ZIERffiZEESCHTCOfRMr: voor het arrondis- seiueiit Zierikzee. 1881. No. 63. Zaterdag 13 Augustus. 84ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Binnenland. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Franco per post I, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMIAA. ZIERIKZEE, 12 Augustus 188 L. Het Kanpsche Volksblad protesteert tegen het ver langen van sommige zeer anti-Transvaalschegezinden in de Kaapkolonie om aan Cetywayo zijn vrijheid weer te geven. De Cape Times drong er op aan dat nu de Transvaalsche Boeren hun zelfstandigheid weer verkrijgen, de Engelschen zich niet ten gevalle van de Transvaal met de Zulu's zullen bemoeien; liet blad wenschte zelfs, dat de Kaapsche wetgevende Macht het gevoelen zou uitspreken, dat het dringend uoodig is om Cetywayo uit de gevangenis los te laten, in welk geval het hoopt, dat Lord Kimberley, die zeide dat Cetywayo niet vrij moest worden ge laten, wel tot andere gedachteu zal komen. Het Volksblad herinnert nu dat naar Sir Barlle Frère's oordeel zoowel het Transvaalsche als Natal aan voortdurend gevaar blootgesteld waren, zoolaug de macht der Zulu's niet gebroken was. Zoolang de Zulu's, onder hun wettigen koning vereenigd, hun oorlogzuchtigen zïn niet auders konden verzadigen dan door een of andere Britsche bezitting aan te vallen, zoolang moest Cetywayo gevangen blijven. En nu zou men hem loslaten, om met de Zulu's hoogstwaarschijnlijk de Boeren weer aan te vallen en alle jammeren van den oorlog weer te doen herleven, want men vergete niet dat die Zulukoniug aan Ko ningin Victoria schreef, dat de Boereu in zijn oog honden zijn. Het streven om wilden tegen de Boeren op te bitsen, als wraak over Engeland's houding ten aan zien van de Trausvaal, wordt door het Volksblad terecht scherp gebrandmerkt. Dat streven van som migen toont overigens duidelijk dat de kwade geest tegen de Boereu nog steeds bestaat en in de weer is om kwaad te brouwen. Te Amerongen is een Raadsvergadering gehouden van 3 leden, wier besluit wettig was, omdat tweemaal een vergadering was bijeengeroepen, die niet door het vereischte getal ledeu werd bijgewoond. Dat besluit strekte om niet toe te laten de drie nieuwgekozen leden, niettegenstaande zij de meerderheid van stemmen (64, 62 en 60) van de 112 uitgebrachte steramen op zich vereenigd hadden. Het besluit werd aldus gemo tiveerd //Overwegende dat p. m. 40 kiezers op last van den heer G. graaf Bentinck hun stembiljetten hebben moeten laten invullen op liet kasteel Amerongen, zoodat zij geen vrije keuze hadden en hierdoor genoodzaakt waren te stemmen op candidate», die de hunne niet waren //Overwegende dat na liet invullen der stembiljetten, de kiezers door den boschwachter Johannes Knoppers alhier, als een kudde schapen naar de stembus werden geleid; //Overwegende dat er alzoo een hoogst onzedelijke invloed is uitgeoefend, die op deze verkiezing vau beduidenden invloed is geweest; //Overwegende dat de burgemeester in gebreke is geweest raadsvergadering te beleggen tot het benoemen van een stembureau, waardoor het bureau van stem opneming niet wettig was samengesteld volgens art. 43 der kieswet/', enz. Een beschonken persoon te Arnhem eischte van een 75-jarigen grijsaard een boterham, onder het uiten van hevige bedreigingen. De oude voldeed terstond aan dien wenscb, v.^a-op de dronkaard do linkerhand van zijn weldoener greep en hem het grootste deel van een der vingers afbeet. Een 5-jarige knaap, J. S., had te Leiden al spelende het ongeluk, nabij het koffiehuis //Zomerzorg//, met zijn rechterbeen tu9schen een draaischijf vau den stoomtram te geraken, waardoor dat lichaamsdeel nogal ernstig werd verwond. De knaap is door een agent van politie naar het ziekenhuis overgebracht. De firma C. Nederveen, boekhandelaren-boekbiuders te 's Hertogenbosch, zulleu op de tentoonstelling van hulpmiddelen voor den boekhandel te ^Amsterdam o. a. een boek expo9eeren, waarvan de band alleen een waarde van f 5000 vertegenwoordigt. De geheele iuzending van deze firma heeft een waarde van meer dan f 30000 en zal o. a. bevatten banden in ouden stijl en raozaïk bindwerk. Het is nog niet lang geleden, dat men te Goes voor een //Zeer ernstige// zieke, wier einde spoedig werd tegemoet gezien, op een Zondag gaarne aard beziën had gehad, wijl zij zelve er om vroeg. Bij een tuinman-groentenverkooper stuurde men er om, nog wel met het excuus erbij dat het voor eeu zieke was en men anders op dien dag niet zou hebben durven vragen. De man noemde zich echter vroomDe man had tengevolge van zijn vromigheid bezwaar le helpen. De man weigerde perl inent. Wij gelooven, dat die man driemaal ter kerk gaat; dat hij psalmen zingt en bidt alsof hij de godzaligheid in persoon i9. Maar om eeu bijna stervende zij is kort daarop ook gestorven nog in haar laatste dagen eenige verkwikking te verschaften op Zondag, dat mocht volgens zijn christelijke geloovigheid niet; zoo'r. edel moedige daad liet zijn zoogenaamd geloof niet toe. Zou meu ook soms voor dat geloof eerbiediging verlangen? Of is het niet alle dagen geoorloofd goed te doen? G. Ct. De forten in de Utrechtsohe linie, die in staat van tegenweer worden gebracht, zullen eerstdaags op last van het Depart, van Oorlog liuor Jou licci' Vermaas, photograaf aan het Topografisch Bureau te 's Hage, worden gephotographeerd en wel hoofdzakelijk de binnenwerken dier forten. De hoogleeraar A. Pierson te Amsterdam neemt zijn ontslag als lid van het Conscience-Comité, om dat Conscience benoemd is tot doctor honoris causa door de Katholieke Hoogeschool te Leuven. Men zou bijna aarzelen het te gelooven, dat een professor, bij wien men toch eenig vertrouwen in de onbevangenheid van zijn eigen blik en oordeel mag veronderstellen, schrijven durft dat de onderscheiding hem de begoocheling ten aanzien van de strekking vnn Consciences werken ontrooft. Plet besluit van prof. Pierson kan niet anders dan voortspruiten uit een geloofshaat, waarvan met moeite in onzen tijd een tweede voorbeeld te vinden zal zijn. FLOEENT DE BANNELING. Uit //le Ventre de Paris". IX. Florent luisterde maar half naar de uitleggingen van meneer Verlaque. Een bundel zonnestralen, boven door de glazen van de overdekte straat vallende, kwam die kostelijke kleuren beschijnen en ze waren als ge- wasschen en getemperd door de golven, gerangschikt als in den regenboog en in elkaar smeltend in alle kleurentonen, de vleeschkleur der schelpdieren, 't opaal der schelvisschen, 't paarlemoer der raakereelen, 't goud der zeekarpers, 't zilverachtige kleed der haringen, de groote stukken zilverwerk der zalmen, 't Waren als de op de aarde leeggestorte juweelen kistjes van de eene of andere waternimf, vreemdsoortige en zonder linge sieraden, een stroom en ophooping van monster achtige halssnoeren en armbanden, reusachtige broches, barbaarsche juweelen, die men niet wel kon uitwijzen waartoe zij moesten dienen. Op de ruggen der roggen en zeehonden vertoonden zich grove donkere paarsach tige groenachtige gesteenten, alsof ze gezet waren in zwartgemaakt metaal, en de staarten en vinnen der spieringen zagen er zoo keurig uit als fijne byouterie. Maar wat Florent naar het hoofd steeg, dal was een fri9sche tocht, een zeewind, dien hij herkende, bitter en zoutachtig. Hij dacht aan de kusten van Guyana, aan het mooie weer op den overtocht. Het was hem alsof daar een baai was, en 't water laag, zoodat liet zeegras in de zon lag te dampen; de blootgekomen rotsen spoelden dan schoon, het zand wasemt een sterke zeelucht uit. Romdom hem geurde de verscbe zeevisch en die prikkeleude ietwat scherpe lucht tartte den eetlust. Meneer Verlaque kuchte. De vochtigheid doortrok hemhij kroop nog dichter in zijn caclie-nez. Nu zullen we tot de riviervisch overgaan, zeide hij. Daar, naar den kant van het vruchtenpaviijoen, en 't laatste aan de zijde van de straat Rambuteau, is de bank van den afslag omringd van twee kring vormige vischkoramen, in vakken afgedeeld door gegoteu ijzeren traliewerk. Uit koperen kranen in de gedaante van zwanenhalzen loopen dunne stralen water. In elk vak ziet men een verward gewemel van kreeften, be wegende plekken van zwartachtige ruggen van karpers en kronkelingen van palingen. Meneer Verlaque kreeg opnieuw een erge hoestbui. De vochtigheid was hier flauwer, 't was de weeke geur van rivierwater, van lauw water, stiUtaande op een zandgrond. Er kwamen dien morgen veel Duitscho kreeften in kisten en manden. Hollandsche en Engelsche witvisch overstroomde ook de markt. Men pakte daar uit, donker goudkleurige karpers uit den Rijn, die zoo schoon zijn met hun roestigen metaalglans en wier schubben geleken op iu vakken afgedeeld en gebronsd émail. De groote snoeken staken hun woeste bekken uit, zij waren de roovers der wateren inet hun ruwe ijzergrauwe kleur. De donkere mooie zeelten waren als roodkoper, met kopergroen gevlekt. Te midden van dezen deftigen gouden glans teekenden de bennen met grondelingen en baarzen, de koopen forellen, de koopen gewone bliek en platviscli, met het werpnet gevangen, zich levendig wit af; van 't staalblauwe der ruggen langzaam al weeker wordende tot de zachte door schijnendheid der buiken en de dikke sneeuwwitte barbeeltjes waren als de scherpe tonen van licht iu dit kolossale stilleven. Zachtjes stortte men iu de visch- kommen zakken met jonge karpers ledig; de karpers draaiden eerst even rond, bleven een oogenblik plat liggeu en gingen er dan vandoor. Manden met kleine palingen werden in eens ledig gestort en de dieren vielen in de vakken als een enkele kluit slangen; terwijl de groote, die zoo dik wnren als een kinder armpje, den kop opstekende, zelf onder water schoten, zoo vlug als adders, die iu een struik wegkruipen. Onderwijl lagen op de vuile teenen bennen andere visschen langzaam te sterven, te midden van het rumoer van afslag zij openden den bek met ingeuepen zijden als om de vochtigheid der lucht in te drinken en alle drie seconden hikten zij naar den dood met opge sperden mond. Meneer Verlaque legde Florent vervolgens uit hoe het nu met den afslag ging en wees hem die verschillende beambten. Wij zullen hem bierbij niet volgen; ook

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1