Buitenlandsch, Overzicht. In de Tweede Kamer heeft de heer Bergsraa verlof gevraagd tot hel houden eener interpellatie over de sluiting der openbare vermakelijkheden wegens het overlijden van Prins Frederik. Het verlof is met 29 tegen 23 stemmen verleend. Den heer van Houten is met 42 tegen 19 stemmen het verlof toegestaan tot het honden zijner interpellatie over de eedsvraag. Er waren leden die tegen de inter pellatie waren omdat de heer van Houten toch ge legenheid zal krijgen te zeggen wat hij te zeggen heeft bij gelegenheid der behandeling van het adres van den heer Hartogh-Heys. De heer van Houten noemde zijn interpellatie een introductie-uaotie voor dat adres de heer Iieydenrijck ging daarin met hem mede. Het deca-deci-stelsel van benaming der maten en gewichten, dat eeu tijdlang triomfantelijk als een wet van Perzen en Meden gevigeerd heeft, zal vermoedelijk zijn meeste dagen beleefd hebben. Men gaat op vele plaatsen teekenen bespeuren van eeu trek naar reactie, die des te grooter dreigt te zullen zijn, naarmate het deca-decimisme strenger heeft geheerscht. Uit Assen wordt aan de Regeering niets meer of minder verzocht dan de //oude el" als wettige maat te her stellen en dus ook te doen ijken. Waarom dat ding nu //O u d e el" zal moeten heeten vatten we niet best; dat zal dan alweer een nieuwe kunstterm zijn. De benaming e 1 is toch oud genoeg zonder dat er dit bijgevoegd wordt. Ook is een verzoek gericht tot den Minister van Waterstaat enz. om weder l/i hectoliter of 25 liter te mogen gebruiken en ook een 21/2 liter. We zien niet in dat er tegen de inwilliging van dat verzoek bezwaren kunnen bestaan, als men toch niet meer zoo deca-decimistisch is als vroeger. Er zyn wel kwartguldens en 21/2 centsstukken, waarom zouden er ook geen kwarthectoliters en 2V2 liters zijn? De mannen van Assen zullen deze maten echter liever noemen kwart oud-mud en halve oude-vijfkop. Reactie zit tegenwoordig overal in de lucht. Het blauwboek betreffende den Atjeh-oorlog is ver schenen. Het is een lijvige bundel van 129 folio bladzijden. De bundel bescheideu betreffende den oorlog met Atjeh, die thans openbaar gemaakt en aan de Kamer overgelegd is, mag wel allerbelangrijkst heeten. Men behoeft slechts de eer3te reeks telegrammen in te zien om al terstond tot de overtuiging te komen, dat die oorlog onvermijdelijk was, niet door ons gezocht is en ook niet aan den lieer Fransen v. d. Putte, destijds Minister van Koloniën, kan worden toegeschreven. Iutegeudeel, het blijkt dat wat reeds toen als gerucht is uitgelekt, waarheid is geweest, n.l. dat wij wel de hand moesten slaan aan Atjeh om niet met Amerika en Italië, met Amerika zelfs haast onvermijdelijk in botsing te komen. Men mag dien kostbaren oorlog betreuren, maar zoolang wij een koloniale mogendheid willen blijven, mogen wij tegen de onaangename lasten daarvan ook niet opzien. In het in aanbouw zijnde Pauopticum (wassenbeelden galerij a la madam Tusseand) te Amsterdam zullen o.a. de afbeeldsels gesteld worden van de generaals v. d. Heyden en Verspijck. Aan Z. M. den Koning is gevraagd of ook diens figuur er een plaats zou mogen erlatigen. Prius Frederik zal worden voorgesteld als veldmaarschalk; Prins Hendrik als admiraal; de overleden Prins van Oranje iu huzaren-uniform. Aan het Ministerie van Justitie wordt een statistiek opgemaakt van buitenlandsche prostiluées, die zich hier te lande bevinden. Door tusschenkomst der officieren van justitie worden de opgaven verzameld. Bij eene drijfjacht te Witten, in Limburg, zijn geschoten 115 hazen, 12 konijnen, 3 snippen en 6 patrijzen. Er schijnt in die streken dus geen gebrek aan wild te zijn. De bekende schilder, de heer Bakker Korff te Leiden, is sedert eenige dagen zeer ernstig ongesteld. Na de telegraaf-uien, die al tamelijk oud beginnen te worden, komen thans de telefoon-uien. Twee bankiers hebben een langdurig gesprek over zaken per telefoon. Teu slotte zegt de een//Maar waar hebt ge toch in de laatste maanden gezeten? Ik heb u in geen velden of wegen gezien ik weet niet meer sinds hoe lang". //O, ik ben zeer ernstig ziek geweest en mocht niet uit". //Nu" herneemt No. 1 beleefd, //ge ziet er toch weer perfect uit No, 2 lacht door de telefoon zijn collega uit, die nu eerst begrijpt dat hij door de kracht der gewoonte een dwaasheid heeft gezegd. De beambte doet het hek van een overweg toe, daar juist een goederentrein moet passeeren en de machine langzaam aankomt. Een heer komt juist toen het hek gesloten is, maakt een helsch lawaai en snauwt den beambte, die hem beleefd op den aankomenden trein opmerkzaam maakt, af met de woordendat is mijn zaak, wanneer ik overreden word. Daar heb je gelijk in, klonk het lakonisch uit den mond van den baanwachter maar wie ruimt dan later die zwijneuboel weg? Twee knapen spreken met elkaar over de voor treffelijkheid van hun vaders. Dan moest ge miju vader eens hooren, zegt de een, die heeft een stem, dat als hij zingt het geheele huis dreunt. O, dat beteekent nog niets, merkt de andere op, als mijn vader eenmaal met zijn zware basstem begint, dan waggelen de tweede en derde hypotheek, die op het huis staan. Benoemingen, Besluiten, enz. De commies der posterijen 3e kl. C. E. v. d. Kamer zal zijn functies uitoefenen ten postkautore te Haarlem en de commies 4e kl. J. P. W. Caland ten spoorweg- postkantore No. 1. De kolonel A. J. W. v. d. Schrieck, komm. van het 3e reg. inf. te Bergen op Zoom, is benoemd tot officier van het Legioen van Eer. Kunst, Wetenschap en Letteren. De geestdriftige bewondering vau Sara Bernhardt overal waar zij optreedt is ongetwijfeld grootendeels welgemeend en door de hoogbegaafde kunstenares ook grootendeels wel verdiend. Men komt niet zoo maar aau zulk eeu universeele vermaardheid. Dat er echter toch ook wel iets overdreveus, kunstmatigs, gemaakt, kortom dat er reclame onder loopt schijnt evenmin te ontkennen. Zelfs moet de overtuiging hiervan in sommige plaatsen zoo sterk zijn, dat een tooneel- schrijver te Weenen 't heeft durven wagen een stuk samen te stellen, waarin Sara Bernhardt't onderwerp der intrige is, dus een parodie op de vergode kunstenares. Het stuk zal gespeeld worden in het Karl-theatre. Frau Gallmayer zal de hoofdrol vervullen, n.l. die van een hartstochtelijk vereerster van Sara Bernhardt, die haar nabootst en zoo een allerdolste parodie levert. De heer J. van "Vloten doet het voorstel aan de burgers van Nederland om f 150000 bijeen te brengen voor den aankoop der vier Halsstukken van het Beresteyns Hofje. Die stukkeu zouden vervolgens als ,/Nederlaudsch volksgeschenk" aau 's Rijks Museum le Arasterdam worden aangeboden. De loop der zakeu in Duitschland en in Frankrijk gaf in den jongsten tijd overvloedige stof tot verge lijking tusschen die twee rijken. Wij kunnen er al terstond bij zeggen, dat die vergelijking niet in 't voordeel van Duitschland uitkomt. Het is inderdaad een hoogst merkwaardig verschijnsel, dat hetzelfde Duitschland dat iu 1870 '71 Frankrijk ondanks zijn zin heeft genezen van den waan der laats.e periode van het keizerrijk, dat het ten bederve zou gevoerd hebben, thaus iu menig opzicht zeer ten achteren is bij dat toenmaals zoo achterlijke Frankrijk. Scheen 't destijds dat er een jong, krachtig, onweer staanbaar krachtig echt Germaansch Duitschland was opgestaan om nu voortaan in Europa le heerschen in de plaats van 't half-Germaansche, half-Romaansche Frankrijk, op dit oogenblik ziet het er aan beide zijden van den Rijn heel anders uit. Duitschland heeft zich aan de vijf milliardeu verslikt, zoodat het er maar niet van boven op kan komen; het is als 't ware vermagerd, verarmd, inzonderheid verouderd, sedert de glorierijke dagen van Mei 1871, toen overal de zegefeesteu de harten warmde hoofden heet maakten. Inzonderheid verouderd is Duitschland, 't vertoont al de gebreken van den ouden dag en toch is 't geheel herboren keizerrijk nog geen elf jaar oud. Neen, als militair moge de Duitscher nog met zekeren verklaarbaren trots aau den merkwaardigen veldtocht van 1870'71 denken, als staatsburger kan hij daaraan niet denkeu, als hij op 't heden let, zonder dat schaamrood zijn kaken bedekt en zekere angst zijn boezem vervult. De oorlog van '70'71 was als 't ware de beves tiging van het merkwaardige woordwij zullen niet naar Canossa gaan, vroeger door den minister Bis marck gesproken. Fraukrijk was toen de speelbal, 't bedrogen slachtoffer der ultraraontanen, die geen vader land kennen, doch gewillige bajonetten wel gaarne gebruiken. Op dit oogenblik heeft het er al deD schijn van alsof Bismarck zelfs niet tegen een gang naar Canossa zou opzien om de meer en meer dringende ruïne nog te bezweren, de meer en meer verzwindende illuziën uit zijn ijzeren tijd nog een wijle vast te houden. Om een cesarisme dat zich niet schijnt te kunnen voe gen naar de eischen des tijde, toch nog zoo lang mogelijk staande te honden, schijnt de groote Rijks-kanselier reeds zoover gekomen te zijn, dat hij zich met zijn Cesar iu de arrueu van eeu modern onding, 't cleri- caal-socialisme dreigt te zullen werpen. Mag uit dit alles de gevolgtrekking gemaakt worden dat in '70'71 de Duitschers ongelijk en de Franscheu gelijk gehad hebben Zeker nietmaar wel schijnt deze gevolgtrekking niet al te gewaagd, dat in '70'71 de Franschen nog niet te verdorven waren om door vernedering en ongeluk te leeren en de Duitschers nog niet rijp voor de vrijheid en 't volkenrecht waar voor zij dertijds de wapenen moesten voeren. Frankrijk is uit zijn vernedering opgestaan, heeft zijn ontzaglijke oorlogsschuld afgedaan, en die grooten deels weer opgewonnen, ja meer dan dat, en heeft nu reeds tien jaar lang de proef kunnen nemen met zijn republikeinschen regeeringsvorra. Duitschland is van de iu 1871 bereikte hoogte zedelijkerwijze gezakt, ingezakt om zoo te zeggen, en het heerschend regime tracht zich staande te houder, door 't onbevoegde publiek voor te spiegelen, dat in reactie op het gebied van handel, nijverheid en landbouw heil te vinden is en door de Curie van Rome aan 't lijntje te houden opdat deze onder liet uitzicht op te herwinnen invloed bevorderlijk zij aan een samensmelting van ultramon- tanen en protestantsche orthodoxe jodenhaters, van welk monsterverbond heil wordt verwacht voor de overige reactionnaire plannen. Neen, voor 't oogenblik is niet anders te zeggen dan dat men met veel meer welgevallen den blik naar Frankrijk kan weuden dan naar Duitschland, al is er ook links van den Rijn nog veel wat men zou kunnen wenschen dat anders ware. Gewis de loop der zaken in Algiers en Tunis is niet zoo dat de Fransche natie juist zoo bijzonder hoog kan weg loopen met haar republikeinsche hoofden; maar des te meer is het feit van het tegenwoordig ministerie een bewijs van vertrouwen in de republiek, dat toch de natie nog steeds blijft bezielen, 't Zegt veel dat een kabinet kan vallen, ten deele onder den aandrang van de radicalen, zonder dat daaruit een radicaal kabinet voorkomt, 't Kabinet Gambetta is daarentegen onmiskenbaar gematigd, geen vleierij voor de roode schreeuwers, geen beroep op de sympathie der commune- lui. Wel schijnt het het uiterste proefstuk van een emi nent staatsman te wezen, die misschien op dit oogen blik aan den vooravond staat van nog grooter fortuin. Iedereen gevoelt, dat het kabinet Gambetta een hoogst belangrijk feit is, een daad zoo stout, dat mannen die anders wel voor heete vuren durven komen, er niet aan hebben willen meedoen; maar 't schijnt dat iedereen toch ook tevens vertrouwen heeft in den toestandvertrouwen genoeg althans om 't reed9 voor zijn geboorte als 't //groote" aangeduide kabiuet aan 't werk te laten gaan, om te toonen wat het vermag. Voor Gambetta is dit tijdsgewricht uiterst critiek, zijn waagstuk kan hem op den top der grootheid voeren of voor lang, misschien voor altoos doen vallen. Het kabiuet Gambetta is samengesteld als volgt: Gambetta Buitenlandsche zaken, met Spulier als onder staatssecretaris van Staat, (wij zouden zeggen als secretaris-generaal)Waldeck-Rousseau, Binneul.Zaken, Develle als secretarisPaul Bert, Onderwijs; Campenon, Oorlog, met Blandin als secretaris; Allain-Targé, Financiën, met Lelièvre als secretarisRaynal, Open bare werken met Lerguillier als secretaris; Cochery, Posterijen; RouvierKoophandel; Casot, Justitie, met Martin Feuillée als secretaris; Gougeard, Marine; Devès, Landbouw, met Care als secretaris; Proust, Schooue kunsten. De raeesteu dezer mannen zijn nog weinig bekende grootheden, en 't is of Gambetta zooveel mogelijk nieuwe mannen heoft gewild, dan wel of de eminente mannen van den dag en van erkenden naam er niet aan gewild hebben. Men vertelt dat er wel honderd kandidaat-ministers zijn geweest en dat do lijst voor veleo een teleurstelling is. We weten niet in hoever dit op waarheid gegrond is. Is 't waar, dan kan er uit afgeleid worden dat men veel vertrouwen iu den toestand en in Gambetta stelt, of ook dat men aan hem gaat gelooven als aan een nieuwen Cesar. De uitkomst zal leeren watervan zij. Zeker i9 't dat Gambetta op dit oogenblik zeer hoog staat, maar volksgunst is wankelbarig en 't is moeielijk voor eeu man vau wieu men wonderen verwacht, aau die verwachting te voldoen. Ofschoon woordeu nog geen daden zijn en een optredend kabinets-hoofd niet vooraf weet of hij alles wel zal kunnen volbrengen wat hij voor heeft of hoopt, is toch de rede waarmede Gambetta zich en zijn kabinet aan de Kamer heeft voorgesteld, wel waard gelezen te worden. Hij las n.l. Dinsdag in de Kamer de volgende verklaring voor //Ten derden male sedert 1875 heeft het algemeen stemrecht in de volheid zijner souvereiniteit als ziju wil te kennen gegeven, dat de Republiek bevestigd worde, en dat zij worde omriugd van democratische instellingen. Door het vertrouwen der Republiek ge roepen tot het vormen van een nieuw bestuur, hebben wij geen ander programma dan dat hetwelk Frankrijk

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2