generaal der Pruisische infanterie a la suite van het 2e regement der garde te voet, dien van chef van het 15e regement Pruisische Infanterie (Westfalen) en van het Russische regement grenadiers van Rostoff no. 2. De Prins was een zeer huiselijk man, een liefhebbend echtgenoot en vader. Het afsterveD van zijn gemalin, prinses Louisa, den 6 Dec. 1870, was voor hem een zware slag. Niet minder was dit het verlies van ge liefde kinderen. Zijn twee zoons: Prederik Willem Nicolaas Karei, geb. 6 Juli 1888, en Willem Frederik Nicolaas Albert, geb. 22 Augustus 1836, stierven jong, de eerste den 1 November 1834, de laatste den 23 Januari 1846. Zijn dochter, de Koningin van Zweden, overleed den 30 Maart 1871. Deze heeft ééne dochter en een zoon gehad; de laatste is echter slechts 2jaar oud gevvordeu en in 1854 overleden. De dochter, prinses Louisa Josephine Eugenie, geb. 31 Oct. 1851, is den 28 Juli 1869 gehuwd met Christian Prederik Willem Karei, kroonprins van Denemarken. De tweede dochter van Prins Prederik, Anna Elisabeth Maria, Is geboren den 5 Juli 184L en den 18 Juli 1871 gehuwd met Prins Willem Adolf Maximiliaan Karei, prins von Wied, die den 22 Augustus 1845 geboren is. Uit dit huwelijk zijn nog 3 zonen in levenWillem Prederik Herman Otto Karei, geb. 27 Juni 1872 Willem Prederik Hendrik, geboren 26 Maart 1876 en Willem Prederik Adolf Herman Victor, geb. 7 December 1877, en een dochter, die den 24 Oct. 1880 geboren is. Door zijn onmetelijk fortuin was de Prins in staat om veel te doeu tot leniging van anderer nood en tot bevordering van het goede op allerlei gebied. Hij heeft dat ook gedaan en zoowel bekend als onbekend heeft Prins Frederik zooveel goeds gedaan dat zijn naam des wegen zal blijven leveu in de dankbare her innering van velen. Door zijn persoonlijke hoedanigheden was hij algemeen bemind. Ofschoon door allerlei genot der wereld omgeven was hij voor zijn persoon hoogst eenvoudig, zoowel in kleeding als manieren; bijdroeg b.v. nooit een wit halsboord, maar bleef de stijve soldatendas dragen, ook als hij burgerkleeding aanhad. Zijn liefhebberij was zijn vorstelijke landgoederen in den uitnemendsten staat te hebben. Vermaard is dan ook zijn zevenvoudige bezitting, het zoogenoemde //huis de Pauaw", dat door achtervolgende aankoopen thans omvat behalve de Paauw, Bakkershagen, Eikhorst, Raaphorst, Ter Horst en nog twee waarvan de gebouwen verdwenen, doch de gronden bij het overige getrokken zijn. Verder bezat de Prins uitgestrekte goederen in N.-Bra'oant en van zijn goederen in het buitenland is zijn vorstelijke bezitting Muskau in Siiezië van Europeesche vermaardheid. De Prins had veel liefhebberij in het nagaan zijner zaken. Algemeen wordt ook verzekerd dat hij zich steeds goed op de hoogte hield van de staatkundige vraagstukken en dikwijls met zijn wijzen raad zijn koninklijken neef, Z. M. Willem III, heeft bijgestaan. Prins Frederik behoorde tot de orde der vrijmetse laren en was van 1816 tot 1881 (9 Juni) Groot meester-Nationaal van het Ned. Groot-Oosten. Bij gelegenheid van zijn 50jarig jubileum als zoodanig in 1866 schonk de Prins aan het Groot-Oosten een belangrijke verzameling van oorkonden en stukken, alsmede de aanzienlijke bibliotheek, nagelaten door den heer G. Kloss, den schrijver der //Bibliografie der Freimaurerei" en door den Prins in 1854 aan gekocht. De Louisa-stichting, genaamd naar de gemalin van den Prins, is veel aan hem verplicht. Ook het loge- dotje, armen gemaakt van zelfkant, dat aan de schouders was vastgenaaid. Het gelaat van Désirée klaarde nu snel op. Zij ging weer op de tabouret zitten en dacht niet meer om den vogel; zij kuste de pop, wiegde ze op de hand, alles erg kinderachtig. Serge was bij zijn broeder komen staan leunen. Martha had haar kous weer opgevat. Dus is er muziek geweest? vroeg zij. Dat 's alle Donderdagen, antwoordde Octave. Je moest daar ook eens naar toe gaan, mama. De heele stad is er, de juffrouwen Rastoil, mevrouw de Condamin, mijnheer Paloque, de vrouw en de dochter van den maire Waarom gaat u toch niet? Martha keek niet opeen stopsel afmakende, zeide ze zacht: - Ge weet wel kinderen, dat ik niet graag uitga, Ik heb 't hier zoo rustig. En dan, er moet toch iemand bij Désirée blijven. Octave wilde nog iets zeggen, doch naar zijn zuster ziende zweeg hij. Hij bleef daar zitten, zacht fluisterend, naar de boomen van de prefectuur ziende, die vol zaten met sjilpende musschen, die gingen slapendan onderzocht hij de pereboomen van mijnheer Rastoil met de ondergaande zon daarachter. Serge had een boek uit zijn zak gehaald en zat aandachtig te lezen. Er heerschte een aangename stilte, 't was er warm van stille teederbeid in 't lekkere gele avondlicht dat op het terras viel en langzaam verbleekte. Martha, haar drie kinderen met de oogen koesterende, in dien stillen vreedzamen avondstond, deed heel lange regel- gebouw op den Fiuweelen Burgwal in den Haag is een geschenk van den Prins. Bij 't sterven is een der grootwaardigheidsbekleeders der orde, de heer Noordziek, tegeuwoordig geweest. Ook ds. Bartstra van Wassenaar, onder welke ge meente het huis de Paauw ressorteert, was daarbij tegenwoordig. In zijn huiselijke gewoonten was de Prins zeer ori gineel. Plij stond doorgaans 's morgens tegen 12 ure op, doch ging ook zelden voor 's nachts vier ure naar bed. Van 12 ure 's middags tot 10 a 11 ure 's avonds wijdde hij zich aan zijn familie, aan de ontvangst van bezoeken, de afdoening van zaken. Tegen 11 ure trok hij zich in zijn studeerkamer terug en werkte dan tot den morgen. Op die kamer lag alles vol: kasten, tafels, de vloer zelfs, zoodat er slechts paden op den vloer overbleven; maar alles was niet temin zoo goed in orde, dat de Prins er op het gevoel den weg in wist. Men mocht daar dan ook niets //opruimen//, zooals dat heet, doch dat op een studeer kamer doorgaans gelijk staat met iu de war gooien. Als de schoonmaaksters dan ook iets hadden verlegd of maar aangeroerd, merkte hij dat terstond en klaagde dan: dat //die wijven weer aan zijn zaken geweest waren//. Wilde hij eeti kast schoongemaakt hebben, dan ontruimde hij die zelf en liet den sleutel op de ledige kast steken, 't geen 't teeken was dat „die wijven// er hun reinigende handen aan mochten slaan. Na den eten deed hij altoos een dutje. Ook ging hij dagelijks wandelen. Weinige dagen vóór zijn dood heeft men hem nog ontmoet op zijn landgoed, wel een uur ver van de Paauw af. Vroeger was hij een goed ruil er en een liefhebber van paardrijden, zoodat hij, nog maar een paar jaar geleden, den keizer van Duitschland ook een ijzeren grijsaard van in de tachtig bij een groote wapenschouwing 6 uren lang te paard gezelschap hield. Bij het sterfbed zijn tegenwoordig geweest behalve de reeds genoemde personen en (lr. Blom Costerde Prins en Prinses von Wied en Prinses Hendrik met huu hofhouding. Z. M. de Koning heeft met de Koningin een bezoek aan het sterfhuis afgelegd. Het lijk is niet gebalsemd maar in een hermetisch gesloten looden kist gelegd, die van binnen met ge capitonneerde zijde bekleed ie; deze kist is gesloten in een mahoniehouten, waarop een zilveren plaat be vestigd is met het opschrift: WILLEM FREDERIK KAREL, Prins der Nederlanden, geboren te Berlijn den 28 Februari 1797, overleden te Huis de Paauw, den 8 September 1881. Naar men verneemt zal de begrafenis den 23 plaats hebben, met dezelfde plechtigheid als bij de begrafenis van wijlen prinses Louisa in acht genomen. Door het gansche land is de pers de tolk van deu diepen weemoed, dien het overlijden van den beminden prins Frederik alom heeft opgewekt. Treffend schrijft het N. v. cl. D.//Hij had geen enkelen vijand en zeer velen hebben dure verplichtingen aan hem. Daarbij is er niet één Nederlander, voor wien de hoogbejaarde vorst niet het voorwerp van vereering en belangstelling was. Onze grijze Prins is kalm en vredig heengegaan. Plij stierf gelijk hij geleefd heeft, na een kortstondige ziekte, terwijl zijne geliefde dochter en schoonzoon naast zijne spoude stonden, dus in deo kring waar zijn hart het meest aan hing en zijn eerzucht volle bevrediging vond goed huisvader als hij was, een echte Hollander in de opvatting van matige halen met haar stopnaald. Komen ze dan vandaag allen te laat thuis? hernam zij na een poosje, 't Is bij tienen, en uw vader is er nog niet. Ik geloof dat hij den kant naar de Tulettes opgegaan is. Nu, dan is 't geen wonder, zei Octave... De boeren van de Tulettes laten hem niet los als zij hem hebben Is hij op een partij wijn uit? Ik weet niet, antwoordde Martha; ge weet wel dat hij niet graag over zijn zaken spreekt. Het werd weder stil. In de eetzaal, waarvan het wijd openstaande raam op het terras uitzag, was de oude Rosa sinds een oogenblik bezig de tafel te dokken, met een nijdig gerammel van vaatwerk en lepels en vorken. Zij scheen erg uit haar humeur, gooide met de meubels en bromde in zichzelf half afgebroken woorden. Toen ging ze aan de straatdeur staan kijken met uitgevekten hals in de richting van 't plein der Sous-prefectunr. Na een oogenblik wachten kwam zij achter op den stoep en riep: Dus komt mijnheer Mouret niet eten? Wel zeker, Rosa, anlwoordde Martha bedaard. 't Is maar dat alles aanbrandt, 't I9 al te gek. Als meneer zulke streken uithaalt, mocht bij 't wel van te voren zeggen Maar 't kan mij niet schelen, zie je. Het eten zal niet te gebruiken wezen. Zou je denken, Rosa? zei een bedaarde stem achter haar. Wij zullen je diner toch maar gebruiken, hoor. Het was Mouret, die thuis kwam, Rosa keekom en zijn eerste en hoogste levenstaak. Het geheele volk staart hem na als een braaf man, wiens nagedachtenis onder ons steeds in eere zal blijven.// De Arnh. Oè. roemt 's prinsen humaniteit en wel willendheid tegenover hen, die beneden hem geplaatst waren. //Zijne waardigheid was geen trots, en wij ge- looven niet, dat de prins een enkele onwellevend heeft bejegend of door woord en daad van zich afgestooten. Wel heeft hij uit den aard der zaak velen moeten teleurstellen, die zijn steun vroegen, omdat zelfs het grootste vermogen ontoereikend is allen te helpen maar tegenover deze staan duizenden en duizenden die zijne weldaden genoten Vlekkeloos van karakter, kenmerkte zijn gansche leven zich door burger- en huiselijke deugden eu handhaafde hij zijn moeielijk standpunt naast den troon met eene waardig heid en zelfstandigheid, die zelden worden geëvenaard.// De Stand, noemt den prins, den drager van onze nobelste traditiën; de levende band, die het moderne Nederland van onze dagen aan het Nederland voor den aanvang or.zer eeuw verbond. //Prins Fredrik maakte een deel onzer vaderlandsche historie; daarom kan zijn naam in die historie nimmer vergeten worden.// Het D. v. Z.-Hgetuigt van den overleden vorst //Hij was de liefde, de lust, de glorie der zijnen en van zijn landgenooten. Hij laat nawat maar van weinig gewone burgers, van weinig vorsten ook ge zegd kau wordeneen onbevlekten naam, de herinnering aan een leven, onafgebroken aan het goede, het edele, het dappere en moedige, het schoone en het ivare gewijd." Het Vad. roemt hem als een voorbeeld ter navolging voor allen, door zijne groote hoedanigheden van hart en gemoed. //Zijn werkzaam leven heeft hij aan het Nederlandsche volk gewijd; in onderscheiden betrek kingen heeft hij aan het vaderland gewichtige diensten bewezen. Veel daarvan is bekend geworden, maar meer dan waarschijnlijk is het, dat zijn grootste ver dienste' lag in datgene, wat hij in stilte heeft verricht, en waarvan de sluier, die er op rust, wel nimmer zal worden opgeheven.// Zoo ooit, dan mag, naar 't H. Nbl. doet opmerken, hier gezegd geworden: Wel hem, die zoo geleefd heeft, dat hij het leven met een glimlach op de lippen vaarwel kan zeggen. Een lang gelukkig leven, een kort niet smartelijk ziekbed, het behoud van 't volle be wustzijn tot op het laatste oogenblik, 't gezicht op zijne naaste betrekkingen en de zekerheid betreurd te worden door allen die hem kennen wie kan zich schooner verscheiden wenschen en in de wonde, thans geslagen, vloeit als een druppel balsem de gedachte aan dat vreedzaam heengaan uit het leven.// Dat is ook het oordeel van de Midd. Ct. Bij het overlijden van den hoog bejaarden vorst past, volgens haar, een woord van dankbare en eerbiedige herinne ring, meer dan van beklag: //Het sterfbed van prins Prederikna een zeer kort lijden in het volle bezit zijner geestvermogens, op een leeftijd dien het slechts weinigen vergund is te bereikente midden zijner dierbaarste betrekkingen en omgeven door de innige be langstelling vau zijn volk, meeuen wij een gelukkig sterf bed te mogen noemen. Het zet de kroon op dit lange aan vaderland en volk met edel plichtgevoel en zuivere onbaatzuchtigheid gewijde leven.// //Voor Nederland heeft prins Frederik tot in 't laatst van zijn leven veel kunnen doen. Door zijn hoogen leeftijd en door de nauwe bloedverwantschap, die hem met den keizer van Duitschland en andere souvereiuen verbond, kon zijn stern en vriendenraad ingang vinden, waar die zag haar meester vlak aan als op 't punt om uit te varenmaar tegenover de volstrekte kalmte van dat gelaat, met een glimpje van burgermans grappigheid er door, wist zij geen woord te vinden en ging heen. Mouret kwam op 't terras en ging daar heen en weer stappen zonder te gaan zitten. Alleen gaf hij Désirée met een topje van een vinger een tikje op de wang en zij lachte hem toe. Martha had even opgekeken; en na haar man te hebben aangezien ging zij haar werk in de lade bergen. Is u niet vermoeid? vroeg Octave, uaar de schoenen van zijn vader kijkende, die wit waren van het stof. Ja, een beetje, antwoordde Mouret, zonder verder over deu langen tocht te voet te spreken dien hij had afgelegd. Doch midden in den tuin een spade en een hark ziende liggen, die de kinderen hadden vergeten, riep hij Waarom brengt jelui 't gereedschap niet binnen Dat heb ik al honderdmaal gezegd. Als 't ging regenen zou 't immers gaan roesten. Daar bleef het bij. Hij daalde in den tuin af, ging zelf de spade en de hark halen en hing ze zorgvuldig op achter in de kleine serre. Weer op 't terras komende snuffelde hij met de oogen in alle hoeken van de paden om te zien of alles wel in orde was. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2