ZIERffiZEESCHE COlfRMlT voor het arrondis- seinen! Zierifizee. 1881. No. 79. Zaterdag 8 October. 84ste jaargang NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. :n en EEN ONVERKWIKKEND GERECHT. Schetsen uit de werken van Emile Zola. e ;nd slijm- cliteml in de ueemt. rstrant mr bij i'ING. Ot. 661/, 78ts/„ f 1021/, i 1021/, 103 97% 26i5/lt 53 98% 82% OTi/, 79 66=/,, 66»/, 15'/,, 1001/, 2513/l 134% 53«/„ 86% 92% 53 131»/, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden J 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. VRIJS DER ADVERTENTIËN: Ver gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 1—6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1—5 regels, mits contant betaald^ 25 cl. Alle stulGicii, ile redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dn? voor de uitgave Bij deze Courant bekoort een Bijvoegsel. in te zenden aan den uitgever II. IiAKEAMAiV. i. „De woorden des wijzen zijn als gouden appelen op zilveren schotelen", dit moge waar zijn in 't algemeen eu een sierlijk compliment aan bet adres van hen die fraaie woorden in schoone vormen weten te gieten, zoodat ze aantrekkelijk zijn voor toog, t is ook niet te ontkennen, dat het wel eens gebeurt dat zelfs een gansch gezelschap van wijzen een gerecht opdiseht dat alles behalve verkwikkelijk lijkt en dit bij 't proeven ook blijkt niet te zijn. Wezenlijk, 't geen er in de Tweede Kamer is opgedischt naar aanleiding van de interpellatie-Heydemïjek over den eed, 't heeft op ons den indruk ge maakt als een aangeboden schotel of een opge schepte soep, die ons bij 't proeven zoo tegenviel, dat we er van moesten erkennen: we lusten 't niet. is dal nu .1.. 1™=., j; lo in de eerste keuken van 't land, waar de koks en de keukenmeester zich toeb blijkens hun woorden zoo ongeveer verantwoordelijk achten voor de maag en de digestie des volks We zullen hier geen overzicht geven van de iuterpellatie-Heydenrijek, noch van de rede des Ministers, noch van de echo dier rede door den heer Wintgens aangeheven, noch van de overige adviezen. Van de lezers van dit stukje veronderstellen we, dat zij dat alles hebben ge lezen in de Kamerverslagen, zoo niet, laat ze dan dit stukje maar niet verder lezen. De totaal indruk, dien de discussie over den eed op ons gemaakt heeft, is dezedat is daar geweest een soort van polsvoeling onzer Kamer om alvast met eenige zekerheid te kunnen schatten hoe de stemmen staan zullen, als bin- neukort de meer beteekenende vraag (ot het Parlement komt: wat zgt ge, clericaal of niet? Zijt ge Nederlandse!) staatsburger of zijt ge lid van dit of dat kerkgenootschap dat ge als uw eigenlijk thuis beschouwtZijt ge mensch of zijt ge al- of niet-lidmaat Zijt ge een zelf denkend wezen, of belijdt ge een onnoozele leek te zijn, die leiband, aanwijzing, directie enz. noodig hebt om niet om te vallen? Erkent ge (lat gezond verstand op ervaring en gevoel van leeht gegrond de wet moet maken en des noods verbeteren, of belijdt gij uw verstandelijke on mondigheid en wilt ge u scharen als schapen in de kudde van den een of anderen herder We vernamen zelden zooveel tegenstrijdigheid in adviezen, die er toch blijkbaar op aangelegd waren om ernstig, hoogst ernstig te zijn, als in de adviezen door de meeste sprekers uit gebracht. De grootste tegenstrijdigheid, die ons als t ware in 't gezicht gekletst werd, na 't lezen der lauge redevoering van de lieereu die aan den eed zoo veel waarde toekennen als wapen tegen het huns inziens veldwinnend atheïsme, heeren daar, die zoo recht persoonlijken God, en'zoo'vurig van ijver tegen die booze atheïsten, modernen, vrijdenkers enz. optreden, dat die, zeggen we, Jezus van Naza reth, als hij thans nog leefde en Nederlandse!) burger was, niet zouden toelaten als lid van een gemeenteraad, noch van do Tweede Kamer, noeli van eenig ander collegie waar de eed als entree gevorderd wordt. Natuurlijk niet, of alle consequentie moest aan een kant worden gezet. Men leze maar de eenvoudige, klare woorden „zweert gansclielijk niet; noch bij den hemel, omdat hij is de troon van God; noeh bij de aarde, omdat zij is de voetbank zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des grooten Konings; noch bij uw hoofd zult gij zwerenomdat gij niet één haar kunt wit of zwart maken, maar laat zijn uw woord: ja, ja; neen, neen wat boven deze is, dat is uit den boozen." (Matth. V: 3437.) Of zou men mis schien meenen dat dit alles vervalt, als men zweert bij God zelf? En men zou ook in de bedoelde collegies niet toelaten St. Jacobus (Cap. V 12)noeh Epictetus, (Iu Enchiridio, Cap. XLIV), noch Justin us de Martelaar, noch Chrysoslomus Hilanus, Ambrosius, Ilieronymus, ühromatius, UeenmeniusTheophylaetns, Eutbymius, noch ook Johannes Wicklef, benevens een breede schare van andere mannen van naam. Men zou hen rangschikken onder de atheïsten, modernen, vlijden kers, of onder het „kleine hoopje" waar van de heer Wintgens beweerde dat het er niet op aankwam wat daar mede gebeurde. Tenzij men beu voor Mennisten aanzag en als zooda nig privilegie gaf eu liet doorslippen zonder eed. Een andere groote tegenstrijdigheid ligt daarin, dat bij ons de Mennisten uit godsdienstig heid geen eed zweren, en deswegen niet worden gelaakt, terwijl van alle anderen, die om hun bekende eu voldoende redenen iets hebben tegen het zweren, dit wordt aangerekend als een bewiis van u. •- Nog een tegenstrijdigheid is 't, dat vertegen woordigers van 't vrije, sinds eeuwen om zijn vrijheidszin bekende volk van Nederland, toch zoo erg gekant zijn tegen vrijheid van geest. „Kritiek mag alles onderzoeken, enkel 't kri- tiekste niet", spotte de leekendichter. Er zijn leekenvertegenwoordigevs, die zouden zingen alles moet vrij zijn, slechts die ééne die van natuur vrij is, de vrije geest, niet. Een ander raadsel is 't, hoe men daar toch toekomt om de eedzwererij, die zuiver heidenseh is, te gaan vereeven als iets bij uitnemendheid godsdienstigs, waarbij vergeten wordt, dat een der eigenaardige karaktertrekken van de eerste Christenen, en waarom de Romeinsche keizers hen lieten vervolgen, deze was, dat zij geen eed zwoeren. Hoe kan alles toch verkeeren, dat 't geen eenmaal iets karakteristiek christelijks was, thans als athéïstisch wordt uitgekreten Zeer merkwaardig is 't verder, dat zelfs de Minister, ofschoon ook voor 't oogenblik 't cri- „LA CONQTJÊTE DE PLASSANS". (De verovering van PI as san 8.) IX. Mouret was opgerezen, in een vlaag van toorn. Watriep hij, is flat alles Zij heeft u een uur lang laten babbelen en zij heeft u niets gezegd Toen het heelemaal donker was, zei ze: „Nu, 'fc wordt frischjes buiten". Toen nam ze haar emmer op en i3 weer naar boven gegaan Je bent een uilskuiken, zie je! Die oude zou er tien van uw slag verzakken en verkoopen. Nu! zij zullen nu in hun schik wezen, dat zij aangaande ons alles weten wat zij willen weten Verstaat ge, Rosa, je bent een uilskuiken De oude keukenmeid kon niet heel veel velen; zij liep met driftige stappen rond, stiet de potten en pannen door elkaar, wrong de vaatdoeken eu gooide die op den grond. Weet u, mijnheer, stotterde zij, als dat nou is om mij een standje te maken, dat u in mijn keuken gekomen is, dan was 't de moeite niet waard. Dan kon u wel weggaan Wat ik gedaan heb, was enkel om u tevreden te stellen. Als mevrouw ons zoo vond, zou ze mij beknorren en ze zou gelijk hebben, omdat het niet goed is Ik kon die dame toch de woorden niet uit de keel halen. Ik heb 't aangelegd zooals ieder 't aanlegt. Ik heb gepraat, ik heb over u gepraat, 't Is zooveel te erger voor u, dat zij niet over haar zaken heeft gepraat. Ga het haar zelf vragen, als u er zooveel omgeeft. U zal misschien zoo dom niet wezen als ik, mijnheer Zij ging hoe langer hoe luider spreken. Mouret oordeelde het maar voorzichtig, weg le snappen, terwijl hij de deur van de keuken weer dicht deed, opdat zijn vrouw niets zou hooren. Maar Rosa deed de deur weder achter hem open eu riep hem nog in de vestibule na: Ik bemoei me met niemendal meer, weet u u kvn nemen wie u wil voor uwe leeJijke boodschappen. Mouret was geslagen en hij had nog al 't land over zijn nederlaag, en om nu eens hatelijk te wezen zei hij dat de lui boven maar zeer 011 beduidende menschen waren. Langzamerhand verspreidde hij onder zijn kennissen een meening, die de gansche stad ging koesteren. De abbé Faujas werd beschouwd als een geheel onbemiddeld priester en zonder de minste eer zucht, nis iemand die geheel en a) buiten de intriges van het bisdom stondmen meende dat hij zich zijn armoede schaamde, en de onaangename baantjes van de kathedraal waarnam, terwijl hij zich zooveel mogelijk op den achtergrond hield, waar hij zich nog 't best in 9cheen te kunnen schikken. Op één punt slechts bleef men nog nieuwsgierig, namelijk, te weten waarom hij van Besangon naar Plassans was gekomen. Er liepen histories van kieschen aard rondmaar de veronderstellingen schenen gewaagd te zijn. Mouret zelf, die zijn huurders had bespied voor pleizier, om den tijd te korten, enkel zooals een parlijije kaart- of balspel, zou op den duur hebben vergeten dat hij een priester bij zich had inwonen, toen er een nieuwe gebeurtenis in zijn leven voorviel, die liera kon bezig houden. Op een namiddag naar huis komende, bemerkte hij voor zich uit den abbé Faujas, die de straat Balande opkwam. Hij vertraagde zijn stap en bekeek hem op zijn gemak. Sinds een maand, dat de priester in zijn huis woonde, was dit de eerste maal dat hij hem nldus iu 't volle licht te zien kreeg. De abbé had nog altoos zijn oude soutane aan; hij ging langzaam, den driekanten hoed in de hand, blootshoofds, ofschoon er een frissche wind woei. Het was eenzaam in de 3teile

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1