ZIERIIZEESEHE COI KAYT.
voor het arrondis- seiiient Zierikzee.
1881. No. 87. Zaterdag 5 November. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden/ 1,Franco per post 1,-
Afzouderlijke noraraers 5 cent, raet Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIËN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contantbetaald, 2 5 ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk eeu dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LA KEN 314$.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel
'twelk reeds Donderdag aan de abonnê's bin
nen de stad is verzonden.
Dwalende Philanthropic.
Ook engelen kunnen vallen, dus ook dolen
van alle goede engelen geraakt de pliilanthropie
wel het meest van den weg af. 't Is of ze een
goedige, maar wat al te naïeve, soms ietwat
onnoozele zuster is van gezonde verstandige liefde.
Of 't waar is dat de goede engel der philan
thropic wel eens aan't dolen raakt Men vrage
maar eens naar de levens- en lijdensgeschiedenis
van die vele vereenigingen, alle met philan-
tbropiscbe bedoelingen ontstaan en ook alle
den teringdood gestorven. Pliilanthropie meent
het goed, doch ze kent de menschen en de
veelszins treurige toestanden waarin zij ver-
keeren, niet genoeg, is daardoor onpraetisch
en bereidt zich en haar vereerders en dienaren
in den regel teleurstelling. Dat ze ook wel
eens de plaats gaat bezetten waar verstandige
liefde en ijzeren consequentie beter zouden
passen en meer nut doen, behoeft haast niet
te worden gezegd; ook dit leert de ervaring
menigvuldig genoeg. „Zachte meesters maken
stinkende wonden" is een spreekwoord dat
Philanthropie in den regel vergeet en daardoor
doet zij wel eens kwaad in plaats van goed.
Het meest te bejammeren is het wel, dat zij zoo
weinig leergeld wil geven en hoe vaak ook
ontnuchterd en teleurgesteld toch altoos maar
weer op nieuw de eene of andere hersenschim
voor een wezenlijk beeld gaat houden en de
een of andere nieuwe pogiug gaat doeu met
een soes van illuziën, als hadde zij nog nooit
teleurstelling ondervonden. Ofhierdemenscheiijke
ijdelheid ook in 'tspel is en men wel eens
meent dat men al vrij wat gedaan heeft als
men weer eens een philanthropische vereeniging
heeft gesticht, of een schoonschijnend menseh-
lievend werk op de horens heeft genomen,
willen we nu niet beslissen.
Wat ons aanleiding tot dit weinig optimis
tisch schrijven gaf, was eeu stukje, dat we in
het Roti. Nieuwsbl. vonden en dat handelt over
herhalingsonderwijs en inhalings-
on der ivijs. Het blad wenscbt, dat naast
het herhalingsonderwijs waarvan de zorg door
de onderwijswet van 1878 aan de gemeente
besturen is opgedragen door „particuliere"
philanthropie moge worden zorg gedragen voor
die misdeelden der samenleving, voor wie, als
zij de schooljaren te boven zijn, weinig of niets
te herhalen valt, eenvoudig omdat zij nog niets
hebben geleerd, of die om andere redenen voor
genoemden tak van het lager ouderwijs nog
niet rijp zijn. „Wij vragen, schrijft het R. Nbl,
voor groote gemeenten de vorming eener ver
eeniging, die zich tot taak stelt de vestiging
en instandhouding van een inrichting, aan
welke wij - misschien is er een betere -
den naam geven van inhalingssehool. Het
gemeentebestuur zou, gelooven we, gaarne een
zijner schoollokalen met vuur en licht beschikbaar
stellen, zoodat alleen voor bezoldiging van
onderwijzend personeel en voor leermiddelen
gezorgd behoefde te worden. Die school moet
zijn zesklassig, om zelfs aan jongens en meisjes,
die nooit eenig onderricht hadden ontvangen,
toegang te kuunen verleenen. Haar program
moest zich bij dat der herhalingsschool aanslniten,
zoodat zij aan de laatste haar leerlingen kan
afleveren. Voor kleinere gemeenten, waar het
getal kinderen, die in de termen vallen, slechts
weinige bedraagt, vragen we een soortgelijke
vereeniging, die op meer beperkte schaal werkt
zij kan er zich toe bepalen, de kinderen die
op den gewonen leeftijd voor het herhalingsonder
wijs nog niet rijp zijn, door het geven van privaat
lessen daartoe te bekwamen".
Ziedaar de nieuwe droom, die Philanthropie
zich in het hoofd heeft gehaald.
Zonden zulke vereenigingen tot stand te bren
gen zijn in de groote gemeenten? Zonder twijfel,
en in de kleine gemeenten ook wel. Er is geen
philanthropische illuzie of men kan liefhebbers
krijgen, die er zich den neus eens aan willen
stooten; vereenigingen zou men dus wel kunnen
maken. Aan troepjes parias, die zich voor de
proefnemingen beschikbaar willen stellen, zal
het ook niet ontbreken; men zal enkel wat
moeite hehben om ze er bij te houden en dus
't geslacht der paria's dienen aan te kweeken
om telkens de ledige banken weer aan te vullen.
Vooral die privaat lessen zullen liefhebbers lok
ken. Als men er kleine of groote toelagen aan
verbond, dat zou nog meer trekken.
Maarzou dit alles verstandig gehandeld
zijn; zou 't tot iets wezenlijks leiden? We zijn
van het tegendeel zoo innig overtuigd, dat we
zelfs durven zeggen, dat zulke vereenigingen
veel meer kwaad zouden doeu dan goed, dat
zij den kanker van 't schoolverzuim stelselmatig
zouden kweeken in plaats van dien te bestrijden.
Slot volgt.)
ZIERIKZEE, 4 November 18 8 1.
Op Dinsdag 15 November zullen de Nutslezingen
alhier voor dezen winter geopend worden met het
optreden van den lieer Keller van Hoorn van Dordrecht.
Verder zullen dezen winter als sprekers optreden in
dit Departement de lieeren A. Wirumeus Buning van
's Hage; W. J. van Gorkora van Goes en P. van der
Veen van Alkmaar.
Door de leden der Confrérie van St. Sehastiaau te
Middelburg, die in Juli j.I. hun deken, mr. G. N.
de Stoppelaar, bij gelegenheid van zijn 30jarig lid
maatschap van 't bestuur der Confrérie, nis ovatie
een concert van de muziek der grenadiers hebben
aangeboden, is thans aan genoemden heer nog een
prachtig monumenteel album vereerd met toepasselijk
opschrift en opdracht en bevattende de portretten
van 24 leden der Confrérie.
Iemand te Twello heeft op één dag niet minder
dan 4 groote otters gevangen.
DE ROMAN.
Een bijdrage tot de Anti-Semietiscbe kwestie.
II.
Een pijnlijke kreet dien de gravin uitstiet brak
hier de voorlezing af. Karoliua en haar broeder sprongen
verschrikt op God, lieve moeder, wat scheelt u,
Gij wordt bleek? Niets, kindereu, niets, mijn oude
hartkloppingen. Brengt mij mijn geneesmiddeltje maar. -
Na zich wat hersteld te hebben, verzocht de gravin
den overste morgen verder te lezen, zij had hoofd
pijn.
Hebben dan Klara's ouders niet gewetendat
August een Jood is? vroeg Karoliua aan den overste.
Dat zullen wij morgen hooren, antwoordde deze.
Dat is een duivel9cbe geschiedenis! merkte de kapi
tein op. Van 't huwelijk kan nu niets komen en mijn
Kuialdo die onder een boom zit te zuchten, is een
Hebreër. Ik moet morgen onzen hüisjood eens vragen,
°f een Hebreër verliefd raag worden volgens de wet
van Mozes. Het is waarlijk eeu treurige geschiedenis,
viel de overste lachend in. Wat zou u doen, genadige
moeder, als uw dochter zulk een ongeluk overkwam?
De gravin bukte zich naar haar gevallen zakdoek.
En gij heer zwager? Hel en duivel ant
woordde de kapitein met den voet stampend als
mij een verdoemde Jood zulk een streek speelde, zon
ik den kerel van de derde verdieping naar omlaag
gooien, dat vader Abram ach en wee zou roepen, als
hem zulk een zware klomp ia den schoot viel
En jij en gij jonkvrouw vroeg de overste aau
Karoliua. Deze maakte een diepe buiging. Zeer ver
plicht voor uw compliment, heer overste. Waarachtig,
gij zijt een aardig heer. Hoe kan jij nu denken, Karei,
dat ik ooit een zwarten, gemeenen Jood zou kunnen
liefkrijgen? Er zijn ook blonde eerlijke, hernam
de overste. Het is waarlijk erg, het is zeer treurig,
als men elkaar bemind en gekust heeft, elkaar dan
weder te verlaten. Maar wat' zit er anders op?
Je zoudt dus je geliefde verstooteu? Karoliua? - Wat
anders? De arme Klara zou uitgelaclieu worden en
haar Joodsche man mocht niet eens in 't casino komen.
Maar zij moet het flink aanleggen als zij hem weg
stuurt. Lieve mynheer Schmoel, zou ik tot mijn brui
degom zeggen niet waar, moeder, alle Joden
heeten Schmoel met hun doopnaam Lieve mijnheer
Schat, het is waar dat ik u bemind heb; God weet
hoe 't gekomen is; ik was altoos eeu zot meisje
geweest maar lieve mijnheer Schmoel, wees ver
standig, wij kunnen niet samen trouwen. Wees niet
boos, mijn lieve mijnheer Schmoel: ziet ge, ik schenk
u al mijn brillanten, al mijn zijden kantendie zijn
veel geld waardgij kunt er een goede zaak mee
maken op de Brunswijker mis; maar geef gij mij mijn
woord terug.
Neem het! sprak de overste met bevende stem,
eti stormde als in waauziu liet huis uit.
//Gij hebt mij de spelen mijner kindsheid ontstolen,
gij slechte schelm! Gij hebt zout geworpen in den
zoeten beker mijner jeugdgij hebt arglistigen laster
en dwazen spot- gesteld op den weg des mans
weerhouden kondet gij mij niet, maar moede, ver
drietig en zonder vroolijkheid bereikte ik het doel.
Ideaal, na ideaal hebt gij mij gedood en een kerkhof
gemaakt van deze levenslustige borst. Dat mij de wraak
niet eens is overgebleven, dat ik geen kracht heb om
te vergeven, en ik niet laf genoeg ben u te tuchtigen
Ik kan u niet bereikeu in uw vossenholen, ik kan mij
niet bukken, ik kan niet kruipen en recht krijgen,
als altoos, zal dit slimme vee Ach hoe snel ging
deze schoone zonnige dag voorbijDaar zijn zij weer,
die oude vleermuizen, die mij zoolang om 't voorhoofd
en om de ooren fladderden; daar ben je weer, akelig