ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor hei arrondis-
sement Zierikaee.
1881. No.
Zaterdag 9 November. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post I,-
Afzonderlijke nominers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, rails contantbetanld, 25 cl.
Alle staklicn, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEAMAIV.
Hij deze Courant behoort een Hijvoegsel.
Dwalende Philanthropic.
ir.
Waaneer 't geen men keiiialiugsondervvijs
noemt dien naam wezenlijk verdiende, dan
moest het zich aansluiten bij de gewone lagere
school, gegeven worden aan die knapen en
meisjes, die de dagschool bekoorlijk hebben
gevolgd, b.v. tot bun twaalfde jaar; hot zou
dus van zelf niet enkel berhalings- maar voort
gezet onderwijs dienen te zijn. Dit is ook
wel de illuzie van de wet van 1878 en gewis
van allen zoo voorstanders van 't bijzonder
als voorstanders van 't openbaar onderwijs
van allen, die 't wel meenen met bet onderwijs
des volks.
De feitelijke toestanden leeren echter geheel
iets anders, n.l. dat slechts een onbeduidend
klein getal van bovenbedoelde knapen en meisjes
naar de herhalingsschool strevendat 't grootste
gedeelte van die weinigen, die thans de her
halingsscholen bevolken, voor zoover men van
bevolking kan spreken, eigenlijk komt om in
te balen wat verzuimd of na 't reeds lang
verleden schoolgaan vergeten en vervloeid is
terwijl de meeste leerlingen der gewone lagere
school, na die op 10- a, 12jarigen leeftijd
verlaten te hebben, nooit meer naar een school
omzien. De feitelijke toestand is dus deze:
dat voor wezenlijk herhaltngsouderwijs geen
noemenswaard getal leerlingen opkomt, dat
't geen voor herhalingsonderwijs doorgaat,
eigenlijk niets anders is dan inbalingsondcrwijs
en dat er eindelijk een groote schare ia, die
zich met 't minimum van 't geen ze geleerd
beeft vergenoegd en derhalve later blijkt onwetend
te zijn, al kunnen zij ook bij gelegenheid der
loting of van 't trouwen nog zoovvat hun naam
zetten.
Nu zou 't gewis een schoon iets wezen als
't gelukken mocht die groote schare tot onwetende,
domme mensehen opgroeiende knapen en meisjes
door een inrichting van onderwijs nog terecht
te brengen; dat is dan ook de illuzie van den
steller van 't artikel in 't R. N. Maar de feiten
loeren dat dit niet gaat, dat de illuzie uiet
verwezenlijkt kan worden, dat 't zelfs meer
kwaad doet dan goed als die illuzie wordt
nagejaagd en te meer kwaad naarmate die
ijver grooter is.
Waar zit 'm dit?
Slaan we een blik op de gewone volksschool
in de meeste steden 011 vooral op 't platte land,
en nemen we daarbij in aanmerking, dat bij
ons volk wezenlijke leerlust, zucht voor ontwik
keling helaas veel meer nominaal dan reëel
bestaat. Men belijdt wel met de lippen, maar
't hart is er geenszins warm voor. Welnu, op
't platte land gaan de kinderen door elkaar
ongeveer drie maanden van 'tjaar school, dat
zijn n.l. eenige gebroken weken in den winter.
De oorzaken hiervan zijn bekend. We merken
slechts op, dat zij na 't twaalfde jaar dei-
kinderen niet ophouden te werken, maar des
te meer zich doen gelden. Voor die groote
schare, voor wie bet gewoon dagsehoolonderwijs
reeds een hoogst gebrekkig, een te eeuemale
onvoldoend stukwerk is, zou de inhalingsschool
nog treuriger stukwerk zijn. Men weet dit
uit de ervaring. De oude avondscholen waren
feitelijk zulke inhalingssoholen, zij waren echter
ontegenzeggelijk aanleiding tot nog slechter
gebruik maken vau de dagschool, zij waren de
brng om van de dagschool weg te gaan, 't doekje
voor 't bloeden, de troost van 't zwakke gemoed,
't zalfje van den zachten geneesmeester, kortom
ze deden kwaad. Men beeft ze terecht veroordeold,
meereudeels afgeschaft en vervangen door
herhalingsscholen. Boven hebben we er op
gewezen, dat deze voor 't oogenblik eigenlijk
ook nog maar inbalingsscholeu zijn, doch zij
kunnen eenmaal goed worden als men hun
wezenlijk karakter maar elk jaar meer nabij
streeft. Nieuwe inhalingsseholen eebter naast
die verondersteld goede herhalingsscholen,
moeten noodwendig 't oude kwaad weer in de
band werken. De meeste menscben laat
ons 't maar erkennen zijn met den naam
tevredendo inhalingsschool wordt de toevlucht
der verwaarloosde schare, deze zal haar een
avond of wat, een week of wat, bezoeken, doch
dan 'ter bij laten uit onverschilligheid, uit
teleurstelling, dat de inhalingsschool in een
week of wat niet kan doen wat zes a acht of
tien doorgesukkelde schooljaren niet vermocht
hebben, kortom 't wordt alles een wassen neus.
't Is toch niet te doen of niet voldoende een
troep knapen en meisjes van 14 a 20 jaar te
vereenigen in een lokaal en daar met hen
a. 1). c. te gaan studeeren? Men diende te welen
dat dit tot uiets leidt dan tot een soort bewaar
school, die begint met vol te zitten, een hopeloos
werk is voor onderwijzers en leerlingen, en
die aldra uitgaat als een nachtkaars, met dit
verschil, dat een nachtkaars althans nog licht
geeft zoulang zij brandt. Nu zou men willen,
dat die inhalingsschool aansloot bij de herha
lingsschool. De leerlingeu dus, die naar de
inhalingsschool gaan b.v. op hun 14e, 15e of
16e jaar en dan weinig of niets weten, zullen
na een cursus van eenige jareu zoover zijn
gekomen, dat zij kunnen meedoen met de 12-
a 13jarige jongste leerlingen der herhalingsschool?
Wie ziet niet terstond dat dit een dolle illuzie is
Hoe is 'tnu in vele steden gesteld? Allereerst
DE ROMAN.
Een bydrage tot de Anti-Semietische kwestie.
III.
Slot
Karolina van P. aan haar vriendin.
Wanneer gij gelijk badt, lieve Sofie, als in de jaren
der jeugd wónden en smarten spoedig heelden en
vergeten werden, zou ik dan niet nog ellendiger
zijn? Van mijn geluk is mij slechts leed overgebleven
en dat i9 lichter te dragen dan een ledig hart. Gisteren
was het een jaar dat mijn goede moeder gestorven is,
ik weende den ganschen dag. Mijn broeder wekle met
geweld den sluimerenden toom in zijn borst weder op
's avonds gaf hij bloed op en was zeer ziek. Ach, hoe
schrikkelijk zijn de mannen! De arme FritsHij heeft
de kracht niet meer om zonder geleide door de kamer
te gaan en toch is hij nog sterk genoeg om te haten.
Er is geen hoop meer voor hem; dal heeft de arts
mij laten merken, door mij troostwoorden te geven
vóór ik die zocht. De steek, dien hij in de borst
gekregen heeft, heeft hem ongeneeslijk gewoud.
Al onze bekenden, die kwaad gesproken hadden
van mijn engagement met den overste en die met
mijn moeder daarover wrokten, hebben ons verlaten.
Nadat ons het ongeluk getroffen heeft, kekeu ze ons
met schadenfreude aan, en thans ontmoet ik enkel
onverschillige blikken. Hoe eenzaam is toch de onge
lukkige. Uw gade en uw kinderen, lieve vriendin,
zullen een steeds nauwer en zoeter kring om u sluiten,
en gij ook zult enkel aan mij denkeu, om des te inniger
u te verheugen in uw eigen vrede.
Van den overste heb ik niets gehoord. Dezer dagen
zeiden zij, dat hij in Engelsche gevangenschap geraakt
was. Misschien was het geen ware liefde, wat ik voor
hem gevoeld heb, maar het was de hoogste neiging,
waartoe ik in staat was. Ik kan maar niet op streek
komen, liet lijden van mijn moeder en van mijn broeder
heeft mij in de war gebracht en ik heb den ouden
weg mijns harten verloren. Hij was een edel meu9ch
en hij beminde mij met alle teederheid.
Zou hij nog aan mij denken? Hij is een man.
Als ik mijn broeder kom te verliezen, zal ik in een
opvoedingsgesticht zien te komeu. Mevrouw v. O. heeft
mij haar huis aangeboden maar ik kan geen kinderen
zien in bijzijn hunner moederik moet mij aan vreemde
kinderen wennen en denken dat het ook verlaten weezen
zijn en ik hun oudere zuster ben.
Leef wel, lieve Sofie, en ontvang mijn hartelijken
dank voor uw welgemeende» brief.
Overste W. aan Corre.
Cadix, den 26 December 1819.
Ik ken je hart, Corre, en geloof daaraan, ook als
ik het niet begrijp. Maar tot ieder ander zou ik zeggen
Gij bemint de vrijheid en kunt de tyrannie niet dienen
Niet boven alles hebt gij ze lief. Brutus heeft voor
gek gespeeld, ik vermocht meer dan hij. Sinds
vier jaren glimlach ik als een schurk, steek goud in
den zak als een boef, en sluit broederschap met alle
smokkelaars. Menigmaal ben ik des avonds doodmoede
van den arbeid van den dag; maar dan laat ik mij
wat op zee rondroeien, vertel de golven mijn geheim
en keer gesterkt naar huis terug. Gij vraagt mij
waarom ik mijn vaderland ontvlied? Ik heb er geen,
ik heb dat vreemde ding nog niet gezien. Waar kerkers
zijn, herken ik mijn vaderland; waar ik vervolging
vind, adem ik de lucht mijner kindsheid in. De maan
is mij even na als Duitschlnnd. Slechts ééns, in een
onbewaakt oogenblik, heb ik mijn ompanserd hart
geopend en toen hebben ze mij snel en goed getroffen.
Dat zal niet meer gebeuren.
Alles is uitgerust, de wind is gunstig, binnen
weinige dagen welft zich een schoonen hemel over mij. Ik
heb geen tijd meer om te spreken, maar weet, dat de
dag dat gij dezen brief ontvangt, de gelukkigste zal
zijn in het leven van je vriend.
Naschrift van den bewerker. De waarde van dit
stukje als letterkundig product blijve voor ditmaal aan
hare plaats. Zoowel in den brief van Karolina, als
vooral in dien van Karei is iets duisters. Het slot
inzonderheid is niet vrij van gezochtheid. Maar wat
uit het geheel spreekt, het is de hatelijkheid van dat
gene wat destijds en ook thau9 opnieuw de anti-
Semietische beweging heette.
Er is ook in dit opzicht uiets nieuws onder de zon.