STATEN-GENERAAL.
Buitenland.
haar heuvelhoog mastgestel dat, daar 't geel geverfd
was, zoo fraai tegen de nieuwe witte zeilen afstak en
als goud blonk, toen de zonnestralen 't uitgaande
vaartuig vaarwel kusten. Thans is de //Liberaal" te
Port Elisabeth voor oudvuil verkocht; de romp bracht
350 pond op; 't overige rommeltje 640 pond. Sic
transit gloria mundi en de Nederlandsche handels
vloot gaat dienzelfden weg.
Aan berichten uit Paramaribo tot 19 Nov. is het
volgende ontleend:
Op de plant. Acöaribo heeft Zondag 1.1de Portugeesche
winkelier een arbeider dier plantage moedwillig gedood
door een geweerschot.
De verslagene, een Barbadiaan, had ten huize en
op uitnoodiging van den Portugees met dezen kaart
gespeeld en hem daarbij f 80 afgewonnen. Hierover
zeer boos, stond de verliezer op, nam zijn geladen
geweer van den wand en schoot het, zonder eenige
andere aanleiding, op den Barbadiaan af met dit
gevolg dat deze dood neerviel.
De dader, die zich dadelijk daarop uit de voeten
had gemaakt, is den volgenden dag door de politie
aangehouden en bevindt zich thans in hechtenis.
Gedurende dit jaar is als uitgevoerd aangegeven
het volgende bedrag van goud: Gedurende het le
kwartaal 1881 f 205,201, het 2e kwartaal 263,530
en het 3e kwartaal f 219,502; gedurende de maand
October f 28,944, van 1 lot en met 3 November
f 60,668, te zameu f 777,851.
TWEEDE KAMEK.
Het nog in ons vorig noramer in 't kort mede
gedeelde bericht betreffende de verkiezing van den
heer H. J. Bool in verband met het daarbij gebeurde
incident met de bus van Retranchement, was niet
geheel juist en ook onvolledig. l)e zaak is deze:
De commissie voor de geloofsbrieven heeft in de
zitting van Maandag haar verslag uitgebracht in de
Tweede Kamer. De commissie laat de verschillende
vragen, die zich hier kunnen voordoen, voorloopig
rusten en meent, dat vóór alles onderzoek moet gedaan
worden naar de briefjes van Relranchetnent, die len
ourechte ongeopend zijn ter zijde gelegd. Het is
mogelijk dat zij alle of bijna alle geldig zijn, en in
dat geval zal er misschien geen geschil meer bestaan.
De commissie meent dat de Kamer alsnog moet doen
wat het bureau van stemopneming te Middelburg
had behooren te doen, n.l. de briefjes van Retran-
chement openen en omtrent hun waarde beslissen,
als een eerste, misschien de eenige noodige maat
regel om te beoordeelen, of de heer Bool inderdaad
wettig is gekozen. Zij acht daartoe de Kamer niet
alleen bevoegd maar ook verplicht, en heeft daarom
de eer voor te stellen, alvorens over den geloofsbrief
en de verkiezing van den heer Bool uitspraak te
doen, te besluiten: //Overeenkomstig art. 5 2e lid
van liet reglement van orde, den Minister van Biuuenl.
Zaken uit te noodigen, de 16 ongeopende ter zijde
gelegde stembriefjes uit de bus van het onder-kiesdistrict
Retrenchement, met het proces-verbaal van stern-inle
vering aan dat onder-kiesdistrict, aan de Kamer te
doen toekomen, den voorzitter te machtigen een en
ander na de ontvangst in handen te stellen van de
eommissie, ten einde haar in staat te stellen, na
opening der briefjes, van hare bevinding verslag uit
te brengen en omtrent den geloofsbrief van den heer
H. J. Bool nieuwe voorstellen aan de Kamer te doen".
De minderheid der commissie meende een andere
conclusie te moeten voorstellen. Ook bij haar stond
vast, dat het bureau van stemopneming de stembrief jes
van Retranchement onder de overige had moeten
brengen en ze alsdan openen en beoordeelen. Nu
dit echter uiet geschied is vóór, zelfs niet gedurende
de opening der stembriefjes, mocht het bureau die
briefjes niet meer openen, zonder in openlijken strijd
te geraken met letter en geest van art. 59 der kies
wet. Het geheim der stemming is een recht van den
kiezer, ook naar 't schijnt bij de verkiezing te Zeven
bergen evenals bij andere gelegenheden steeds gehand
haafd. Volgens de minderheid bestaat de plicht van
de Kamer juist in het handhaven der krachtens de
Grondwet bij de wet vastgestelde regelen. Zij mag
dus evenmin als het bureau van stemopneming op
zettelijk een wetsbepaling ter zijde stellen, vooral niet
een die enkel strekking heeft om zoowel het recht
der kiezers als de handhaving van het publiek belang
te verzekeren. Door derhalve uit billijkheid de kies
wet ter zijde te stellen, zou de Kamer het recht en
den plicht van geheimhouding schenden en tevens
een onbillijkheid in het leven roepen, en wel een on
billijkheid, alleen mogelijk geworden door de wets
overtreding van het bureau van stemopneming. De
minderheid stelt alzoo voor: //te besluiten dat, door
het ter zijde stellen van de briefjes aanwezig in de
bus van Retranchement, welke briefjes op de uitge
brachte stemming van invloed hadden kunnen zijn,
de stemming in het kiesdistrict Middelburg niet
overeenkomstig de kieswet heeft plaats gehad, en de
heer Bool alzoo niet als lid der Tweede Kamer kan
worden toegelaten den Minister van Binnenl. Zaken
van dit besluit kennis te geven".
De meerderheid der commissie heeft de bezwaren
der minderheid vvederlegd en zegt dat, of ten slotte
de identiteit de stembriefjes onbetwistbaar zal zijn,
eerst zal kunnen blijken, wanneer zij zullen zijn op
gezonden.
Inderdaad is het een ingewikkeld geval. Alvorens
de geldigheid der briefjes in kwestie te kunnen be
oordeelen had het bureau van stemopneming, zooals
de wet dat voorschrijft, de bus moeten openen, de
briefjes onder de andere moeten mengen en dan tot
het onderzoek overgaan; maar was dan nog de iden
titeit dier briefjes te bewijzen?
Ook na het in den doofpot stoppen van de eeds
kwestie, blijven de symptomen van veldwinnend
clerioalisme in ons parlement zich vermenigvuldigen.
Wij durven niet iusinueeren dat dit in den doofpoot
steken zelf door middel van 't aanemen der motie-
Schaepmau, ook al naar clerioalisme riekt; maar wel
houdeu we het er voor dat, al is nu die motie met
al haar wijde strekking (waaraan zij de prioriteit te
danken had boven de andere moties) ook aangenomen,
dé eedsvraag slechts voor langen tijd van de baan is
geschoven, niet uitgemaakt. Wel is 't te verwachten
dat zich nu ook de gevallen van bezwaar tegen
't eedzweren zullen vermenigvuldigen en door het
non-possumus tier R^geeriug ook eveneens zullen
moeten verwaarloosd worden als de thans voorgekomeue,
zoodat vooreerst de met de Grondwet vierkant strijdige
regel als wet zal gelden, dat men om iets te kunnen
zijn in Nederland lid van een kerkgenootschap moet
wezen, dus eerst lid der kerk, dan staatsburger.
Ter gelegenheid, van de behandeling van Hoofd
stuk V der Staatsbegrooting voor 1882 (Binnenlandsche
Zaken) kwamen een paar punten ter sprake, die ge
legenheid gaven aan eenige leden om hun clericale
sympathieën te betuigen. De lieer Keuchenius ver
kondigde eenige ketterijen in zake de vaccine. Hij
is slim politiek genoeg orn niet te zeggen dat
hij optrad voor de bekrompen opvattingen van een
bepaalde richting in 't kerkelijke; hij beweerde in
tegendeel op gezag viin wetenschappelijke mannen te
spreken. Nu, wat er van de anti-vaccine-weten
schappelijkheid is, weet men genoeg.
Het andere punt wijs de lijkverbranding of crematie,
die ter sprake werd gebracht door den heer Bergsmu,
en zulks naar aanleiding van den tegenstand dien de
Vereeniging voor lijkverbranding ondervindt van de
zijde der Regeering. Nu kan men over de crematie
denken zooals men wij, van het bezwaar des Ministers
dat na de begrafenis in menig geval nog lang ge
legenheid blijft bestaan lot lijkschouwing in verband
met onderzoek naar misdaad, doch dat dit niet gaat
als de lijken verbrand zijn, is zeker wel iets aan.
Zeker is het ook dat een goede wijze van begraven
voor de belangen der openbnre gezondheid wel niet
schadelijker zal zijn dan een goed uitgevoerde crematie
en dat alles aankomt op de wijze hoe. Maar dat
daarbij nu alweer clericale bekrompenheid in het spel moet
gebracht worden, is naar.
De heer Eabius verkondigde de //goddelijke waarheid
nopens de opstanding des vleesches", en daarbij sloot
zich de heer Seret aan. Meu zou roo 'zeggen dat de
crematie evenmin als de begraving iets met liet leer
stuk der opstanding te maken heeft. Den heer Fabiu9
scheen het toe als zou de raensch door zich te laten
verbranden het der godheid ten dage der opstanding
te lastig kunnen maken. Wat al ongeloof brengt
dat zonderlinge geloof toch mede! Terecht werd
hierop door den heer Lieflinck gewezen. Dit belette
echter niet, <iat de heer Eabius in de crematie een
poging zag tot terugkeer naar den tijd der heidenen
en den molochdieust. Wat die molochdienst daarbij
moet doen vatten wij uiet. De heer Seret vatte dit
wel. De heer Bergsina repliceerde dat de geestelijkheid
te Milaan, zoowel de protestnntsche als de katholieke,
niet tegen de crematie is, maar daaraan zelfs haar
wijding geeft, en de toepassing er van bevordert.
De heer v. d. Eeltz waarschuwde ook nog tegen de
geüite meening, dat de crematie onchristelijk en be
graving speciaal christelijk zou zijn. Dit weet trouwens
iedereen, slechts als men door allerlei bekrompen
zoogenoemd godsdienstige leeringen verblind is, weet
men het niet.
Benoemingen, Besluiten, enz.
De heer J. J. van Kerkwijk, lid voor Nederland
van de jury voor de dezer dagen te Parijs gehouden
tentoonstelling van electriciteit, is door den President
der Frausche Republiek bevorderd tot komraaudeur
van 't Legioen van eer.
Z. M. heeft benoemd tot plaatsvervangend dijkgraaf
van den Magdalena-polder J. C. Sturm.
Voor het jaar 1882 zal het goedkeuringsmerk voor
de malen en gewichten, die geijkt worden, zijn de
letter R in drukvorm schuin gesteld. Yoor gasmeters
zal het ijkmerk zijn de koninklijke kroon.
Z. M. heeft aan den lieer L. Viergever, op diens
verzoek, met ingang van 1 Januari 1882, eervol ont
slag verleend als burgemeester van Dpivendijke.
Kunst, Wetenschap en Letteren.
De N. Rott. Ct. deelt een uitvoerig belang,
rijk stuk mede, zijnde een //Rapport over de kunst
in België, aan de Nederlandsche Regeering uitgebracht
door jlir. mr. W. M. van Weede, Zr. Ms. Gezant-
schaps-Secretnris te Brussel".
Wij komen er nader op terug.
Men zegt, dat weder een nieuwe komeet is ontdekt,
en wel de zevende van dit jaar. Zij is ontdekt in
Harvard College in de Vereenigde Staten. Tegenwoordig
is ze nog niet zonder teleskoop zichtbaar. Maar daar
zij met een groote snelheid tot ons komt, zal zij
waarschijnlijk spoedig met het bloote oog zichtbaar zijn.
Engeland gaat weder een zijner groote mannen
eeren. Ter eere der nagedachtenis van Sir Francis
Drake, die 300 jaar geleden zijn eerste reis om de
wereld maakte, en aan wiens werk o. a. volgens J.A.
Eronder en Cli. Kiugsley Engeland zijn tegenwoordige
maritime grootheid en hnndelsroem i9 verschuldigd,
zal een monument verrijzen. Van welk een aard dat
zijn zal, is nog onbepaald. Doch te Plymouth, van
waar de groote zeeman zoo dikwijls zijn tochten
ondernam, heeft zich een comité gevormd, om de
noodzakelijke sommen bijeen te brengen voor een
monument, den grooten Brit waard.
In het hotel Drouot had deze week eene belangrijke
verkooping plaats van de schilderijen van wijlen Jeu
hoer Teticé. Vele beroemde stukken van Hohbema,
Jordaens, van Ostade, Potter enz., zijn daar verkocht,
't Meest, bracht op de prachtige schilderij van Rubens
De wonderen van St. Benedictus. Dit schilderstuk
is verkocht voor 170,000 fr. voor rekening van
't koninklijk museum te Brussel.
In het Rb. wijst men naar hetgeen in Engelaud
door rijke kooplieden gedaan wordt voor kunst en
wetenschap. Te Birmingham hebben de heeren Tangye
dit jaar en verleden jaar telkens f 120,000 geschonken
voor een nieuwe kunstschool, de heer Colmore stond
daarvoor een stuk grond af van f 180,000 waarde,
en een onbekende gever gaf mede f 120,000 voor
hetzelfde doel. Een rijke zijdehandelaar te Leech, de
heer Nicholson, heeft f 120,000 bij de oprichting
en voorts jaarlijks nog f 6000 beschikbaar gesteld
voor een openbare boekerij, een museum voor schil
derijen en een kunstmuseum. De gewezen mayor
van Wolverhampton, die tijdens zijn arabtsbestuur
van een ongenoemde f 60,000 ontvangen had voor
de oprichting van een kunstmuseum, voegde daaraan
ecu gelijk bedrag toe; f 120,000 werden nog door
inschrijvingen bijeengebracht.
Die voórbeeldeu ziju, naar het Hbl. terecht opmerkt,
beschamend voor ons land, waar 't zooveel moeite
kost, om de betrekkelijk geringe som noodig voor
onze deelneming aan de internationale wetenschappelijke
Pool-expeditic, bijeen te brengen.
Engeland.
De Schotsche landkwestie treedt na de Iersche op
den voorgrond. De werkzame en zuinige Schotsche
pachter was van oudsher gewoon, het land voor zeer
langen tijd te pachten, trouw te betalen en zooveel
hij kon den grond te verbeteren. Sedert ongeveer
10 jaren is er verandering gekomen in de verhouding
tusscbeu den eigenaar en den pachter. Herinnerde
zij vroeger aan de trnditiëu der Clans, thans tracht
de eigenaar zijn voordeel te doen met de concurrentie
der velen, die land wenschen te pachten en staat hij
slecht9 korte pnchtcontracten toe. Hierdoor bereikte
de pachtsom een maximum, doch een aantal slechte
jaren en de concurrentie van Amerika, die het onmo
gelijk maakt de verliezen der slechte jaren bij een
ruimen oogst te herstellen, maken het den pachters
nagenoeg onmogelijk dat maximum op te brengen.
Daarbij komt, dat de bouwgrond jaarlijks vermindert
omdat de landheeren in het houden van schapen of
het oprichten van patinebakkerijen en andere fabrieken
meer voordeel zien. Een strijd tusschen pachters en
landheeren schijnt niet meer te vermijden. Wat in
Ierland is gebeurd, is niet zonder invloed op Schot
land gebleven. Zal Engeland weigeren, vrijwillig
voor Schotland te doen, wat het gedwongen voor
Ierland heeft gedaan? De toestand in beide landen
is nagenoeg gelijk. Zoo de opstand der Ieren met de
landwet beloond werd, mag het kalme, arbeidzame en