1881. No. 58. Woensdag 27 Juli. 84ste jaargang. Feuilleton. 1581 26 Juli 1881. Schetsen uit de werken van Emile Zola. ziiMkZiisrm: courant. De laatste helft dezer eeuw is rijk aan nationale gedenkdagen voor ons Nederlanders. Onderscheidene daarvan zijn reeds door t thans levende geslacht met min of meer geestdrift gevierd. Wij hebben daarin 't voorgeslacht van vóór één eeuw en twee eeuwen niet slechts niets toegegeven, maar mogen ons gelukkig rekenen, dat wij in vrij wat rustiger tijden en gunstiger omstandigheden, de groote ge beurtenissen van vóór driehonderd jaar mogen herdenken. Intussehen zijn niet alle feiten uit de lange reeks, die de eerste periode van den tachtig jarigen oorlog opgeleverd heeft, even geschikt om thans nog dezelfde geestdrift te wekken. We weten nog hoe de feestviering van April 1872, hoewel schoon geslaagd, toch niet van harte door alle Nederlanders is meegedaan. Dat kon niet anders en wij zullen er ons niets van aantrekken en ons er hier ook niet mede bezigheden in bijzonderheden. Wat in de laatste helft der zestiende eeuw op den Nederlandschen grond is geschied, werd toen ook niet door volkomen algemeene stemmen toegejuicht, en tot op dit oogenblik is er nog veel van 't geen toen de natie verdeelde, niet weggenomen. Integendeel, helaas! zou men in sommige op zichten op dit oogenblik mogen vragen of we niet nog ietwat zwakker er bij staan dan onze vaderen van vóór drie eeuwen. Doch laat ons dit nu laten rusten. Op den 26 Juli 1581 is de Koning van Spanje, Philips II, afgezworen als vorst en heer van de Nederlanden. Dit belangrijke feit verjaart op den 26 Juli dien wij thans heieven en het past ons dien dag niet onopgemerkt te laten voorbijgaan. De herinnering aan groote gebeur tenissen op zichzelf is van weinig waardezij kan hoogstens als een argument voor een feest viering gelden. De waarde voor ons moet daarin liggen, dat wij thans nog de kracht en de waarheid der beginselen erkennen, waarvoor onze vaderen zich in beweging stelden en de halve wereld in roer brachten. Uit dat oogpunt gezien heeft deze gedenkdag eigenaardige beteekenis, al wordt ook het be ginsel der volkssouvereiniteit nog niet in al zijn omvang eu consequentie bij ons gehuldigd en erkend. FLORENT DE BANNELING. Uit t,le Ventre de Paris". IV. Wat drommel! riep Queuu uit, je zult bij ons slapen en eten en wij zullen je koopen watje noodig bebt. Dat 's afgesproken. Je weet ook wel dat we je niet op straat zullen zetten, verduiveld Hij was aangedaan. Het speet hem zelfs dat hij bang geweest was in ééns een groote som te geven. Hij werd zelfs grappig, en zei tol zijn broeder dat hij zou zorgen dat deze vet werd. 'Florent schudde 't hoofd. Ondertusschen vouwde Lisa het blad met berekeningen toe. Zij legde het in een lade van de secretaire. Gij hebt ongelijk, zei ze, als tot besluit. Ik heb mijn plicht gedaan. Laat liet dan nu zijn zooals gij wilt. Maar, ziet ge, ik had niet gerust kunnen leven. De booze gedachten maken mij maar van streek. Men sprak nu over wat anders. Men moest de aanwezigheid van Florent kunnen ophelderen, zonder achterdocht bij de politie op te wekkeu. Hij verhaalde hun, hoe hij in Frankrijk was teruggekomen met de papieren van een armen drommel, die te Suriname in zijn bijzijn aan de gele koorts was overleden. Door een zonderling spel van het toeval heette die persoon ook Florent, doch met zijn voornaam. Florent Laquer- In 1568 begon feitelijk de strijd, do gewapende en hardnekkige opstand der Nederlanders tegen hun vorst, die hen onderdrukte, hun privilegiën schond en hun de vrijheid van geweten ontnam. Eerst dertien jaar daarna had de revolutie zich zoover ontwikkeld, dat aan de feitelijke afvalligheid van den landsheer een wettelijke vorm gegeven werd door de plechtige acte der afzwering. Thans krijgen de omwentelingen spoediger hun beslag, doeh wij hebben veel van 't voorgeslacht geleerd, al zijn we ook nu 't op 't hoofdpunt waar 't op aankomt niet algemeen eens. In de eerste jaren van den opstaud was 't denkbeeld zich los te scheuren van den landsheer, den souverein, vreemd aan Je meeste Neder landers. De eerbied voor den Koning als de van God verordineerde overheid zat er te diep in. Vandaar dat men bleef hinken op twee gedachten. Ofschoon vechtende over de vrijheid waren onze vaderen geenszins liberaal in den zin dien dit woord thans heeft, en ten slotte hun Koning afzwerende, waren ze nog niet revolutionair in den zin dien men thans aan dit woord hecht. Het sukkelen onder 't idéé, dat 't laDd zonder een gekroond hoofd niet op zuiveren grond zou rusten't sehacheren met vreemde souvereinen om 't goddelijk recht droit divinvan Philips II over te nemen de kleingeestige naijver onder de hoofden en leiders der beweging, ziedaar zooveel bewijzen voor de waarheid van deze twee beweringen. Maar de feiten waren sterker dan de menschen die ze bedreven; 't proces der wereldhistorie ging zijn gang al werd het ook niet goed begrepen door de betrokken partijen; 't groote drama werd behoorlijk afgespeeld, ofschoon de acteurs, zelfs die de hoofdrollen vervulden, 't niet begrepen. Daarom hebben sommige yev,instructeurs onzer historie vrij spel om't merkwaardigste en rijkste tijdperk daarvan te verminken eu te plunderen en gelukt het hun zelfs enkelen aan hun eigen afkomst van flinke voorzaten, van edele kampi oenen voor vrjheid, recht en waarheid, te doen twijfelen. Doeh gelukkig neemt dit niet weg, dat men nu als men maar wil door eigen oogen zien en de moeite neemt onze geschiedbladen na te slaan, toch de groote fundamenteele acten onzer vaderen nog wel in goeden gemoede honoreeren rière had te Parijs niemand gehad dan een nicht, doch deze was reeds overleden terwijl hij nog in Amerika was en daarvan had hij het bericht ontvangen. Niets was dus gemakkelijker dan zich voor dien Florent Laquerrière uit te geven. Lisa zou de rol van nicht spelen. Men sprak dus af, dat men een historie zou vertellen van een neef, die uit liet buitelend was terug- gekomeneu die door de familie Quenu-Gradelle, gelijk ze in de buurt genoemd werden, zoolang in huis was, genomen tot hij een betrekking gevonden had. Zoo schikte men deze moeielijke zaak Florent kreeg een nieuw pak en een kamertje. Hij nam alweer een zwart pak, ofschoon Quenu daar tegen was, om de kleur. Men vertelde nu zijn geschiedenis aan allen die haar hooren wilden en zoo werd Florent daar kost ganger. Zijn broeder deed hem lichamelijk zooveel goed als hij maar kon; voedsel gaf hij hem overvloedig, doch daar Florent maar een kleine eter was had Quenu daar weinig eer van. Lisa had al spoedig opgemerkt hoe stil en bedaard haar zwager was en zij liet hem zijn gang gaan. Zoo had Florent het goed; doch op den duur ging dat toch zoo niet. Hij verveelde zich eu zocht of hij niet het een of ander bij de hand kon nemen, en eindelijk kreeg hij een baantje aan de Halles. Hij werd inspecteur, eerst als noodhulp voor een beambte, die aan een borstkwaal leed, en later voor goed. Dat was wel geen betrekking naar den zin van Fioretit, maar hij nam haar toch aan, grootendeels om zijn broeder en schoonzuster, alsmede Gavard, die hem er aan geholpen had, pleizier te doen. kan, al is en wordt daaraan ook door venijnige wormen vrij wat geknaagd. Doch ter zake: De daad van 26 Juli 1581 was reeds door vele audere niet minder gewichtige voorbereid. De Pacificatie van Gend (1576) was een eerste stap; de Uuie van Utrecht een tweede. De onderhandelingen met Prins Willem van Oranje om de grafelijkheid te willen aanvaarden, de negotiaties met vreemde vorsten, waardoor eerst een Matthias van Oostenrijk, later een Frans van Anjou in 't land gehaald werd, waren zoovele stappen op 't hellend vlak der feiten, dat het ten slotte op volkomen losscheuring van den Vorst moest uitloopen. Een nationale handeling, een daad, die de geheele natie als de hare erkende en waarvoor zij de verantwoordelijkheid op zich nam, was de afzwering van den Koning niet. Eerst later heeft zij die beteekenis eenigszins gekregen en voor ons vrije burgers vau 't vrije Nederland van 1881 moet zij dien zin hebben. Toen zij gedaan werd was zij slechts een politieke streek, uitgaande van partijen. Reeds den 29 Maart 1580 hadden „de Staten van Holland een besluit genomen om met den Koning van Spanje nimmer een vrede aan te gaan of met hem in eenigerlei onderhandeling te treden, waarbij de erkenning zijner heer schappij ten grondslag zou liggen." Men wilde dat Prins Willem van Oranje zich graaf van Holland zou gaan noemen. Willem sloeg dit af al was er ook de formule „het volle gezag als Vorst eu Heer des lands, voor den tijd dat de oorlog duren zoubij. De Prins was te gezond staatsman om zich vrijwillig in plaats van den grooten Koning van Spanje, den zwerm kleine koninkjes vau Holland tot opperleenheer te nemen. Wezenlijk wisten de „Staten", omdat zij zich niet volkomen de re presentanten des volks geloofden, met die ongelukkige souvereiniteit geen raad, die zij wel aan den Koning ontnemen doch liefst voor zich behouden wildeu, als ze haar niet onder eenigen vorm bij een anderen deelachtige in 't droit divin konden te pand zetten. De kostbare vredesonderhandelingen van 1580 leidden tot niets. In 1581 deed men een stap verder. Wat 't jaar te voren Holland voor zich i) Motley, IV, 265. 3) Ad ibid. Aan de herhaalde gesprekken over deze zaak vóór zij haar beslag had, knoopt Zola op zijn onovertroffen plastische manier de teekening vast van eenige tafereel tjes in den spekslagerswinkel. Wij zullen ons hier echter niet bij ophouden, maar liever het naïeve tooneel overnemen als Florent aan zijn nichtje Pauline zijn eigen geschiedenis als balling naar Cayenne vertelt. De vertelling geschiedt in de keuken van den slager. Deze zelf is met zijn beide knechts, Auguste en Leon, bezig met bloedworst te maken. Lisa en haar winkeldochter of dienstbode Augustine zitten aan tie tafel en houden zich bezig met naaiwerk. Ook Mcuton, de vette kat van den huize, is onder het gezelschap. Pauline was stil op Florents knieën geklommen, en zei met haar helder stemmetje: Zeg, neef, vertel me nu die geschiedenis eens van dien mijnheer, die door de beesten is opgegeten? Zonder twijfel was door het dagelijksch gezicht van het behandelen van varkensbloed bij die kleine meid 't idee wakker geschud van „dien mijnheer die door de heesten was opgegeten'/. Florent begreep haar niet en vroeg: welke mijnheer? Toen begon Lisa te lachen en zei: Zij wil de historie hebben van dien ongelukkige, ge weet wel, die historie, die gij op dien avond aan Gavard verteld hebt. Daar heeft ze toen zeker iets van gehoord. Florent was ernstig geworden. De kleine kreeg de groote gele kat, nam die in de armen en zette ze ook op neefs knieën, zeggende, dat Mouton ook de historie wilde hooren. Maar Mouton sprong op de tafel. Daar bleef ze zitten met een ronden rug en keek aandachtig naar dien grooten mageren jongen, die sinds veertien dagen voor haar een voortdurend onderwerp van diepe

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1