ZIERIKZEESÖHE COIRAYi.
voor het arroidis- xiètx senient Zieriaee.
1881. No. 01. Zaterdag 19 November. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Rij blad 10 cent.
VRIJS DER AD VERTENT1ËN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contantbetaald, 25 cl.
Alle stiikkcu, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgaic in te zenden aan den uitgever II. LAKEX.UAX.
Zierikzee 17 Nov. Volgens bericht van den
vuurtoren te West-Schouwen zat gisteren avond een
schooner op de Zeehondenplnat. De reddingsschokker,
schipper J. Paret, welke heden morgen vroeg uit het
Veergat kwam, mocht er in slagen de equipage, be
staande uit 6 man, welke reeds in de sloep waren
overgegaan, te redden en behouden alhier aan wal
te brengen. Het schip zit half vol water, doch bij
goed weer hoopt men vp.n schip en lading nog wel
iets te bergen. Ook de equipage van den reddings-
kotter //Willem van Houten'' en meer andere vaartuigen
zijn heden morgen daarheen vertrokken ter adsisteniie
en om zoo noodig lading te bergen. Het schip is
genaamd //Janthiue", kapt. J. Halgaud, le huis be-
hoorende te Nante9 en komende van Rédon met een
lading boekweit, bestemd naar Rotterdam.
Zierikzee, 18 November. Naar wij vernemen heeft
de lieer mr. J. Mauritsz Ganderheijden, burgemeester
dezer gemeente, de hem aangeboden kandidatuur voor
het lidmaatschap van den Gemeenteraad niet aange
nomen.
Dinsdag-avond j.l. was het de eerste Nuts-avotul
voor dezen winter. Dat de heer Keiler van Hoorn
van Dordrecht, die reeds vroeger hier was opgetreden,
een goeden indruk had nagelaten en liet Zierikzeesch
Nutspubliek doch met meer welwillendheid en
wezenlijke belangstelling dan eenmaal de Atheners
van den grooten apostel getuigden, van iiern hadden
gezegd: we willen hem een andermaal wel wederom
eens hooren zijn talent hoogacht, dat bewees de
zeer goede opkomst der leden en de talrijke schare
van dames.
Zij, die waren opgekomen, zullen zich dus niet
hebben beklaagd, maar integendeel hebben genoten
onder de schoone voordracht van de gevoelvolle hulde
aan de nagedachtenis van J. J. Cremer, den geliefden
novellist en vriend des volks, wiens te vroeg ontslapen
verleden jaar heel 't beschaafde Nederland met droefheid
vervulde.
Plet was ondertusschen een goede gedachte van den
heer v. Hoorn, dat hij juist geen levensschets van
Cremer, noch een letterkundige studie van diens werken
gaf, maar enkel een gemoedelijk woord van hulde aan
den te vroeg gestorven kunstenaar, van waardeering
en liefde voor den betreurden vriend, 'teen en 'i ander
geïllustreerd met fragmenten uit de novellen. De
gespannen aandacht en aan den afloop 't luide applaus
der hoorders mogen den heer v. Hoorn hebben doen
opmerken, dat men hier èu Cremer liefhad èn hem
den Spreker van dezen avond zeer op prijs stelt en
gaarne later weder zal hooren.
Na de pauze vergastte de heer van Hoorn zijn
auditorium nog jeens op een staakje van zijn eigen-
anrdigen, fijnen, beschaafden, degelijkeu humor. Rij
wijze van aanhangsel tot een bij een vorige gelegenheid
alhier gehouden lezing over een reis naar een denk
beeldige stad, gaf hij een schets van zijn bezoek in
de passage van die stad der fantasie en leidde hij
zijn hoorders nchtervolgens de voornaamste winkels
binnen of langs, waar alles te koop was wat liet
publiek verkeer kan bevorderen, of noodig maken, n.l.
neuzen, oogen, armen, handen, tongen, tanden, kinnen
en monden. Hieraan waren een aantal alleraardigste
en fijngeestige opmerkingen vastgeknoopt; 't wa9 iets
dat vermaakte en stichte tegelijk.
Wij zijn vast de tolk der hoorders als we den heer
van Hoorn danken voor den genotvollen avond en
bem een //au revoir" toeroepen.
Den heer H. J. Rooi, die door de vereeniging
Volksonderwijs in Staats-VIaauderen tot voorloopig
kandidaat, is gesteld voor de verkiezing van de Tweede
Kamer in het district Middelburg, heeft in een open
brief aan den notaris II. G. Hammacher te Groede,
opgenomen in de Midd. Ct.> voldaan aan den wensch
van verschillende zijden uitgesproken, (lat hij zich
nader zou verklaren omtrent sommige punten van
politiek belang. Iu beginsel is bij voorstander van
vrijen handel, en hij behoort niet tot hen, die op dat
beginsel vvenschen terug te komen, omdat op dit
oogenblik hier en daar de wind uit een beschermenden
hoek waait. De hervorming van ons belastingstelsel
wordt z. i. niet uitsluitend beheerscht door de vraag
of men aan directe dan wel aan indirecte belastingen
de vooikeur moet geven. In beginsel is hij zeer
gestemd voor directe belastingen, omdat de heffing
daarvan de meest rechtvaardige en de 'minst kostbare
is. Men kan echter niet met enkel directe heffingen
volstaan en moet dus ook wel zijn toevlucht nemen
tot indirecte belastingen. Hiertegen bestaat ook geen
overwegend bezwaar, dat het geheel inaar zoodanig
verband houdt, als de lasten naar evenredigheid der
inkomsten worden gedragen, dat er tusschen de
inkomsten behoorlijk wordt onderscheiden, en hetgeen
noodig is om in de behoeften van den staat te voorzien,
verkregen worde met de minst mogelijke kosten, for
maliteiten en belemmeringen. Omtrent het kiesrecht
refereert hij zich aan zijne vroegere verklaringen; de
vraag, of hij a temps opportun een herziening der
grondwet verlangt, om in de kiesvvec de capaciteiten
als factor op te nemen, beantwoordt hij bevestigend;
ook acht hij 't zeer wenschelijk, dat er tusschen den
census van de steden en dien van het platteland eene
betere verhouding worde in acht genomen. Van
de militie- en schutterij-ontwerpen heeft hij geen
bepaalde, sludie gemaakt, maar wat hij er van las,
deed hem gelooven, dat zij in het bestaande veel
verbeteringen aanbrengen en bij het voorstellen daarvan
met de ondervinding van niet bij onzen volksraad is
te rade gegaan. Een regeling, die in ons land een
militarisme zou scheppen, als b.v. in Pruisen bestaat,
zou hij heilloos achten voor de overige belangen (lei-
natie. Voor Indië verlangt de heer Bool een
politiek, die zich een geleidelijke doch geregelde ont
wikkeling ten doel stelt. Hij verlangt veel voor
Indië, doch bij alle hervormings-maatregelen moeten
de aldaar bestaande bijzondere toestanden wel overwogen
worden, opdat geen maatregelen genomen worden,
die geen verband houden met het geheel en, iu stede
van verbetering aan te brengen, slechts verwarring
stichten
Het vertrouwen iu de waakzaamheid der politie, of in
de macht, of eindelijk in de organisatie van den
politiedienst vermindert sterk in onze groote steden.
Te 's Hage is kort geleden een voorstel tot uitbreiding
der politie door den Raad afgestemd. Dit, schijnt te
getuigen voor 't vertrouwen van de meerderheid (les
Raads in den tegeinvoordigen toestand; doch eenige
dagen daarna werd te Scheveningen ingebroken iu het
kantoor van een lid van den Raad, en wel bij een
der tegenstemmers. Zoo iets zal het vertrouwen van
dien heer zeker niet versterken. Te Amsterdam heeft
de directie der Associatie Cassa verzocht voor haar
rekening de aanstelling van vief politie-agenten te
mogen nemen, ten einde door dezen des nachts in de
bewaking van haar kantoren te doen voorzien. Een
dergelijke vorm van het indienststellen van particuliere
wakers, wat immers niet verboden is pleit ook
al niet voor groot vertrouwen in den sterken arm.
De toestand van mr. L. Ed. Lenting is sedert de
laatste dagen weder verergerd.
Het ongeluk van de //Koning der Nederlanden"
heeft twee voorname bedenkingen doen opperen, waar
over alreeds vrij wat gezegd is. De'eerste betreft de
schroefas. Wij hebben die ook reeds aangeroerd en
toen de vraag gedaan of een scbroefschip niet zoo
gebouwd kon worden, dat het door 't breken der as
niet vol water kan loopeu, al slaat er ook den gat
in het schip. Een deskundige, scheepsbouwkundig
ingenieur te Rotterdam, heeft in een uitgewerkt stuk
in de N. Rott. Ct. beweerd, dat schroefassen zoo te
construeeren en vooral zoo te beproeven zijn, dat men
niet ongerust zal behoeven te wezen omtrent het breken,
ja dat zij, menschelijker wijze gezegd, niet kunnen
breken. Een ander deskundige, de chef-ingenieur van
Eijenoord, heeft daartegen ingebracht, dat men nimmer
volkomen gerust kan zijn op de sterkte van schroef
assen, daar zij- altoos verraden kunnen zijn, zonder
dat men het kan constateeren. Wij laten dit punt
verder rusten, daar wij onbevoegd zijn om er een
oordeel over te vellen.
In het Rott. Nieuwsbl. échter is oen opmerking
gemaakt, de tweede bovenbedoelde bedenking, die wel
zeer de overweging verdient en men behoeft geen
ingenieur te zijn om de gegrondheid dier bedenking
te kunnen inzien. Zij is deze: de //Koning der Neder
landen" had 218 koppen aan boord hiermede zijn
de 7 booten, die 't schip had, zoo gevuld geweest,
dat de mensclieu er als gepakte haring in zalen. Maar
het schip is wel eens uit Indië gekomen met bijna
het dubbele getal mensehen aan boord. Wat had er
kunnen gebeuren, als dit nu ook liet geval geweest
was? Men had dan een aantal menschcn op liet
zinkende schip moeten achterlaten, want er was voor
allen geen plaats iu de booten. Wie zouden de achter-
blijvenden zijn? Men heeft ook bij deze gelegenheid
opgemerkt en 't i3 nu ook ergerlijk geweest gelijk
altoos dat de //Koning der Nederlanden" behalve
een zeker aantal monschen met namen ook nog een
aantal wezens aan boord had, die //minderen" genoemd
worden, wezens zonder naam, waarvan men in de
personeele opgaven wel 't getal doch niet de nnraeu
vermeldt. Zouden 't die minderen zijn, die men maar
zou laten zinkeu met het schip? Men kan zicli zoo
voorstellen, dat de ramp vreèseiijk had kunnen zijn
als de booten niet al de opvarenden hadden kunnen
bergen. Thans is de orde voorbeeldig bewaard, doch
dan ware daar moeielijk raad op geweest. Men zou
dus zeggen, dat een stoomschip of ander passagiers
vaartuig steeds'zooveel sloepen en zeebouwende booten
zou moeten hebben, dat al de opvarenden in geval
van nood daarin konden geborgen worden, 't Zou een
geruststelling en een waarborg voor orde te meer zijn.
Iu het Dagbl. wordt gesproken over het verdienstelijk
gedrag van ka-pit. Bruijns en zijn officieren, bepaaldelijk
de bevelhebbers der sloepen, waarin de opvarenden
geborgen zijn, en waarmede zij reeds voor een deel
gered zijn, terwijl van de anderen met veel grond mag
vertrouwd worden dat zij ook zullen terecht komen.
Het Dagbl. vertrouwt dat de bedoelde personen wel
een officiëele belooning zullen erlangen, b.v. //de Ned.
Leeuw". Men zal gaarne instemmen met den lof door
't Dagbl. dien wakkeren mannen toegezwaaid, die
inderdaad getoond hebben, dat Holland nog ferme,
flinke zeelui heeft, die in geval van den ergslen nood
toch goed weten raad le schaffen en 't hoofd boven
water te houden. Men zal evenzeer erkennen dat N-ed.
Leeuwen nu juist uiet zoo dagelijks als erkenniugs-
teeken van wezenlijke burgerlijke verdiensten - worden
uitgereikt. Toch vreezen we, dat 't Dagbl. min beschei
den handelt met de Regeering als 't ware 't initiatief
nit de handen te nemen. Zulke prikkelingen wekken
zoo licht 't weerstandsvermogen op.