Binnenla n d. dere lichtbeelden zwommen op de zilte baren die zachtkens kabbelden, 't beeld der verdrinkende zonneschijf duizend- en tienduizendvverf weer kaatsende. Maar altoos was 't daar datzelfde lieve plekje, mijn heilige land der stille mijmerij, mijn geliefkoosde plekje waar ik kon droomen en illuziën scheppen en leven en gelukkig zijn en jong. Ach, wat is er terecht gekomen van al die illuziën? Dat is een erg personeele vraag, Lezer, laat ons dat nu maar laten rustenik zou haar u ook kunnen doen. Maar ik werd weder jong in den geest en ik genoot in de herinnering zoo ongeveer juist hetzelfde genot wat mij toen zoo menigmaal die plek geschonken had. Ik ben daar ook wel eens met lieve vrienden geweest; niet met iedereen, want 't plekje was mij daarvoor te lief, te goed. Eu van die vrienden zijn sommigen reeds heengegaan naar 't onbekende land, waarvan wij 't minste weten en soms 't meeste te zeggen willen hebben. Een van hen rust ergens op den bodem van diezelfde zee, wier zacht poëtisch geruisch ik thans hoor; ach, zóó heeft zij niet zijn doodslied gezongen, toen ze in een vlaag van redelooze verbolgenheid hem inzwolg in haar grimmigen muil! En een ander van hen is thans oud, heel oud, en dit plekje vergeten. Neen, er is zooveel met hem gebeurd dat hij 't niet meer herkennen zou. En wederom een ander Doch neen, laat me daaraan nu niet denken; dan gaat de illuzie heen, dan gaan de jaren ook weder heen, dan wordt het weer zooals 't is tc dezen dage en niet zooals toen. Ja, lezer, die kuur kan gelukken. Men kan weder jong worden. Op den duur helpt 't wel niet, men stort weder inmaar dat hindert niet, 't genot zit 'm toch immers maar in 'tidée. Eu 't is toch wei degelijk een genot als men, al is 't maar voor een oogenblik, 't idee mag hebben weder jong te zijn. ZIERIKZEE, 16 Augustus 188 1. Vrijdag j.l. hebben H.H. M.M. de Koning en de Koningin een bezoek gebracht aan het koloniaal in validenhuis op Bronbeek nabij Arnhem. De vorstelijke personen hebben daartoe de reis gedaan per extra-trein van 't Loo over Zutfen tot Velp en van daar per vierspan. Het gesticht is nauwkeurig bezichtigd en aan het collation namen o. a. deel de gen.-maj. Smits, kommandant van Bronbeek, generaal Verspijck, generaal van der Heijden, baron Mollerus, commissaris des Konings in Gelderland, en mr. Pels Rijeken, burge meester van Arnhem, 't Gesticht was feestelijk getooid met bloemen en groen. Op den terugkeer hebben H.H. M.M. een rit door Arnhem gedaan en zijn daar aan het station weder op den extra-trein gestapt, die hen te 5 ure over Zutfeu naar het Loo terugvoerde. De generaal Smits is den volgenden dag door Z. M. tot grootkruis van de Eikenkroon benoemd. Op de kermis te Gouda is een man aangehouden, van beroep Zoeloe-kaffer. De papieren als zoodanig waren echter niet goed in orde en bij nader bezien bleek de man geeu Zoeloe-kaffer maar een kaffer uit den Haag te wezen en nog wel een oude bekende van de justitie. Op de Leidsche kermis had die man de realiteit vau zijn vak zoover gedreven, dat hij eens was losgebroken en daardoor het publiek vrij wat schrik had aangejaagd, hoewel hij de aantrekkelijkheid der vertooning er niet weinig door verhoogde. Den 11 dezer hield het Kon. Instituut van Inge nieurs zijn gewone jaarlijksche zomervergadering en wel ditmaal in het landshuis te Petten, dus in de nabijheid van de merkwaardige perceelen onzer oever verdediging. bekend onder den naam van de Houds- bossche en Pettener zeeweringen. Het spreekt van zelf dat deze werken door de talrijke schare vau mannen van het vak met groote belangstelling werden bezichtigd en bij den tot besluit van den dag in liet hotel Funkier te Haarlem gehouden maaltijd ook in tal van toasten herdacht. Volgens de telegrammen uit New-York zullen we nog vooreerst niet van het ruwe weder verlost worden. In de marinehaven aan het Nieuwediep zijn aan boord van een der raraschepen proeven genomen met electrisch licht, die als zeer wel geslaagd worden beschouwd en waaruit bleek dat het electrisch licht voor de marine hoogst belangrijk zal worden. Daar met dat licht een wijd vlak van de zee kali verlicht worden, is men iu staat de nadering van torpedo- booten of kleine vaartuigen, bestemd voor nachtelijken aanval, reeds op grooten afstand te bespeuren en de beraamde aanvallen te verijdelen. Het licht was zoo krachtig, dat een menigte menschen op het eiland Texel het met verrukking gadesloegen en, ofschoon de afstand van daar lot de lamp meer dan twee uren bedroeg, kon men zeer duidelijk de courant lezen bij het electrisch licht van 't Nieuwediep. Burgem. en Weth. van Amsterdam stellen voor om aan de Vereeniging //het Nederlandsch Tooneel" van 31 Aug. 1882 tot I Sept. 1888 den stadsschouwburg aldaar in exploitatie af te staan, tegen f 8000 per jaar, met wijziging der functiën van de stedelijke comrrissiën, die o. a. geen stem meer zullen hebben in dc vaststelling van het repertoire. Door den Gemeenteraad van Vlissingen is een voorstel van Burgem. en Weth,, om in principe te besluiten om met het oog op de in te voeren drankwet een gemeentelijk vergunningsrecht van 25 percent op de huurwaarde van drankhuizen te heffen, aangenomen; de motieven er voor warenverbetering der inkomsten en vermindering der zwaar drukkende belastingen. De familie van Sminia te Oenkerk, die vroeger aan de gemeente Schoterland een zilveren beker van ouden datum aanbood, heeft thans 38 antieke porceleinen tafelborden, prijkende op den bodem met het wapen van Schoterland, geschonken. Een naamlooze vennootschap heeft 7700 M2. grond van den tuin achter het paleis voor Volksvlijt te Amsterdam aangekocht voor f 557000 of ruim f 72 per M2. Men zal daar galerijen, winkels enz. bouwen. Teu bewijze hoe tegenwoordig ook de materiëele belangen der officieren en minderen van het leger door het Departement vau Oorlog worden behartigd, diene, dat de Minister van Oorlog bezwaar heeft gemaakt tegen de heffing van tolgeld op do straat wegen tusschen den Haag en Scheveningen van militairen, in uniform gekleed. Deze bedenking is door tus9chenkom3t van den Minister van Binnenland- sche Zaken aan den Gemeenteraad te 's Hage kenbaar gemaakt, welke vergadering alleen //het in dienst zijn// der militairen als reden van tolvrijdom had aangenomen. Volgens het gevoelen van den Minister van Oorlog echter moeten militairen, in uniform gekleed, geacht worden steeds iu dienst te zijn. Naar wij vernemen, zal weldra een wetsvoorstel om de rechtbank te Hoorn te herstellen, bij de Tweede Kamer worden ingediend. Vad. In een winkel in de Kalverstraat te Amsterdam is een zakmes uitgestald, dat niet minder dan 132 verschillende chirurgische en schrijn werkersinstrumenteu, alsmede zeer vele timmermans-, smids- en snoeigereed- schappen bevat. Een Amerikaansche dame ontving dezer dagen uit Europa een bouquet, die de volgende bloemen bevatte een klaver van 't graf van George Elliot, eeu viooltje van Melrose Abbey; een boterbloempje van de Quincey's laatste rustplaats, een takje klimop van Walter Scott's oude woning te Abbodsford en een blauw klokje vau het graf van Helen Mr. Gregor. Huisvrouw Men meldt het volgende aangaande de voorstellingen, welke Sarah Bernhardt in ons land zal geven: Op Zondag 23 October komt zij met een gezelschap van 22 personen te Rotterdam aan, waar zij haar intrek zal nemen in het //New Bath-Hotel//. Op 24 October zal zij een voorstelling geven voor de leden van den Doele aldaar, waarvoor betaald wordt frs. 6000. Op 25 October zal zij te 's Hage en op 26 October te Amsterdam //Marguerite Gauthier// spelenden 27sten te 's Hage, den 28sten te Amsterdam en den 29sten te Utrecht //Frou-Frou,// den 30sten zal zij te Amsterdam blijven zonder te spelen, maar 1 November er //Adrienne Lecouvreur// vertooneu; op 2 November zal zij te Arnhem en op 3 November te Leiden //Frou-Frou// geven den 4den November vertrekt zij naur Weenen. De prijs der eerste rangen is overal 10 gulden. Benoemingen, Besluiten, enz. De milit. apotheker le kl. D. P. Vermaas te Vlis singen is in zijn rang overgeplaatst naar het milit. hospitaal te Leiden. Z. M. de Koning heeft eigenhandig aan generaal Smits, kommandant van het invalidenhuis Bronbeek, het volgend telegram gezonden z/Ik heb het genoegen u mits deze te berichten, dat ik u benoem tot ridder-grootkruis der orde van de Eikekroon. Willem//. was een bovenste kerel, die soms bij hem zijn kop koffie kwam drinken. Men geneerde zich voor hem niet, daar hij eens gezegd had, dat hij in 1848 ook had meegevochten. Hij praatte weinig en scheen maar een domoor te wezen. In 't voorbijgaan, voor zij in 't kabinetje traden, gaven die heeren hem altoos een stil handdrukje over de glazen en flesschen heen. Meestal had hij naast zich op het roodlederen bankje een kleine blonde vrouw zitten, een meisje dat hij als winkeljuffrouw genomen had, om mede te bedienen met den knecht, die ook boven op 't biljart moe9t passen. Zrj heette Rosa en was zeer zacht en onder danig. Met het eene oog pinkende vertelde Gavard aan Florent dat zij de onderworpenheid bij den patroon heel ver dreef. Voor 't overige lieten die heeren zich bedienen door Rosa, die uit- en inliep met haar nederig en gelukkig gezicht, te midden van de onstuimigste politieke discussies. Dien dag toen de vogelkooper Florent aan zijn vrienden voorstelde, was er, toen zij in het kabinetje kwamen, niemand dan een mijnheer van een vijftig jaar oud, met een nadenkend en zacht voorkomen, een vrij wat versleten hoed op en een wijden kastanje bruinen overjas aan. Met de kin leunende op den ivoren knop van een dikken rieten wandelstok, recht voor een vol potje bier gezeten, was zijn mond zoo geheel en al verscholen onder een sterken baard, dat zijn gezicht stom en mondeloos scheen. Hoe vaart RobineP vroeg Gavard. Robine stak hem stilzwijgend de hand toe, zonder te antwoorden, en zijn oogen als om te groeten gingen nog zachter staan; daarna legde hij de kin weer op den knop van zijn stok en keek Florent aan over zijn glas heen. Deze had Gavard plechtig doen beloven dat hij zijn geschiedenis niet zou vertellen, om gevaarlijke praatjes te vermijden; het viel kern niet tegen, dat hij eenig wantrouwen meende te bespeuren in de houding van dien meneer met den grooten baard. Maar hij bedroog zich. Robine praatte nooit. Hij kwam altoos liet eerst, met liet slaan van achten, ging in denzelfden hoek zitten, zonder zijn stok los te laten, zonder zijn hoed af te zetten noch zijn overjas uit te doen, niemand had Robine ooit gezien zonder hoed op. Zoo bleef hij daar zitten luisteren naar de anderen, tot middernacht, zoodat hij vier uren over zijn glas deed, achtervolgens de sprekers aankijkende alsof hij luisterde met de oogen. Toen Florent later aan Gavard nadere inlichtingen over Robine vroeg, scheen het, dat Gavard veel met hem ophad; 't was een zeer flinke vent; zonder precies te kunnen zeggen waar hij dat vandaan haalde, stelde hij hem voor als een der geduchtste oppositieraanuen voor liet gouvernement. Hij woonde in de straat Saint-Denis op kamers, doch daar kwam nooit iemand bij hern over den vloer. De vogelkooper was er toch eens geweest, zei hij. De gewasdoekte vloer was met groenlinneu loopers belegd er waren overtrekken over de meubels en er was een pendule met albasteu zuilen. Madam Robine, die hij op den rug gezien meende te hebben, was stellig eeu zeer nette oude dame, met krullen gekapt, doch dat kou hij niet stellig verzekeren. Waarom dat gezin daar in die drukke 9traat was komen wonen wist men niet; de man deed hoegenaamd niets en waar hij zijn dag doorbracht wist men ook niet, evenmin als waar zij van leefden, en eiken avond verscheen hij daar als moede en verrukt over een reis naar de toppen der hooge politiek. Alsnu volgt de levendige schets van een der vele politieke soirees van het glazen kabinetje. Hoe weinig kwaad kou die liefhebberij-politiek van die naïve luï doen! En toch hield het gouvernement van 2 December nauwkeurig 't oog over zulke in den grond onschade lijke clubjes. Ook de vriendeu van het kleine kabinetje werden beluisterd, bespied, verraden. Het verraad schuilde in hun eigen intieraen kring en meneer Lebigre de kroeghouder, wa9 een eerste verklikker, die zich verdienstelijk zocht te maken, ten einde een tabaks dépot te verkrijgen bij zijn kroeg, 't geen een heel winstgevende zaak is. Wij zullen ons hier evenwel niet met de politieke tinnegieterij van dat gezelschap ophouden en alleen opmerken, dat Zola, waar hij kan, zijn hoofddenkbeeld met dit boek doet uitkomen, n.l. dat de idealisten em naïeven onder het tweede keizerrijk al heel schraal werden beloond en meest slecht wegkwamen, terwijl 't domme, laagburgerlijke égoïsme bloeide. Op sarcas tische manier verdeelt hij de menschen van 't tijdvak" in twee groepende mageren en de vetten. Florent en Claude zijn typen van 't magere; Lisa, Quenu, Lebigre en de rest, van het vette. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2