In een artikelgetiteld ,/Tweeerhande Esthetiek",
verdedigt de heer A. Pierson iu het Hbl. zijn gedrag
in de zaak van het Con9cience-comité. Hij onder
scheidt catholicisme en ultramontanismehet eerste is
een godsdienstig geloof, dat de heer P. altijd met
eerbied heeft behandeld getuigezegt hij, mijn
//Geschiedenis" van dat geloof en altijd mei eerbied
behandelen wil. Het ultramontanisme is geen gods
dienst maar een richting op staatkundig en maat
schappelijk gebied en de heer P. zegt, dat niemand
het recht heeft hem, wanneer hij het ultramontanisme
bestrijdt, hem van geloofshaat te beschuldigen. In zijn
brief aan het Conscience-coraité schreef hij, dat hij op
geenerlei wys den ultramontaanschen invloed wil helpen
bevorderen.
z/Of de werken van Conscience de ultramontaansche
partij dieneu was is mijn oog onzeker tot op voor
een drietal weken", schrijft de heer P. //Men kon
naar mijn gevoelen, het voor en tegen bepleiten. Ge
dachtig aan den regelin dubiis pro reo, nam ik de
uitnoodiging aan om den letterkundige te helpen eeren.
Daar benoemt hem de Leuvensche tloogeschool tot
doctor honoris causa. Er zijn in België twee Staat9-
hoogescholenLuik en Gent, en twee vrije universi
teiten: Brussel en Leuven; de laatste is de universiteit
der ultramontanen die zich thans wel laten onder
scheiden in opportunisten en intransigentenmaar
niettemin allen zouder onderscheid als aanhangers van
den Syllabus moeten worden beschouwd. Deze hooge-
school kent de kaart van het land en weet natuurlijk
wat zij doet. Benoemt zij een Belgisch schrijver tot
doctor, dan stempelt zij hem daarmede tot een van
haar woordvoerders of pleitbezorgers. Laat zulk een
schrijver zich die benoeming welgevallen, dan neemt
hij dien stempel aan. Nu verandert dus alles. Wat
vroeger onzeker kon zijn, mag nu niet langer onzeker
heeteu. Wat er reed9 ultramontaansch was in de ge
schriften van Conscience, wordt door deze benoeming,
een benoeming, die de schrijver heeft aangenomen,
op het sterkst gesonligneerd en deze letterkundige
moet en wil derhalve van nu aan gehoudeu worden
voor iemand wiens taleut ook dienstbaar is aan de
belangen der ultramontaansche partij."
De heer P. bestrijdt verder de meening dat het
gebied der kunst eeu onzijdig gebied is, waarop men
alleen naar het schoone vraagt, onverschillig in wier
dienst zij treedt. Zoolang hij de esthetiek aan de
Amsterdamsche hoogeschool vertegenwoordigt, zal hij
zich geroepen voelen zich tegen die opvatting te
verzetten. Een dergelijke esthetiek acht hij karakterloos.
Er is lage, er is hooge kunst. De lage is onzijdig,
gelijk alwat onbeteekenend ismaar hooge kunst is
de uitdrukking van iemands karakter, en dat is niets
anders dan het geheel van iemands staudvastige en
krachtige sympathieën en antiphatieëu. Een kunstenaar in
den hoogeren zin des woords vertegenwoordigt een karak-
ter en volgens den heer P. eert men hem, noch zichzelf,
wanneer men tot hem zegt: //Uw karakter acht ik
verderfelijkmaar de wijs, waarop gij dat karakter
uitdrukt, vind ik zoo mooi." Schoonheid in den
hoogeren zin des woords heeft niet alleen betrekking
op den vorm, en staat een talent in dienst van ultra
montanisme of nihilisme bijv., dan kan men dat er
kennen, maar niet huldigen zonder eigen karakter te
verloochenen.
z/Ik haat niet de ultramontanen maar het ultra
montanisme van harte, omdat liet de dood is van alle
kijken, liet hij hem binnenkomen. Het eerste gesprek
met Muche verbaasde liera zeer. Hij was voor de kachel
gaan zitten, en zei heel bedaard
Ik zal mijn klauwen een beetje warmen, weetje?
Het is donders koud.
Dan lachte hij weer en liet zijn witte tanden zien,
er bij voegende
Tante Clara kijkt weer zuur van morgen. Zeg,
mijnheer, is dat waar, dat jij haar 's nachts haar
voeten gaat warmen?
Florent werd er verlegen door, doch gevoelde zich
onwillekeurig aangetrokken door het kind. De mooie
Normandische bleef zich kwaad houden, doch liet haar
kind bij hem gaan zonder er iets van te zeggen. Toen
meende hij dat hij hem ook wel bij zich kon laten
komenlangzamerhand lokte hij hem aan met het idee
er eeu zoet ventje van te maken. Het was hem of
zijn broeder Queiui weer klein was geworden, of zij
nog beiden op de groote kamer van de straat Royer-
Collard woonden. Zijn vreugd, zijn stille droom van
toewijding was, altoos te leven in gezelschap van een
jong schepsel, dat niet groot zou worden, dat hij maar
altoos zou onderrichten, iu welks onschuld hij de
menschen kon liefhebbeu. Reeds den derden dag bracht
hij een abé-boek mede. Muche deed hem pleizier door
zijn aanleg. Hij leerde de letters gelijk eeu Parijsche
straatjongen dat vlug kan. De prentjes van het abé-boek
vermaakten hem bijzonder. Toeu amuseerde hij zich
danig iu dat klein kantoor, de kachel bleef zijn beste
vriend en een voorwerp van vermaken zonder eind.
Eerst ging hij daarin aardappelen of kastanjes braden;
maar dat scheen hem te flauw. Toen kaapte hij bij
vrijheid en zelfstandige ontwikkeling", aldus besluit de
heer P. //Een kunst, die deze richting zelfs van ter
zijde dient, wordt voor mijn gevoel haar roeping on
trouw en verbeurt het recht op onzen lof. Met kunst
zijn wij op het gebied van het gevoel, niet vau het
altijd sceptisch weten. De schitterendste caricatuur
van het gelaat der gestorven moeder kan mij niet
behagen. Al schreef een Juvenalis een satire op
de zielsgeliefde, ik zou dien Juvenalis niet eeren.
Vrijheid is onze moeder, zelfstandigheid onze zielsge
liefde in ons niet ullramontaansch Nederland. Anderen
mogen het verantwoorden, wanneer zij nau esthotiscli
dilettantisme zich overgeven ik wensch geen andere
esthetiek te huldigen of te onderwijzen dan die alle
hooge kunst dienstbaar maakt aan het karakter. Van
de Griekenonze meesters, heb ik het niet anders
geleerd. Voor hen was kunst en leven één, zoolang
hun kunst waarlijk bloeide. Wilt gij iemand om zijn
onverdraagzame en bekrompen esthetiek hardvalleu
begin dan met Plato. Zoo is er tvveeërhaude esthetiek
eene, verlekkerd op liet //mooie", dat mooie, waarover
Multatuli reeds al zijn rechtmatige minachting heeft
uitgegotenen een andere, waarbij kunst gewaardeerd
wordt in verband met de hoogste belangen. Laat wat ons
het hoogste is, ons inderdaad hethoogste blijven. Hebbeu
wij het ook in gebrekkige vormen lieverdan het
lagere in een //mooien" vorm. Zoo alleen kunnen wij
verhinderen, dat de esthetische ontwikkeling der natie,
op zichzelf een zegen, in eeu vloek verkeere, immers
ontzenuwend werke op onze nationaliteit."
De heer P. van Tienhoven te Deventer vermeldt in
liet N. v. d. D. hef bijna ongelooflijke feit dat de
manschappen van het detachement huzaren, ter bewaring
der goede orde bij de wedrennen te Bussura door den
Min. van Oorlog daarheen gezonden en des morgens
te 6 uur per trein uit Amsterdam vertrokken en daar
des nachts te 12 uur in de kazerne teruggekeerd, in
al dien tijd (18 uur) vauwege het bestuur der wed
rennen één broodje en één gla9 bier hebben gekregen,
en wel des morgens om acht uur.
Na dien tijd zijn zij afgescheept met de verklaring
at //er niets was"; in 16 uren tijds (van 8 's morgens
tot 12 's avonds) hebben dus die huzaren, die ten ge
noegen van misschien 80,000 Nederlanders in dienst ge
commandeerd waren het kunnen aanzien, dat de
champagne lustig stroomde en de fijnste gerechten
met smaak verorberd werden.
Van een bij liet detachemeut behoorende officier
heeft de heer v. T. dan ook vernomen, dat een jong
korporaal bij aankomst in de kazerne van honger en
vermoeienis neergevallen was en dat de andere hu
zaren, ontmoedigd over zoo weinig zorg, zich op hun
wijze krachtig uitlieten over de verwaarloozing, waar
aan zij hadden blootgestaan.
Op eenigen afstand buiten Hoorn is uit de Weel
het lijk opgehaald van zekeren jongeling L., die zich wegens
eenig vergrijp had te verantwoorden eu uit augst daar
voor zich verdronken heeft.
In het Heusdensche kanaal is van een met hout
beladen schip de 17jarige knecht overboord gevallen
en verdronkeu. Een wisselwachter te Venlo is bij
het rangeereu tusscheu de buffers geraakt en op de
plaats doodgebleven.
tante Clara groudelingen weg, die hij een voor een
braadde aan een draadje voor de opeu deur en dan
at hij die smakelijk op, zonder brood. Eens bracht
hij zelfs een karperdeze wilde maar niet gaar worden
eu verpestte het kantoortje zoodanig, dat raam en deur
open moesten gezet worden. Als die soort vau keuken
wat al te erg begon te stinken, wierp Elorent de
visschen op straat; meestal lachte hij er om. Na een
paar maanden begon Muohe al vlot te lezen en had
hij heel zindelijke schrijfboeken.
's Avonds echter babbelde de jongen zijn moeder
de ooren suf met geschiedenissen over ziju goeden
vriend Elorent. De goede vriend Elorent had boomen
geteekend en menschen in hutten. De goede vriend
Elorent deed zoo en zei, dat de menschen beter zouden
wezen als ze allemaal lezen konden. Op die manier
was de mooie Norraaudische altoos in gedachten bezig
met den man, dien zij toch zoo graag had willen
wurgen. Eens sloot zij Muche thuis op om te maken
dat hij niet naar den inspecteur kon gaan; maar hij
schreide zoo, dat zy liera den volgenden dag weer liet
loopen. Zij wa9 eigenlijk zwak, al zag zij er ook vierkant
en stout uit. Als het kind haar vertelde dat hij 't zoo
lekker warm had gehad en als hij met droge kleeren
mee naar huis kon gaan, gevoelde zij een soort van
dankbaarheid, van tevredenheid, omdat ze wist dat hij
veilig was en zijn voeten kon warmen. Toen hij later
eens een besmeurd stuk van een krant voor haar las,
waarin een moot van een zeepaling gewikkeld was,
werd zij zelfs aangedaan. Langzamerhand, zonder't te
zeggen, kwam ze zoodoende op de gedachte, dat Florent
misschien geen slecht man was; zij had eerbied voor
Het volgend stuk wordt algemeen in Engeland
verspreid
Jan het Hngelsche Volk.
Met groote voldoening hebben wij vernomen, dat
de Zuid-Afrika8iische Republiek aan haar oor
spronkelijke grondvesters is teruggegeven. Namens
het Nederlandsche volk brengen wij daarvoor hulde
aan uwe regeering, die dit werk van gerechtigheid
en edelmoedigheid volbracht heeft, en inzonderheid
aan u, wier wenschen de regeering zoodoende heeft
vervuld. Engeland heeft zich daardoor aanspraak
verworven op de achting en de dankbaarheid van
allen, die iu de verbroedering der blauke rassen, die
Zuid-Afrika bewonen, de noodzakelijke voorwaarde
zien voor het geluk en den vreedzaraen vooruitgang
van dat werelddeel.
Niemand onzer heeft ooit getwijfeld, of Engelands
macht was meer dan groot genoeg om een zoo klein
volk tot onderwerping te dwingen, maar gij zelf hebt
het niet gewild, zoodat het u duidelijk was geworden,
dat de rechtvaardigheid het herstel der onafhankelijkheid
van dat volk eischte.
Daardoor hebt gij een zedelijke overwinnning be
haald, veel grooter dan ooit door uw geweld verkregen
had kunnen worden. Gij hebt u den eerbied verworven
der edelste» en besten onder alle volken, en een
voorbeeld gesteld dat voorzeker voor het geluk en de
vrije ontwikkeling der meuschheid de heilrijkste ge
volgen zal hebben.
Utrecht, 20 Augustus 1881.
Het Hoofd-comité tot behartiging van de
belangen der Transvaalsche Boereu:
P. Harting, Voorz.
G. J. Th. Beelaerts van Blokland.
C. H. D. Buys Ballot.
J. A. Fruin.
J. de Louter.
P. Tempelmaus van der Hoeven.
H. E. Jonkman, Secretaris.
De beruchte inbreker Gerardus Jansen heeft zich
Donderdagmiddag, ongeveer te 41/2 ure, iu de ge
vangenis te 's Bosch door ophanging van het leven
beroofd. Hij werd elke 5 minuten bezocht, doch wist
niettegenstaande deze voorzorg, kort na een voor den
rechter-commissaris ondergaan verhoor, een oogenblik
te vinden ora de daad te volvoeren.
Volgens berichten uit Engeland zou er weder een
nieuwe stoorabootdienst van Londen naar 't vaste land
op til zijn. Die nieuwe lijn zou dienen om een met
de Londen-Chatfcam and Dover-spoorwegmaatschappij
concurreerende spoorlijn in functie te brengen. Deze
lijn zal tegenover Sheernes9 eindigendaRr zullen de
stoomschepen hun station krijgen. Het punt vau aan
sluiting in Nederland zou zijn Vlissingen, Rotterdam
of een andere haven.
Kunst, Wetenschap en Letteren.
Sara Bernhardt zal, blijkens mededeeling van den
heer Voitus van Hamme, onder diens directie hier
te lande zes voorstellingen geven, waarvan twee te
's Hage, op 26 en 29 October, De duurste plaatseu
zullen op 8 gesteld zijn.
zijn kunde, gemengd met een aangroeiend verlangen
ora hem meer van nabij te zien en iets van zijn levens
geschiedenis te weten. Op eens had zij nu het rechte
middel gevonden om zich te wrekenzij moest lief
zijn jegens den neef, hem kwade vrienden maken mot
de mooie Lisa; dat zou wel lollig wezen,
Praat je goede vriend Elorent over mij tegen je?
vroeg ze eens op een morgen aan Muche ouder het
aankleeden.
O. Neen, antwoordde het kind. Wij spelen maar.
Nu, dan moet je hem zeggen dat ik niet meer
boos op hem ben en dat ik hem bedank omdat hij je
leert lezen.
Van tSen af kreeg het kind dagelijks een boodschapje.
Hij liep van zijn moeder naar den inspecteur en van
den inspecteur naar zijn moeder, belast met lieve
woordjes, met vragen en antwoorden, die hij overbracht
zonder ze te begrijpenmen had hem de ergste dingen
kunnen laten zeggen. Maar de mooie Normandische
wilde den schijn niet hebben dat zij verlegen was;
eens kwam zij zelf en ging op den tweeden stoel zitten,
terwijl Muche zijn schrijfle9 kreeg. Zij was zeer zacht,
zeer beleefd. Elorent was nog meer verlegen dan zij.
Zij spraken enkel over het kind. Daar hij zijn bedenking
inbracht, dat hij de lessen voortaan niet wel op het
kautoor zou kunneu blijven geven, bood zij hem aan
dat hij 's avonds dan aan huis zou komen. Toen
sprak zij van geld. Hij bloosde, en verklaarde dat hij
niet zou komen als daar kwestie van gemaakt werd.
Nu beloofde zij hem te zullen betalen met cadeaux,
met mooie visch.
Wordt vervolgd.