residentie met 5639
zielen toegenomen.
Het belangrijke Gr ids-artikel van prof. Buys,
waarin de weg wordt aangewezen om tot hervorming
van het kiesrecht te geraken, heeft, zooals te ver
wachten was, zeer de aandacht getrokken. Het Vad.
verwacht niet, dat de drie denkbeelden verlaging van
den census, groote kiesdistricten en een ander stelsel
van verkiezing die de heer Buys aanbeveelt, aller
sympathie zullen wegdragen, want het is schier on
mogelijk tot een eenheid te komen in den chaos van
wenschen en meeningen omtrent de kiesrechthervorming.
Maar het gelooft met prof. Buys, dat die denkbeelden
de meeste kans hebben, om de groote meerderheid in
hare wenschen naar een goede kieshervorming tevreden
te stellen. De groote moeielijkheid zal bestaan in de
wettelijke regeling en de toepassing van het nieuwe
kiesstelsel dat prof. Buys, zooals bekend is, naar
het model van dat van Hare wenscht in te richten
doch als dit laatste binnen de grenzen van kiesdistricten
als onze provinciën moet werken, behoeft men volstrekt
niet die bezwaren a priori als onoverkomelijk te be
schouwen. Of de regeering die taak zal durven ter
hand nemen, is niet bekendeen nader oordeel over
het in practijk brengen der denkbeelden van prof. Buys
kan dus vooreerst worden opgeschort. Maar het Vad.
beveelt ze ernstig ter overweging aan, omdat in de
richting, die1' door prof. Buys is aangewezen, een
eenigszins bevredigende oplossing van de thans aan de
orde gestelde kwestie van herziening van ons kiesrecht
moet gezocht worden.
In de Amsterdammer oppert mr. J. A. Levy eenige
bedenkingen tegen de denkbeelden, door prof. Buys
aangegeven. Hij betoogt, dat door de provinciale districts-
indceling het stelsel van Hare onkenbaar wordt. Dat
stelsel moet öf in zijn geheel gelaten óf niet inge
voerd worden. Waar en hoe ook verspreid, moeten
gelijkgezinden elkander kunnen vinden, verzekerd, dat
hunne inspanning in de mogelijkheid eener keuze zich
afspiegelt. Waar blijft nu die mogelijkheid, zoo de
grenzen der provinciën als zoovele slagboomen tusschen
hen worden geplaatst Een ander bezwaar tegen
's hoogleeraars districts-indeeling is, dat daardoor het
provincialisme, dat met zooveel moeite is overwonnen,
weder in eere wordt gebracht. Eindelijk oordeelt mr.
Levy de door prof. Buys voorgestelde wijziging te
ingrijper^l en te zwaar voor het zwakke politieke gestel
onzer vertegenwoordiging. Censusverlaging zonder meer
wordt door mr. Levy de naaste eisch van het oogen-
blik geacht, en die gedragslijn zou hij de liberale
partij willen inprenten. Of zij daarbij winnen of ver
liezen zalweet mr. L. niet en onderzoekt hij ook
niet, want die vraag is hem, evenals prof. Buys,
onverschillig. Zóó zwak gevoelt zich de liberale idee
niet, dat zij öf een aanval duchten öf den strijd schu
wen zou. Kansberekeningen echter behooren op het
terrein der beginselen niet te worden geduld, en de
overwegende aangelegenheid isdat in Nederland met
berusting of gedoogen van wie het verhoeden kunnen,
geen onrecht geschiede.
De Midd. Ct. brengt het artikel van prof. Buys in
verband met het debat over kieshervorming, dat onlangs
in de Eerste Kamer is gevoerd en waaruit zij den
indruk ontving, dat de minister van financiën niet
wenscht, dat zijn ambtgenoot van binnenl. zaken een
ontwerp tot wijziging der kieswet tot stand brengt,
voordat hijzelf zijne financiëele plannen zoover bekend
zal hebben gemaakt, dat ze tot beoordeeling en ver
gelijking geschikt zijn. «Wat is dit anders", schrijft
de M. Ct., «dan de eerste op de laatste te laten
wachten? Onze verwachting zou dan ook niet groot
zijn omtrent hetgeen van het ministerie-van Lynden
te hopen is voor eene, zelfs tijdelijke, oplossing van
het kiesrecht-vraagstuk, indien er geen kans bestond
op aandrang van een kant, van waar men dien vóór
eenigen tijd niet scheen te kunnen verwachten. De