mg. I uitvoering van zulk een werk bekoort aan de gemeente, en de adressant kan de kosten daarvan vergoeden. Vroeger is dit zoo meer gebeurd. Spr. dient daarop het volgende amendement op het voor stel in: dat de verzoeker voor koopsom zal betalen f 2000 en dat de eerste bij het voorstel gestelde voorwaarde aldus wordt gelezen: dat de kooper, indien hij na bekomen vergunning van de bevoegde magt, den dijk ten zuiden der steenbakkerij slecht, aan de gemeente vergoeden zal: 1°. de door haar te maken kosten voor het aanbrengen van zoodanige versterking en verzwaring aan den Havendijk ten Noorden en Noordwesten der steenbakkerij als dooi de bevoegde magt haar zal worden voorgeschreven, met bepaling, dat de daarvoor te gebruiken grond zal worden genomen uit den te slechten dijk; 2". de kosten van de door haar te maken puinglooijing en zoo noodig steenglooijing met uitzondering van een bedrag van f 200 dat door de gemeente te haren laste wordt ge houden, tot verdediging van dien dijk; de overige gestelde voorwaarden onveranderd te laten. De heer Boeije zegt, dat Burgem. en "Weth. zich ook hebben geplaatst op het standpunt waarvan de heer Moens spreekt, n.l. om de industrie te bevorderen, doch dit heeft evenwel zijn grenzen. Deze industrie wordt reeds bevorderd door de weinige kostendie aan de gemeente voor de leem wordt betaald. Zijn er nu al enkelen die er door bevoor deeld worden, dan is dit toch niet het algemeen. Spr. her innert dat onlangs eene voorgestelde uitgaaf voor ligplaatsen van stoombooten werd bestreden en dat was dan toch voor eene zaak waarbij iedereen belang heeft. Dat de ringdijk, eene oppervlakte van 39 A. 60 c.A., niet in rekening zou moeten komenacht hij wel wat kras. Hij kan zich daarom met het eerste gedeelte van liet amendement van den heer Moens niet vereenigen. Wat het tweede gedeelte betreftmerkt hij opdat Burgem. en Weth. hebben voorgesteld de vernieuwing dooi den heer Houwer en niet door de gemeente te laten doen, omdat. de verzoeker hierin zijn voordeel zag en dit zoo wenschte. Burgem. en Weth. hebben er dan ook niets tegen dat de gemeente het werk laat doendoch hij vreest dat de heer Houwer er geen genoegen mede nemen zal. M Naar aanleiding eener vraag van den heer Zuurdeeg geeft de Voorzitter te kennendat adressant zich met de pachters der gronden heeft verstaan. De heer Boeije verstrekt den heer Moolenburgh daarop eenige inlichtingen omtrent de te maken verdedigingswerken. De heer Moolenburgh verklaart vervolgens zich niet geheel met het amendement van den heer Moens te kunnen ver- eonigen. Ook hij wil de industrie helpjp bevorderen, doch eene onregtmatige bevoordeeling van den verzoeker tegenover de gemeente komt niet te pas. Hij ziet niet in, waarom het ringdijkje geen pachtswaarde zou hebben en waarom de heer Moens dit niet in rekening wil brengen. Juist op dat dijkje wordt nooit gereden, waardoor het meet waarde heeft. Hij houdt zich dan ook geheel aan de schatting en is er voor, de gronden voor het juiste bedrag daarvan of f 2557,19 te verkoopen, dit vindt hij beter dan voor/' 2600, zooalsBurgem.en Weth. hebben voorgesteld. Hij is daarom tegen het eerste gedeelte van het amendement van den heer Moens. Ook kan hij zich niet vereenigen met het tweede gedeelte daarvan, evenmin als met het voorstel van Burgem. en Weth. wat de bepaling ten opzigte der waterkeering betreft. Hij acht het vooreerst billijk, dat aan den heer Houwer vergoeding wordt betaald voor de in te nemen 9 aren grond ter verzwaring- van den binnendijk. Volgens het verzoekschrift rekent hj ook daarop. Wat de verdediging van den dijk aan de havenzjde betreft, is hij er niet voor, den verzoeker onnopdigekosten te laten maken. Wat de puinglooijing aangaat, zegt hij, dat als de gemeente die toch moet maken, hj niet inziet waarom men dit door den heer Houwer wil laten betalen; de gemeente moet haar eigen werk betalen. De heer Boeije zegt, dat de heer Houwer alleen heeft gevraagd om de gronden te koopen; het overige zou hj voor zjne rekening nemen en zelf uitvoeren. Daar hj was te weten gekomen, dat de gemeente toch iets aan de puinglooijing moest laten doen, drong hj aan op vergoeding, waarop Burgem. en Weth. hebben voorgesteld de helft voor rekening der gemeente te nemen. Voor de kosten van steengloojing is daarvoor geen redendit is geheel zjne zaak, evenals het innemen der 9 aren gronddat ook ten zjnen gerieve geschiedt en die hj dan ook zelf buiten de rekening hield. De heer Schneiders is het in vele opzigten met den heer Moens eens. Ook hj wil de industrie in de hand werken. Het bod van den heer Houwer vindt hj voldoende, want ofschoon overtuigd, dat de deskundigen te goeder-trouw en overeenkomstig hun gevoelen hebben gehandeld, vindt hj hunne schatting wel wat hoog. Hij is wel geen deskundige doch betw jfelt of het landdat niets anders is dan gedempte grachtwel zooveel waarde heeft, en deskundigen met wie hj gesproken heeftzijn ook die meening toegedaan. Het beste land in den Zuidhoek zou wel niet meer opbrengen. Wat echter aangaat het ten geschenke geven van den dijk, zooals de heer Moens zegt, zoo-ver gaat Spr. niet. Het uitvoeren der werken zou hj ook liever aan het dageljkscli bestuur overlaten, dan kan de adressant latei- de kosten terugbetalen. Hj ziet niet in, welke redenen de heer Houwer zou kunnen hebben om dit voorstel niet aan te nemen en hj zou die dan ook gaarne vernemen. Ten slotte stelt hj voor, den prjs van f 2600 terug te brengen tot f 2250 dit vindt h j billijk. De heer van Manen motiveert zjne stem. Het bevorderen van industrie acht hj goed, doch hj meent dat dit niet mag geschieden uit de algemeene beurs, dus ten koste der gemeentekas. Hoewel de heer Schneiders zegt geen deskundige te zjnmerkt Spr. opheeft li j toch de schatting beoordeeld. Hj voor zich hecht aan die schatting als gedaan door bevoegde mannen en hj meent te moeten waarschuwen tegen het innemen van een verkeerd standpunt. De ver zoeker rigt de zaak op voor zjn eigen voordeel en niet voor den bloei van de stad. Hj gelooft ook, dat de gemeente zelf beter de noodige werken aan den Havendjk kan uitvoeren en dat dit bj den verzoeker tot geen moejeljkheden aanleiding zal geven. Eindeljk merkt hj nog op, dat de adressant bij uitbreiding- der fabriek, volgens art. 14 der wet van 2 Junj '1875 (Stbl. No. 95), eene nieuwe vergunning moet hebben waarom hj het voor hem van belang acht, onder de voorwaarden de bepaling op te nemen, dat de koop niet behoeft te ge schieden als de bedoelde vergunning eventueel niet werd verleend. De heer Moens zegt, dat de bepaling der waarde hier grootendeels afhangt van een persoonljk gevoelen. Hj heeft niet, zooals de heer Schneiders meent, het dijkje willen ten geschenke gevenmaar de pachtswaarde in zijne toe lichting van de opbrengst niet gekapitaliseerd. Spr. zegt, dat het waarschjnljk van de aanneming van zjn amen dement zal afhangen of er van de zaak iets komen zal. Als men in aanmerking neemt, dat de adressant behalve de f 2000 als koopsom, voor de vernieuwing van den djk nog groote offers brengen moet, dan is de aanneming- van zjn voorstel niet onbilljk en voor de stad een offer- van f 500, aangenomen dat het een offer is, niet te veel. Eveneens is het billijk, dat de helft in de kosten der puinglooijing door de gemeente wordt gedragen omdat door het bestuur van Schouwen herhaaldeljk op vernieuwing is aangedrongen en de gemeente nu nieuw voor oud zal krijgen. De heer Boeije merkt op, dat men het over den prijs niet gemakkeljk eens sclijnt te kunnen worden. De een zegt de prjs is billijkde ander zegt liij is te hoog en de r t e 25 cf. ENAIAK. Zn. hoofd* Dgennamde jk geboden is geweerd irmis weg' den viert erd heden vonds was liet bosch len punten •aatweg is wagenhuis *e varkens de gereed- n uit Ter 'Jen. aan een .nakt; de iv en vier waar ze •d. Schelde"' ito gevolg gebouwd irine. De •vaardigd, st; zoodat Dtnd. irleend als en-polder van den Het was ot' de dood rondom hem op hern loerde. Vaak durfde hij, ofschoon de honger hem neep, de fraaie vruchten uiet eten, die aan de hoornen hingen hij was bang van die bessen met metaalachtige» weerschijn, vreezende dat ze vergiftig zouden zijn. Gansche dagen door wandelde hij onder het gewelf van dikke takken, zonder een hoekje van den hemel te zien, te midden van een groenachtige schaduw, die augstverwekkend was. Groote vogels vlogen boven zijn hoofd, akelig klapwiekend en schreeuwend, en hij hoorde telkens allerlei geluiden. Apen sprongen rond, beesten draafden door het dichte hout voor hem uit, de takken op zij duwende en een regen van bladeren achter zich latende als bij een windvlaag. Vooral de slangen joegen hem schrik (kentlv» eindelooze gebladerte "j in die schaduw was liet als in een gesloten fornuis, 't was er vochtig warm, 't was of de natuur er een pestlucht zweette, vermengd met de sterke geuren van riekend hout en stinkende bloemen. Toen hij eindelijk het woud uitgeraakt was en na vele uren loopens den hemel weder terugzag, stond de man voor breede rivieren, die hem den weg versperden. Dan ging hij den oever langs en hij zag de grauwe ruggen der kaaimans, onderzocht met de oogen de aangespoelde kruiden en zwom over als hij veiliger water had aangetroffeu. Aan den overkant begonnen de bosschen alweder. Dan eens waren liet uitgestrekte vette vlakten, uren ver bedekt met een dicht kleed van planten en van afstand tot afstand een blauw i grooten den tast bedolven de kraken ;ehoopten n diepten ie velden, rekkende, ïen moet en. Eens buik toe er uit te eel steeg, ug. Toen te grijpen ■aag^i'i ,l won^Qg kwam, bloedden zijn handen en voeten, gekneusd en gezwollen door venijnige steken. Hij zag er zoo erbarme lijk, zoo uitgehongerd uit, dat men bang van hem werd. Men wierp hem wat eten toe op wel vijftig pas van het huis, terwijl de man van het huis in de°deur bleef staan wachten met een geweer. Florent zweeg, hij kon schier niet voortgaan en staarde hikkend voor zich heen. Het was of hij bij zichzelven sprak. Paulientje, die slaap kreeg, liet liet hoofd op zijde hangen en deed al wat ze kou om de oogen open te houden. Quenu werd boos. Maar stommerik! riep hij Leon toe, kun je dan geen darm vasthouden. Moet je mij aankijken!

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 7