ZIERIKZEESCI1E COURANT.
voor het arrondis-
sement Zierikzee.
P
1881. No. 98, Woensdag 14 December. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
BORNEO.
Deze Courant verschijnt DINSUA.Gr eu VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post ƒ1,-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE NT IËN-.
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Dooilberieliten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contantbetaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever ii. LAKIiMiA!*.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegset,
't welk reeds Zaterdag aan de abonhé's binnen
de stad is verzonden.
n.
Slot.
Na den val der Bepubliek van de Zeven
Vereenigde Nederlanden, toen wij onder Frauschen
invloed en aldra geheel onder Fransche heer
schappij kwamen, verloren wij nagenoeg al
onze koloniën.
Bij de restauratie na den val van Napoleon
waren de Engelsehen wel zoo goed ons een
groot deel dier overzeesche bezittingen terug
te geven, doch onnatuurlijk was het niet dat
wij van dat tijdstip af slechts a la grace van
Engeland een koloniale mogendheid bleven.
Het zou een moeielijk vraagstuk opgeleverd
hebben, als Engeland ons eens niets had terug
gegeven, immers welke macht zou in staat
geweest zijn dit te beletten? Engeland deed
dit evenwel niet; het gaf in beginsel de koloniën
terug, met uitzondering van de Kaap de Goede
Hoop en Britsch Guyana en onder voorbehoud
van latere definitieve regeling en geldelijke
afrekening. Met die definitieve regeling gingen
vele jaren heen, misschien is ze nog niet voor
goed afgeloopen't traotaat betreffende de fac
torijen op de kust van Guinea on de Soematra-
kwestie was er tot heden toe het laatste van,
maar 't allerlaatste nog wel niet.
In 1815 werd de commissie tot overneming
der 0,-1. koloniën uitgezondenbet waren de
heeren Elout, v. d. Oapelle en Buyskes, doch
alles ging zoo langzaam, dat eerst negen jaar
later de overeenkomst gesloten kou worden,
die voortaan de verhouding tusschen Engeland
en ons zou bepalen. Dat traotaat van den
17 Maart 1824 hield hoofdzakelijk in, dat
Nederland aan Engeland een som van 100000
pond steil, zou betalen, dat onze bezittingen
in Voor-Indië en op Malakka zonden geruild
worden tegen Benkoelen en hetgeen Engeland
verder op Soematra bezat. Wij zouden Billiton
eu de Engelschen zouden Singapoer behouden.
Een eigenlijke grenslijn werd in den ludischen
Archipel niet getrokken. Alleenlijk werd bepaald
„dat geen Britsch kantoor opgericht zou worden
op de Carimans-eilanden of op de eilanden Battam,
Bintang, Linggin, of op eenige der andere
eilanden liggende ten zuiden van de straat
Singapoer, en dat met dezelver opperhoofden
geen traetaten onder Britsch gezag gesloten
zouden worden".
Borneo noch Soematra worden hier genoemd,
beide eilanden strekten zich trouwens ook zeer
ver ten Noorden van straat Singapoer uit,
ofschoon hun grootste gedeelte ten Zuiden
daarvan gelegen is.
Nu was er destijds ook zulk een scherpe
aandrang voor ons niet om uitgemaakt te zien
wie Soematra en Borneo uitsluitend zoude
mogen in bezit nemen; feitelijk waren slechts
enkele punten op die uitgestrekte eilanden door
Europeanen bezet; op Borneo zelfs zoo weinig
dat er iets belachelijks in zou gelegen hebben
daarvan te spreken als van een Nederlandsche
bezitting. Dat werd dus in het midden ge
laten. Later echter zou die aandrang om tot
juiste afscheiding te besluiten wel komen. Men
voorzag dit destijds reeds en onder de bepa
lingen van 1824 was er ook één waarin stil
zwijgend werd aangenomen dat Oost-Indië aan
Nederland en Engeland behoort, want al wat
de eene verliet, zou de andere het recht hebben
terstond te bezetten of in bezit te nemeu.
Hierbij werd zelfs uitdrukkelijk vastgesteld dat
geen andere mogendheid ooit iets in Oost-Iudië
zon mogen in bezit nemeu.
Zoo bleef er altoos aanleiding genoeg voor
eventueele moeielijkheden en 't is ons later
meermalen voor de voeten geworpen door En
gelschen, die daar belang bij hadden, dat Engeland
Noord-Soematra en nagenoeg geheel Borneo
best kon in bezit nemeu als 't dat wilde,
daar wij 't immers niet in bezit genomen hadden
en dus hadden verlaten. Op een kleine vrijheid
in opvatting van woorden en uitdrukkingen
kwain 't bij die lieden niet aan.
Het valt in het oog dat vroeg of laat ook
de Engelsche regeering die drogreden zou
kunnen doen gelden, doch voor ons was er
niet veel tégen te doen. Ons gaapvermogen,
om 't zoo eens te noemen, is niet groot genoeg
om bij 't geen we reeds hebben vast te houden
ook nog geheel Borneo op te slokken. We
hebben ondervonden wat 't ons reeds gekost
heeft om geheel Soematra in bezit te krijgen.
Ondertusschen heeft Engeland een halve eeuw
lang zijn krachten voornamelijk besteed aan
de verovering van geheel Indië op bet vaste
land. Dat heeft de aandacht van 't Iudië dei-
eilanden afgeleid, ofschoon 't bij herhaling niet
onduidelijk bleek dat Engeland gaarne een
vast puut in bezit wilde hebben op den weg
van Singapoer naar China en dat het daarvoor
't eiland Laboean had uitgekozen, dat op de
Noordkust van Borneo ligt voor de golf van
Broenei. Dat Engeland ook ondanks het traotaat
van 1824 niet verzadigd was van landbezit in
den Archipel mag men veilig als zeker aan
nemen. De moraal der diplomatiek brengt
echter zekere vormen mede, die in acht ge
nomen dienen te wordeu, om breuk van trae
taten, of woord of belofte te vergoelijken. Nu
is er geen regeering die zoo licht voorwendsels
kan vinden als de Eugelsche, omdat de En
gelsche natie van nature ondernemend is,
zoodat Engelsche avonturiers zich gereedelijk
iu den vreemde wagen, stunende op 't vader
land, dat niet licht zijn kinderen in den steek
laat, dit mag wel tot eer van de Engelschen
erkeDd worden.
En zoo was 't het particulier initiatief dat
Engelands regeering hielp aan de voorbereiding
eener te eeniger tijd onvermijdelijke bezetting
van Borneo en zulks oudanks de traetaten eu
voor onzen neus weg.
Iu 1839 verscheen een Engelsch avonturier
James Brooke (geboren te Witcombe in 1803,
overleden te Burrator in Devonshire in 1868),
op Borneo en wist zich daar aan den oever
der rivier Serawak te nestelen en zich zelfs
den titel van sultan van Serawak te bezorgen.
Men kan over deze nederzetting verschillend
oordeelen. De billijkheid eischt te erkennen
dat het bestuur van radja-Brooke voor de streek
een weldaad geweest is, ofschoon bij zieb aan
groote wreedheden heeft schuldig gemaakt
tegen zeeroovers of ben die kortheidshalve maar
zeeroovers genoemd werden omdat zij zijn tegen
standers waren. Serawak ligt niet ver Noord-
waarst van de lijn die wij gewoonlijk op onze
kaarten als de grens van 'tdoor ons werkelijk
bezette deel van Borneo aanduiden. Er ontstond
dus wegeus Brooke's onderneming zooal geen
conflict met Engeland, dan toeh een levendige
gedachten- of notawisseling. Dit eindigde in
1843 met een overeenkomst, die veel bad van
een handhaving van 't status quo.
James Brooke had zich in Engelands armen
geworpen, doch de Engelsche diplomaten oor
deelden het nog wat vroeg om openlijk de
zaak van Brooke als een nationaal Engelsche
over te nemen. Zij zochten om ons te sussen-
chicanes over ons voortschreden op de Oostkust
van Soematra en wisten het zelfs zoover te
brengen, dat wij ons daar terugtrokken, 't fort
te Iodragiri verlieten en op Borneo Radjah
Brooke lieten betuilen. De eenige voldoening
die wij verkregen was, dat de Engelsche regeering
Radjah-Brooke niet officieel erkende. Toch
zag de Britsche regeering er niet tegen op om
in 1845 het eiland Laboean als een geschenk
van den Sultan van Broenie door bemiddeling
van Brooke te aanvaarden. In 1847 ging Brooke
zelf naar Engeland om de aete van overdracht
over te brengen eu toen hij in 1848 terug
keerde naar zijn paleis te Serawak was het
met den titel van consul generaal vau Groot-
Brittanuië en goeverneur van Laboean. Er was
dus reeds een soort van vorm gegeven aan de
annexatie en al beweerde Engeland ook toen
dat Brooke slechts particulier was, dezer dagen
beriep nagenoeg de geheele Engelsche pers zich
toch op dat verdrag van 1847 als op een staatswet,
die aanspraken gaf op Borneo of een deel
daarvan. Blijkens 't bij ons in de bladen ver
melde heeft de Engelsche regeering iu de
gedactenwisseling met de onze ook uit dat
traotaat van 1847 geredeneerd.
Om nu de waarde van dergelijke traetaten
te kannen beoordeelen bedenke men slechts
dat de Sultan van Broenei een poovere sire is,
die traetaten sluit met iedereen en die, ofschoon
een nietig vorstje met een handvol onderdanen,
over een groot deel van Borneo beschikt alsof
't zijn eigendom ware, terwijl hij er even weinig
gezag heeft als de Engelschen of wij of iemand
anders, vooreerst omdat het eiland Borneo enorm
groot en zeer dun bevolkt is, en de bevolking
van het binnenland evenmin eeu Sultan vau
Broenei als een Radja Brooke of een Radjah
Blanda (Koning van Holland) als souverein
erkent. Ook met Spanje heeft die Sultan van
Broenei traetaten gesloten. Zulke traetaten
beteekenen niets, of't moest zijn een voorwendsel
voor de Engelsche diplomaten, en daar zijn ze
inderdaad goed voor, want nu heeft de Engelsche
regeering weer over een groot deel van Borneo
beschikt juist zooals die Sultan van Broenei,