Binnenland. had gepoogd gedaan te krijgen, werd thans door Holland en Zeeland openlijk door de andere indirect nog eens beproefd. Den 5 Juli 1581 kwam een overeenkomst met den Prins tot stand, dat deze zon optreden als drager van het hoogste gezag, dat alle ingezetenen ontslagen zouden zijn van hnn eed eu dat zij den eed van trouw aan den Prins van Oranje zouden doen. Werd de Prins daarmede als sonverein erkend'? Neen, hij werd er slechts een soort van dictator door, een soort president der nationale verdedi ging. De kwestie der souvereiniteit werd in 't midden gelaten. Zij is trouwens in de Nederlandsehe Republiek nimmer wettelijk op gelost, 't geen eigenlijk ook o. i. niet noodig was. De republiek werd van lieverlede een historisch feit en al bleef er altoos iets aan den vorm ontbreken, dit heeft niet belet dat de Vrije Nederlanden eeuwen lang zoo niet aan de spits, dan toch in de eerste rij der vrije natiën hebben gestaan. Meer is er niet van noode geweest eu de staatsrechterlijke kwestie kunnen wij veilig aan de advokaten van 't droit divin en aan de Roomsclie en Gerefor meerde Jezuïeten present geven. De acte der afzwering is een lang stuk en vervelend om te lezen. Zij maakt een brochure uit van 20 kompres gezette octavo bladzijden. De belangrijkheid neemt de gebrekkigheid van den vorm niet weg. Zij is destijds als plakkaat den volke bekend gemaakt, maar 't is na te gaan, dat 't volk van toen, evenals dat van heden zou doen, er slechts de feitelijke strekking van heeft gevat. De aanhef der acte zegt ook inderdaad alles. Men hoore: „De Staten-Generaal van de Geünieerde Nederlandeu, allen dengenen die deze tegenwoordige zullen zien of hooren lezen saluut. Azoo een iegenlijk kennelijk is dat een Vorst van den Lande van God gesteld is, hoofd over zijn onderdanen om deze te bewaren en te beschermen van alle ongelijk, overlast en geweld gelijk een herder tot bewarenisse van zijn schapenen dat de onderzaten niet zijn van God geschapen tot behoef van den Vorst om hem in alies wat hij beveelt, of het goddelijk of ongoddelijk, recht of onrecht is, onderdanig te wezen en als slaven te dienen: nraar de Vorst om d' onderzaten wille, zonder welke hij geen vorst is, om ze met recht en rede te regeeren en voor te staan en lief te hebben als een vader zijn kinderen en een herder zijn schapen, die zijn lijf en leven zet om ze te 1Zij verscheen le Antwerpen waar zij op last der Alge'' eene Staten gedrukt was in de beroemde drukkerij van Christoffe] Plantyn. Men kan haar in haar geheel lezen bij Bor XVI boek 276280, bij van Meteren X boek 187—190. overdenking scheen te zijn. Ondertusschen werd Pauline boos en trapte met de voeten, zij wilde volstrekt de geschiedenis hooren. Daar zij wezenlijk onuitstaanbaar lastig werd, zei Lisa tot Florent: Och, vertel baar maar wat ze verlangt, dan zal ze ons wel met rust laten. Florent bleef nog een wijle zwijgen. Hij keek naar den grond. Toen het hoofd langzaam opheffende, keek hij naar de beide vrouwen, die zaten te naaien en naar Quenu en Auguste, die den ijzeren pot voor de bloedbeuling gereed maakten. Het gas brandde rustig, de warmte van bet fornuis was zeer zacht, al het vet in de keuken glom van gezonde welgedaanheid. Toen zette bij de kleine Pauline op zijn eene knie en droevig glimlachende richtte hij zich tot het kind en begon: Er was een arme man. Dien zonden ze ver weg, heel ver, naar den anderen kant vau de zee Op de boot, die hem meenam, waren vierhonderd galei boeven en daar wierpen ze hem ook bij. Vijf weken lang moest hij onder die bandieten leven, gekleed in een pak van zeildoek evenals zij eu hij moest eten uit een grooten ketel. Hij leed veel van 't ongedierte en moest zich halfdood zvveeten. I)e keuken, de bakkerij, de stoommachine alles maakte het zoo heet in het tusschendeks, dat er tien van de boeven van de hitte stierven. Overdag mochten ze hij vijftig te gelijk op het dek komen om een zeeluchtje te scheppenen daar ze bang van hen waren, stonden er altoos twee geladen kanonnen gericht op de enge ruimte waar zij mochten heen eu weer loopen. De arme man was heel blij als het zijn beurt was. Dan frischte hij wat op. Hij kon haast niet meer eten eu was zeer ziek, 's Nachts als ze hem weer in de boeien geslagen hadden en hij bewaren. En zoo wanneer bij zulks niet doet, maar in stede van zijn onderzaten te beschermen, hen zoekt te verdrukken, te overlasten, hun oude vrijheid, privilegiën en oude herkomen te benemen, en hen te gebieden en gebruiken als slaven, moet gehouden worden niet als Vorst, maar als een tiran en daarom naar recht en reden door zijn onderzaten, vooral bij overleg van de Staten van den Lande, niet meer als Vorst erkend maar verlaten, en een ander iu zijn plaats tot hun bescherming als opperhoofd zonder misbruiken mag gekozen worden." Ziedaar de hoofdzaakal wat er verder volgt hebben de redacteurs van 't stuk er aange hangen omdat zij niet volkomen zuiver in hun schoenen stonden en de consequentie niet durfden aanvaarden, al was ook 't feit zelf blijkbaar onvermijdelijk. Men merkt terstond dat hinken op twee ge dachten op, waarop wij boven doelden, 't Is 't droit divin in de eene, 't beginsel der volks- souvereiniteit in de andere hand, gelijk trouwens nog heden ten dage zoo veel wordt gezien, ofschoon we binnen eenige jaren 't eeuwfeest der groote Pransche Revolutie te vieren hebben. Het is dan ook alleszins te verklaren, dat, terwijl eenige wakkere geesten van harte in stemden met het „weg met den tirananderen van geheel andere gedachte waren, en de raadsheer van 't Hoi van Friesland Fokke Raldo een beroerte kreeg onder 't bezweren der acte, terwijl er menige stem tegen opging en de afkondiging en bezwering ook niet overal plaats had, o. a. niet te Middelburg, noch te Amsterdam en Enkhuizen. Laat ons dit onzen vaderen niet verwijten; nog op dit oogenblik is men 't omtrent bet beginsel niet eens. Wij voor ons nemen in de eerste plaats het historisch feit aan, dat Philips de tiran zijn rijk hier in de Nederlanden verspeeld heeft en wij huldigen 't uit ons gemoed sprekend beginsel dat een volk niet is om den Vorst, maar de Vorst om 't volk. En dit bedoelen wij dan niet in den zin, die den heeren Staten-Generaal voor den geest zweefde: n.l., dat zij juist de mannen waren, die over 't hoogste gezag' te beschikken haddc-n.en een dictator konden aan stellen, maar de souvereiniteit in petto houden voor een eventueeleu nieuwen van God ge zalfden, maar zoo, dat uit het volk moet voort vloeien die zedelijke souvereiniteit, die in de organisatie van den Staat waarborgen legt voor de handhaving van recht en vrijheid voor zoover de vrijheid en 't recht van ieder in 't bijzonder niet in strijd zijn met die van allen gezamenlijk. Hoe gebrekkig en inconsequent ook de vorm der acte van afzwering zij, die acte was toch de acte van 'tfeit der vrijverklaring van't volk door het volk zelf. Dat heeft de uitkomst be door de holle zee tusschen zijn twee buren heen en weer werd geslingerd, dan gevoelde hij den moed hem ontzinken en hij schreide en hij was blij dat hij dan ongemerkt schreien mocht. Pauline luisterde, met groote oogen en haar handjes saamgevouweu. - Maar, zei ze, dat is de historie niet van den mijnheer die door de beesten opgegeten i9. Dat 's een andere historie, niet neef? Wacht maar, je zult zien, antwoordde Florent zacht. Ik zal er wel aan komen, aan de historie van den mijnheer Ik vertel je nu de historie heelemaal. Nu dan is 't goed, bromde de kleine met een tevreden gezicht. Toch bleef ze in gedachten verzonkenklaarblijkelijk was er iets waar ze niet overheen kon. Eindelijk kwam ze er mee voor den dag. Wat had die arme raan dan toch gedaan, vroeg ze, dat men hem wegzond en in die boot zette? Lisa en Augustine schoten iu een lach, verrukt over het verstand van het kind. En Lisa, zonder rechtstreeks te antwoorden, maakte van de gelegenheid gebruik om Haar eeu zedeles te geven zij gaf Pauline fiks klappen, en zei dat ze de stoute kinderen ook in de boot zetten. Nu, merkte Pauline oordeelkundig op, dan was 't maar goed dat die arme man van neef 's nachts schreide. Lisa nam haar naaiwerk weer op en liet de schouders zakken. Quenu had 't niet gehoord. Hij was juist bezig met schijfjes uien in den ijzeren pot te snijden, die nu op 't vuur zachtjes gingen snerken en piepen als krekels die 't warm krijgen. Dat rook heel lekker. I wezen. Ofschoon niet in zoovele woorden helder en klaar uitgedrukt, was de volkssouvereiniteit toch 't groote feit. En dat is zij ook nu nog anders heeft zij voor ons nog geen gedaante en geen leven aangenomen en zonden we ons thans eer moeten schamen dan verblijden over de groote daad van 26 Juli 1581. De souvereiniteit is toen niet zoek geraakt al hielden de heeren haar in den zak en al schacherden ze er op 't zelfde oogenblik mede met Hendrik III van Frankrijk en later met Elisabeth van Engeland, en nog weer later achtervolgens met al de Oranjevorsten. Thans is bij ons de volkssouvereiniteit een onomstootelijk feit. Zoo de souvereiniteit niet berust bij 't Nederlandsehe volk dan is zij ook maar een idéé, evenals 't droit divin. Wij stellen haar daarboven omdat zij een feit is en de feiten tastbaar zijn en de goden niet. Doch laat ons niet te geleerd worden. Wij verkeeren thans, den 26 Juli 1881, in 't gelukkige geval, dat wij met onzen Koning, onzen Willem III van Oran je-Nassau, ons ge zamenlijk mogeu verheugen in de Nederlandsehe vrijheid en er niet met hem noeh met zijn leenmannen over behoeven te twisten. De macht der feiten heeft ook onze Vorsten tot Neder landers gemaakt, tot landskinderen, wier be langen innig één zijn met die van allen en die veel meer zich geroepen gevoelen hun plicht te doen voor allen, dan om een vermeend goddelijk recht van heerschappij over allen te handhaven. „Je Maintiendrai"„Ik zal handhaven", 't beteekent ik zal de vrijheid van Land en Volk en Vorst handhaven, met al de macht die ik als eerste dienaar van recht en wet, van vrijheid en waarheid, van 't waarachtig algemeen welzijn 't res publica, tot mijn beschikking heb. Van harte ons dus geluk gewenscht, o Neder landers, op den herinneringsdag der afzwering van den valsehen apostel van 't droit divin, Philips II van Spauje enz. enz. enz. En van harte heil toegeroepen aan Koning Willem III der Nederlanden, en Hem gelukgewenscht op dezen dag, dat hij als een vrij man mag re geeren over een vrij volk, dat hem lief heeft als 't symbool van die souvereiniteit van recht en orde en vrijheid, die elk volk moet be- heersehen, dat niet bestaat uit slaven maar uit menschen. ZIEKIICZEE, 26 Juli 1881, Met belangstelling is door zeer velen uit het bekend gemaakte program voor de feestviering op Donderdag a.s. vernomen, dat het Bestuur der Sociteit //Tot Nut en Genoegen/' daaraan tevens wil verbinden een her innering aan de afzwering van Philips II door de De pot ging nog harder snerken toen Quenu er zijn grooten houten lepel in stak, en de lekkere geur der gebraden uien vervulde de keuken. Auguste maakte vet spek klaar op een schotel. En het hakmes van Leon ging al vlugger eu vlugger en hij schraapte er nu en dan mee langs den bak om het worstvleesch bij elkaar te brengen. Toen ze er aangekomen waren, vervolgd eEJ oren t, brachten ze den man op een eiland, dat het eiland van den duivel heette. Daar was hij nu bij andere kameraden, die ze ook hun land uitgejaagd hadden. Zij waren allen zeer ongelukkig. Eerst moesten zij werken, evenals de boeven. De gendarme die op hen paste, telde hen driemaal daags om zeker te 2ijn dat er niemand ontbrak. Later liet men hen maar loopen en mochten zij doen wat zij wilden's nachts alleen werden zij opgesloten in een groote houten hut, waar zij sliepen in hangmatten, tusschen twee ijzers. Na een jaar liepen zij barrevoets en hun kleeren waren zoo versleten, dat hun vel er door kwam. Zij hadden hutten gebouwd van boomstammen om in te schuilen tegen de zon, die daar in dat land alles verschroeit; maar die hutten hielpen niet tegen de muskieten, die hen 's nachts zoo beten dat zij puisten en bulten kregen. Velen stierven er; de anderen werden heelemaal geel, zoo uitgedroogd en akelig, met hun groote baardeu, dat 't erbarmelijk was Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2