In 't Rott. Nieuwsbl. leest men de volgende belang
rijke opmerking.
Overal klaagt men zomers over liet spoedig bederven
van alle mogelijke levensmiddelen't was dezen zomer
nog niet eens heel warm, maar toch aan klachten geen
gebrek. Yleesch, boter, melk, men kan 't geen dag
goed houden en bij den slager regent het nog eens
bijzondere klachten over de taaiheid van zijn waar,
die hij te versch moest afleveren, daar de warmte
hem belette het geslacht te laten besterven.
Is liet niet vreemd, dat in ons land noch door de
huisvrouw, noch door den slager, noch door zoovele
anderen die feitelijk schade lijden door de warmte,
naar middelen wordt omgezien om dien invloed te
verminderen? En toch ligt het voor de hand, ieder
kent het, maar 'tis alsof men aarzelt er gebruik van
te maken. Waarom schaft elke huismoeder zich geen
flinke ijskast aan, een meubel dat enkele guldens kost
en geslachten overleeft, dus niet duur mag heeten.
In warme dagen heeft zij daarin slechts een emmer
ijs te doen, dien zij voor weinige centen kan koopen,
en alle levensmiddelen blijven frisch als midden in
den winter, terwijl bier en andere dranken dubbel
verkwikkend zijn wanneer ze een kwartiertje in die
kast hebben gestaan.
De tijd waarin huismoeders de behoefte aan ijskasten
gevoelenis echter voorbijmaar een volgend jaar
zullen ze wel eens aan ons denken; wie zich den wenk
te nutte maakt, zal er ons dankbaar voor zijn.
Dat wij thans het ijs als middel tegen bederf ter
sprake brengen is met het oog op den kleinhandel.
Welke slager b.v. in onze stad maakt er gebruik van?
Wij gelooven geen enkele, ondanks de klachten die
dit verzuim hun op den hals laadt. Waarom verzuimen
zij het? 't Is te duur, zoo zegt men. Ja, als de
slager de hoeveelheid die hij behoeft van ijs-maat
schappijen moest betrekken, zou het hem zeker te veel
in de papieren loopen, doch hij heeft het immers maar
voort 't grijpen en voor 't bewarenwanneer hij er
den kelder onder zijne woning met een kleine moeite
toe laat inrichten.
Daartoe is het thans de tijd en daarom spreken we
er nu over.
In de groote steden van Duitschland hebben zeer
zeker alle slagers, maar ook nog anderen hun kelder
met latwerk laten beleggen voor het uitdruipen van
het ijs; verder doen zij er niets aan en hun ijskelder
is gereed. Hier zou men nog eenige voorzorgen dienen
te nemen met het oog op het grondwater, maar ook
hier zouden de kosten van aanleg niet opwegen tegen
de voordeelen in een enkel jaar. De slager die liet
geslacht des zomers evenals des winters behoorlijk kon
laten besterven, zou bekend worden om de smakelijk
heid van het vleesch dat hij verkoopt.
In Duitschland is dit algemeen in zwang. Wie na
éénen dit in verband met het etensuur bij den
slager om vleesch komt, krijgt ten antwoord: //Het
vleesch is reeds in den kelder", wat zooveel wil zeggen
als: het ligt reeds in het ijs. 't Winters ingeslagen,
houdt men er den geheelen zomer een kouden kelder
door, waaruit de frischheid u tegemoet komt, als ge
luik of deur opent.
Zie eens welk een weldaad een algemeen gebruik
van 't ijs als middel tegen bederf kan worden Als
de vaart gestremd is, de handel stil staat, vele handen
geen werk hebbenware voor menigeen een eerlijk
stuk brood le verdienen met ophalen van ijs uit sloolen,
grachten en plassen. De groothandel maakt er reeds
druk gebruik van; confiseurs weten ook wel dat zij liet
niet missen kunnen bierbrouwerijen, margarinefabriekeii
enz. slaan 's winters liet ijs bij massa's in en zien
hare winsten daardoor niet weinig verhoogd; waarom
zou men in den kleinhandel achterblijven?
Vraag eens bij uw buurman den confiseur welke
inrichting hij, ook met het oog op het grondwater,
in zijn kelder heeft gemaakt om liet ijs den geheelen
zomer voorradig te hebben. Verneem eens hoe be
trekkelijk weinig zijn ijsvoorraad voor een geheel jaar
kost en cijfer dan eens na hoeveel ge eiken zomer
door bederf tengevolge der warmte verliest. De uit
komst zal u wel aauwijzen wat uw voordeel is.
Voor deze streek dient er natuurlijk opgemerkt le
worden dat men ijs van zoetwater moet hebben en
niet van zoutwater, dat veel spoediger smelt.
Door den heer P. A. G. van Gilse, te Rosendaal,
is concessie gevraagd voor een stoomtram Rosendaal
WouSteenbergen.
Als candidaat voor de vacature in de Tweede Kamer,
ontstaan door het bedankeu van mr. Godefroi, afge
vaardigde voor Amsterdam, wordt reeds nu genoemd
mr. Rutgers van Rozenburg, de kloeke woordvoerder
wien Amsterdam le kwader ure zijn zetel in de Kamer
ontnam. De hoofdstad heeft bijna reden den heer
Godefroi dankbaar te zijn voor de gelegenheid die hij
haar biedt om een gepleegd onrecht zoo spoedig goed
te maken.
Het bestuur der Chr. Gereformeerde Voorbe
reidende en Handwerksschool te Goes heeft zich bij
adres tot den Minister van Binnenlandsche Zaken ge
wend om bezwaren in te brengen tegen het besluit
van B. en W. in genoemde gemeente, waarbij aan de
leerlingen die de lessen in de handwerken aan de
openbare school niet wilden volgen, de verdere toe
gang tot die school werd ontzegd.
Volgens uitdrukkelijk verlangen van Prins Frederik
zullen zoowel op het Huis De Paauw als te Neuwied
en te Muskau alle bedienden in hunne gewone be
trekking blijven; alleen de oudsten worden, met hunne
gewone jaarwedde als pensioen, van verdere diensten
vrijgesteld.
De Residentie is haar gevaarlijken logé weer kwijt;
dr. Ganz, de secretaris van liet socialisten-congres te
Londen, is afgereisd zonder aanslagen op touw gezet
of staatsbesturen omvergeworpen te hebben. Geen
enkele dynainietbom zelfs moet hij achtergelaten hebben.
Te 's Hertogenbosch is met 1043 van de 1053
uitgebrachte stemmen als lid der Tweede Kamer
herkozen de Luit.-Generaal P. G. J. v. d. Schrieck.
Zondag a.s. zal de hardlooper Dibbels van Amster
dam naar Haarlem en terug loopen in 2J/2 uur. Het
program is: 1 uur vertrek van de Willemspoorl te
Amsterdam; 2 uur aankomst te Haarlem op de Groote
Markt; 2*/2 uur vertrek van daar naar Amsterdam
terug; 3Y2 uur aankomst aldaar aan de Willemspoort.
Gisterennnclit is te Dordrecht eene dienstbode uil
de derde verdieping barer woning gesprongen. Naar men
zegt, verbeeldde zij zich eenig leven in huis te liooren
en deed zij toen uit angst dezen wanhopigen sprong,
Bij onderzoek is echter gebleken dat liet slechts ver.
beelding is geweest. De ongelukkige die, zich nogal
bezeerd heeft, is naar het Ziekenhuis vervoerd.
Omtrent de ontsporing, die op de lijn Harlingen-
Loeuwarden plaats liail op de brug over de Sneeker-
vaart, wordt lieden gemeld, dat de brugwachter het
vereischte sein gaf, dat ook door den machinist werd
bemerkt. Het wns toen echter te laat om den trein
te doen stilstaan. Even voorbij de brug had de out.
sporing plaats met zoodanig geweld, dat de locomotief
kantelde en als in den grond werd geperst. De
tenderwngen, de bagagewagen en de drie voorste
wagens werden zwaar beschadigd eu meerendeelj
tegen elkander gedrukt; de beide achterste wagens
leden niet zoo erg. Als door een wonder bekwam
niemand eenig letsel. Het personeel van de locomotief
wist er nog bijtijds af te springen en de reizigers
waren in de achterste wageii9 gezeten. In de laatste
coupé van het rijtuig, dat op den bagagewagen volgde,
zijn de banken nagenoeg geheel tegen elkander gedrukt,
zoodat, indien er zich raenschen in hadden bevonden,
de gevolgen treurig zouden zijn geweest.
De N. R. Ct. meldt:
Wat men zelden ziet gebeuren, was Zondag-morgen
te Amsterdam het geval, n.l., dat in een kerk, ge-
durende de godsdienstoefening, de krachtige arm der
politie noodig was, om een tusschen de hoofden der
kerk ontstanen twist niet in een kloppartij te doen
ontaarden. Dit geschiedde in de Apostolische kerk
op het Bikkerseiland. Zooals velen bekend zal zijn,
worden de leiders van genoemde gemeente door
//ingevingen van den Heer" gekozen. Om ergerlijke
tooneelen te voorkomen, had de politie des avonds
een barer dienaren onder de geloovige Apostolische
broeders doen plaats nemen.
Het Gerechtshof te Arasterdam heeft H. W. B,
Knuijff, die indertijd zijn zuster, huishoudster bij den
heer Oorver Hooft, met een scheermes heeft verwoud,
van alle rechtsvervolging ontslagen omdat hij bij het
plegen van het feit in staat van krankzinnigheid moet
hebben verkeerd.
De lijkkist, waarin op den 26 Maart 1677 het
stoffelijk overschot van den beroemden M. Adr.Zn,
de Ruyter in de Nieuwe Kerk te Amsterdam werd
begraven, door verloop van tijd en door verwaarloozing
in staat van groot verval verkeerende, zal op Rijks
kosten in een nieuwe kist worden gesloten om voor
verdere schending gevrijwaard te zijn.
In den St. Anthoniepolder onder Maasdam is het
5jarig dochtertje van den watermolenaar A. Weeda,
zoo dicht bij de wieken van den molen gekomen, dat
zij met haar kleeren aan een wiek bleef haken, met
het gevolg, dat zij mede omhoog werd gevoerd. Toen
de wiek rechstandig stond, viel het kind van een
hoogte van ongeveer 80 voet naar beneden en bezweek
het kort daarop.
E11 de abbé? vroeg hij, nog voor hij zijn hoed
afgezet had.
Martha zat op haar gewone plaats te werken op
het terras.
De abbé? herhaalde zij eenigszins verrast. O. Ja,
de abbé... Ik heb hem niet gezien, ik geloof dat hij
zich geïnstalleerd heeft. Rosa heeft mij gezegd dat
men meubels had gebracht.
Ziet ge, daar was ik al bang voor, riep Mouret.
Ik had er bij moeten wezen; want, enfin, de meubels
zijn mijn waarborg Ik wist wel dat je uiet van
je stoel zou komen. Je ben een sufster, mijn lieve...
RosaRosa 1
En toen de meid gekomen was vroeg hij driftig:
Er zijn meubels gebracht lie, voor de luï boven?
Ja, mijnheer, in een karretje. Ik zag dat het
de kar van Bergasse, den afslager van de markt, was.
Nou, daar was niet veel zwaars op. Madam Faujns
kwam er achter aan. Bij 't opkomen van de straat
Balaude, heeft zij deu man die in de boomeu liep,
zelfs helpen duwen.
Ge hebt toch de meubels gezien gij hebt ze
geteld
Zeker, mijuheer; ik was aan de deur gaan staan.
Ze hebben alles voorbij mijn lijf gedragen, 't geen zelfs
niet erg naar den zin van Madam Faujas scheen te
wezen. Wacht eeti9 Eerst hebben ze een ijzeren
ledekant boven gebracht, toen een ladetafel, twee tafels,
vier stoelen Zoo waar, dat 's alles. Eu geen nieuwe
meubels. Ik zou er geen dertig kronen voor geveu.
Maar gij liadt nu mevrouw moeten waarschuwen
zoo kunuen wij geen kamers verhuren Ik ga dadelijk
eeus praten met den abbé Bourette.
Hij werd boos en liep de deur uit, doch Martha
hield hem op een9 staande met te zeggen:
Luister toch, dat vergat ik Zij hebben zes
maanden vooruitbetaald.
O Hebben zij betaald stamelde hij, haast alsof
hij er spijt van had.
Ja, de oude dame is beneden gekomen en heeft
me dit gegeven.
Zij zocht in haar werktafel en gaf haar man vijf en
zeventig francs over, in vijffrnncsstukken, zorgvuldig in
een stuk krant gewikkeld. Mouret telde het geld
terwijl hij bromde:
Als zij betalen dan zijn ze vrij Doch dat
doet er niet toe, 't zijn rare luï. Iedereen kan niet
rijk wezèn, dat is zeker; maar daarom behoeft men,
als men geen geld heeft, zich zoo verdacht niet te maken.
Wat ik je ook wou zeggen, hernam Martha,
toen zij zag dat hij bedaard was; de oude dame heeft
mij gevraagd of wij haar dat bed niet wilden overdoen;
ik heb haar geantwoord, dat wij er toch niets mee
deden en dat zij het kan gebruiken zoolang zij verkiest.
Daar heb je wel aan gedaan, men moet beleefd
jegens hen zijn Ik, wat mij betreft, ik heb 't je
gezegd, wat mij tegenstaat in die drommelsche pastoors,
het is dat men nooit weet wat zij denken, noch wat
zij doen. Dat uitgezonderd, zijn er dikwijls zeer eer
waardige menschen onder.
Het scheen dat het geld hem getroost had. Hij was
grappig, hij plaagde Serge over dat verhaal van de
Missiën in Chinadat deze juist bezig was te lezen.
Onder liet eten hield hij zich of hij niet meer aan de
menschen boven dacht. Maar toen Octave verteld had,
dat hij den abbé Faujas uit het bisschoppelijk paleis
had zien komen, kon Mouret zich niet langer inhouden.
Aan het dessert kwam hij weer terug op het gesprei:
van den vorigen avond. Dan schaamde hij zich
wel een weinig. Onder zijn botte uiterlijk was hij toch
wel fijngevoelig van geest; vooral had hij vrij wat
gezond verstand, een zekere eerlijkheid van oordeel,
die hem doorgaans te raidden van al de kleinsteedsclie
oudenwijvenpraatjes den spijker op den kop deed slaan,
Alles wel beschouwd, zei hij onder het naar
bed gaan, is het niet goed den neus in eens anders
zaken te steken De abbé mag doen wat hij wil.
Het is vervelend altoos over die luï te pratenik
voor mij, ik bemoei er mij niet meer mee.
Acht dagen verliepen. Mouret had zijn gewone
bezigheden hervat; hij dwaalde door het huis rond,
kakelde met de kinderen, bracht zijn namiddagen buiten
's huis door om zaken af te doen, waarover hij nooit;
sprak, at en dronk en sliep als een man wiens karretje'
op een zandwegje gaat, zonder eenigen schok of ver-
rassing. Opnieuw scheen 't huis uitgestorven. Martha
zat op haar gewone plaats op het terra9, voor haar
werktafeltje. Désirée 9peelde nap.9t haar. De twee jongens
brachten op dezelfde uren dezelfde drukte in huis,
En Rosa, de keukenmeid, was kwaad en gromde tegen
iedereen, terwijl de tuin en eetzaal hun slaperigen
vrede bewaarden.
Dat '8 nu niet om wat te zeggen, zeide Mouret
bij herhaling tot zijn vrouw, maar je ziet wel dat je
het mis liadt toen je dacht dat we er last van zouden
hebben, als wij de bovenkamers verhuurden. Wij zijn
nu nog rustiger dan vroeger, het huis is kleiner en
gelukkiger.
Wordt vervolgd