Buitenlandsch Overzicht. Te Amsterdam heeft men in de Karlhuizerstraat binnen veertien dagen een huis gebouwd van vier verdiepingen hoog. Vrijdag was het onder de kap en werd er de vlag op gezet; docli het stortte dienzelfden dag plotseling in, zoodat 7 of 9 werklieden onder het puin bedolven werden. Vier werden na eenigen arbeid zwaar gekwetst te voorschijn gehaald, drie anderen hadden minder letsel bekomen. Naar de beide overigen moest nog lang gezocht worden. Men zegt dat bij den bouw van dit huis de voorschriften der gemeentelijke bouwpolitie zijn in acht genomen. Een aanschouwer van den puiuhoop meent echter opgemerkt te hebben, dat de muren met zoo weinig kalk waren opgemetseld, dat de steenen alle er even zuiver uit zagen of zij zoo pas van de steenbakkerij kwamen. Door de leden der „Grroote Club" op den Dam te Amsterdam zal a.s. Woensdag 13 Juli aan den luit.-gen. Van der Heijden een feestmaal worden aangeboden. De uituoodigiug is door hem aangenomen. Uit Vlaardingen bericht men, dat de haringvangst tot dusver zeer gunstig slaagt. Er wordt veel haring aangebracht en de prijzen zijn vrij goed. Volgens de Gids der Ned. Bell-Telefon-Maatsehappij zijn er thans te Amsterdam 420 geabonneerden, van welke echter nog slechts een 190tal met het centraal- bureau verbonden zijn. Er worden dagelijks ongeveer 400 gesprekken gevoerd. Het A. D. v. N. I. meldt, dat de nieuwe pensioens regeling, voor burgl. ambten., uit Holland aangekomen en thans bij den Raad van Indië in behandeling is. Daarbij zou worden bepaald, dat de 20jarige diensttijd slechts op 42jarigen leeftijd recht op pensioen zal geren, terwijl het bedrag der peusioeneu 't zelfde blijven zou. „In de tegenwoordige pensioensregeling, schrijft het A. D. v. W. Z, kon de diensttijd op 18 jaar beginnen. Op zijn 38e jaar kon men pensioen verdiend hebben. Thans zou de staat daar eenzijdig zeven jaar aan toevoegen en bepalen, dat de twintig dienst jaren voortaan eerst met het 25e levensjaar beginnen te tellen. Ook zegt men, dat in de nieuwe regeling teruggekeerd wordt tot de oorspronkelijke bepaling van 1837, volgens welke verloftijd buiten Indië in 't geheel niet meer tot den diensttijd zou meetellen. Na de verhooging der militaire pensioenen zal het dubbel hard zijn, zoo de nieuwe pensioensregeling de civiele ambtenaren achteruit in plaats van vooruit brengt; nog daargelaten de vraag, in hoeverre liet fair mag heeten van den staat, om tegenover ambtenaren, die reeds in dienst zijn, de voorwaarden hunner dienstneming ongunstiger te maken. Toch hebben wij reden om te onderstellen, dat hetgeen wij omtrent de nieuwe regeling vernamen, niet onjuist is". Provinciale Staten van Zeeland. In de zitting van Vrijdag 8 Juli j.l., die geleid werd door den heer Commissaris des Kouings, waren 37 leden en de griffier tegenwoordig. De heeren Pierseus, Moolenburgh, Hoogenboora, Dronkers en Collot d'Escury waren afwezig, de eerste wegens bijzondere omstandigheden, de tweede wegens familie zaken. neertrokken uit de hoogte, die dreigden hem gelijk te maken met ieder ander! Maar geen nood Zijne positie maakte, dat alles wat op de fiuanciëele zijde van de zaak betrekking had, zonder hoofdbreken kon worden afgedaan. Welnu, wat kon de vrouw meer streelen dan vol macht te hebben in alles wat haar betrof? Ze kon het schikken zooals ze wilde, op wat meer of minder behoefde niet gelet, als als men hem, arme man, maar niet al te veel stoorde in zijn toch al niet ge- gemakkelijke taak! Aan alles went de mensch, en zoo kwam het, dat de vrouw haar weg ging, en zalig was in de hoop weldra iets anders te zullen hebben, waaraau ze al de liefde van haar naar symphatie smachtend hart kon besteden. Het oogenblik brak aan, waarin haar oog, met tranen van angst en hoop, van weemoed en vreugde gevuld, zocht naar hem, die in moeielijke oogenblikken het dichtst aan hare zijde diende te staan. En hij het verdroot hem te worden afgeroepen van zijn werk. Had hij niet een visioen of zoo wat, dat hem misschien het pad teekenen zou naar den Sleen der Wijzen? Arme Salomo! Hoe moet het hem te moede zijn geweest, als hij zag, hoe dat kleine schepseltje op allerlei wijze scheen te willen zeggen: „Hier ben ik!" zonder er zich het minst om te bekommeren vanwaar het kwam, waarheen het ging. Voor moeder werd het een hemel op aarde, Tot voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen werden gekozen de heeren Mazure en B. V. van der Bilt le afd.Kakebeeke en Walter 2e afd. en Moo lenburgh en Vader 3e afd. De volgende voorstellen van Ged. Staten zijn vervolgens afgedaan: I. Dat geen bedenkingen bestaan tegen de wijziging van het reglement voor de schoolonderwijzers-weduwen- beurs in Zeeland. Het werd zonder hoofdei, stemming goedgekeurd. II. Machtiging van Ged. Staten orn met regenten van het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Delft een nieuwe overeenkomst aan te gaan, waarbij de som van verplegingskosten op 270 'sjaars, die voor entreegeld op f 15 en die voor begrafeniskosten op f 20,80 wordt gesteld; alsmede dat te rekenen van 1 Januari 1882 af, de bijdrage uit do provinciale fondsen in de kosten der bedoelde verpleging bepaald wordt op f 75. Het voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen. III. Afwijzing van het verzoek van het bestuur der Ned. Vereenigiiig voor gemeente-ambtenaren om subsidie uit de prov. fondsen voor een op te richten pensioen-weduwen- en weezenfonds. Aangenomen zonder hoofdelijke stemming. IV. Wijziging van art. 25 van het reglement van politie voor de polders. Aangenomen zouder hoofdei, stemming. V. Wijziging van het reglement op wegen en voetpaden. Na discussie is liet voorstel aaugenomeu met 23 tegen 14 stemmen. Tegen stemden de heeren Stevens, Brevet, Hammacher, Van Waesberglie Janssen9, Heniiequin, Snijders, Sprenger, Lantsheer, Waller, Onghena, Risseeuw, de Smidt, Mazure en van Teylingen. VI. Vereenigiiig van den Oranjepolder beuoorden IJzendijke en den Dierentijdpolder tot één waterschap. Het werd aangenomen met 30 tegen 7 stemmen, n.l. de H.H. Vader, Hammacher, Hennequin, van Citters, Risseeuw, Porape en Mazure. VII. Een voorstel betrekkelijk een molenpad in de gemeente Hoofdplaat; aangenomen. VIII. De verantwoording van Ged. Staten volgens de enkel prov. en huishoudel. inkomsten en uitgaven over 1879. De ontvangsten waren f 410,312,53, de uitgaven 400,369,62-/2, voordeelig slot f 9,916,OO1/^* Zij werd met algemeene stemmen goedgekeurd. Hetzelfde geschiedde met voorstel IX, strekkende om aan Ged. Staten een crediet van hoogstens f 8000 te verleenen voor dé - betaling vau subsidieën voor den aanleg van tramwegen. Alsmede met voorstel X, Kosten van het Prov. bestuur voor zooveel het Rijks-bestuur aangaat voor den dienst 1882, bedragende f 61,897. Voorstel XI, behelzende vaststelling van a. een regle ment op de inrichting van den prov. waterstaat; b, re geling van de pensioenen voor de ambtenaren en c. instructie voor den hoofd-ingenieur, is aangehouden tot de vergadering van Donderdag 14 dezer 's avonds half acht. Benoemingen, Besluiten, enz. Bij koninklijk besluit is eervol ontslagen als lid van het bestuur der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen J. v. d. Berg Mz. te Bruinisse. nu ze de liefde van den echtgenoot missen kon, omdat ze haar kind te verzorgen had, haar kind, dat al hare zorgen, al haar gedachten eischte. Bij professor kwam ook wel eens het gevoel boven. Dan wilde hij spelen en „jokken op de knie en dansen door de kamer"; maar de domme kindermeid, de totaal ongeleerde boodschaplooper konden het kind beter amu seeren dan de geleerde vader. Als hij met zijn kleine op den arm door de kamer liep, dan had het veel van een stekje, gebonden aan een staak! Hoe kon zulks spelen genoegen doen Neen, de onnoozele meid kon de kleine doen schateren en springen van de pret in dit geval was zij de knapste! Als 't kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin; Men haalt het met een lachje en zoete woordjes in Het schittren van zijn oog deelt aan elks oog zich mede; En 't rimpligst voorhoofd (ook 't bezoedeldste wellicht) Klaart voor den aanblik op, van 't vroolijk aangezicht, Met iedereen in vrede. 't Zij we onder 't lindenloof des zomers zijn vereend, 't Zij 5t snerpen van de kou ons stiller vreugd verleent, En we om een knappend vuur de stoelen 9amenschikken, Ale 't kind verschijnt, ziedaar een waarborg voor de (vreugd Men lacht, men troetelt, kust en tergt zijn dartle jeugd, En moeders harte smaakt zijn zaligste oogenblikken. Soms spreken we om den haard, met ernst en met (verstand, Eindelijk is er een begin gekomen aan de ont ruiming der aan Griekenland toegewezen Turksche districten op de Noordelijke gren9. Een troep van 500 man met 24 kanonnen heeft een plaats bezet en werd door de bevolking met vreugdebetoon ontvangeu. Dit kan dus een begin van 't einde zijlij doch het is altoos nog mogelijk dat er weder op de eene of andere manier een 9paak in het wiel gestoken wordt. Men wil de Oosterschc kwestie geenszins uitputten; zij is een melkkoe, die nog geslachten van diplomaten en andere maten in het leven kan houden. Er wordt trouwens wel gezorgd dat het beestje niet dood gaat. Zoo is er nu weer een raoeielijkheid in Dalmatië ontstaan, die een staartje kan hebben. Dalmatië is indertijd door diplomaten aan Oostenrijk toebedeeld maar de bevolking is er een mengelmoes van allerlei behalve Oostenrijksche elementen. Een deel is ïtali- aansch, een ander nadert meer tot de Oosterlingen. Dit laatste i9 vooral hst geval met de bevolking der aan Montenegro grenzende districten. Reed9 in 1869 heeft het Oostenrijksche gouvernement daar een on dankbaren oorlog moeten voeren met de bevolking, die zich desnoods nog wel de souvereiniteit des Keizers wil laten welgevallen, doch niet gezind is zich aan de Oostenrijksche militiewet te onderwerpen. Toen is die zaak zoo wat geschikt en liet men da menschen vrij van de conscriptie, doch thans wil men hen weder dwingen tot den militieplicht en zij willen zich daarom niet onderwerpen. Gaat de re geering nu tot geweld over dan kan wel eens in geheel Dalmatië het vuur aangeblazen worden. Italië heeft echter op dit oogenblik geen tijd om naar de overzijde vnn de Adriatische zee te zien. Het lijdt aan inwendige zwakte en gemis aan uitwendige kracht, zooals uit de houding in de Tunis-zaak is gebleken. Ook deze zaak hangt n et de Oostersche samen. De Sultan neemt den schijn aan alsof hij zijn suzerei- niteitsrechten op Tripoli wil handhaven en heeft schepen daarheen gezonden. Frankrijk had hem ver boden zich te bemoeien met hetgeen er in Tunis omging, doch al heeft hij zich daarbij voor het uiterlijk neergelegd, zoo schijnt zijn invloed toch niet te weren te zijn geweest. Te Sfax is dit bewezen, daar de Arabieren aldaar onder de leuze van den strijd voor den profeet, zich dapper tegen de Franschen blijven verzetten. Iloe het in Algerië zal gaan is nog niet bekend. Men meent dat zonder een kostbaren veldtocht met een groot expeditieleger de rust niet goed te herstellen zal zijn. Inmiddels onderhandelt het stamhoofd Bou Aneraa, die de ziel der beweging is, met de regeering van Marokko. Nu zegt zelfs de Morning Ckronickle, dat hij formeel schriftelijke voorstellen aan den keizer van Marokko gedaan heeft. Hij, Bou Anema, zou zich aan het hoofd van alle Arabieren en Mooren stellen, zoo zou men de ongeloovigen alleu het land uitdrijven of hen vernietigen en de keizer van Marokko zou kalif vau N.-Afrika worden. De Afrikaansche zaken gaven in de Fransche Kamer aanleiding tot vrij vinnige critiek van het regeerings- beleid in de kolonie. Er wordt ook weder gesproken van een vervanging van Albert Grévy door een generaal als gouverneur van Algerië. Die zaken hebben ook geleid tot onderhandelingen Vau wetenschap en kuust, van plicht en vaderland, Van staat, van godsdienst, van geschriften en gezangen; Het kind komt invaartwel kunst, godsdienst, plicht (en staat, 't Wordt: kusjes voor den mond, en kneepjes in de (wangen, Ze hobblen op de knie, en jok en kinderpraat. AH na een duistren nacht van stormwind en vau regen, Een nacht, toen menigeen vergeefs ter rust gezegen, Naar 't woelig gieren hoort, dat 't kindje doorslaapt, als, Na zulk een nacht, hel rood des uchtends, dat de kimmen Van liefelijken waas en zachten gloed doet glimmen, En blijde zangen vergt van 't vooglenheir des dals. Zoo zijt gij, dierbaar kindwaar gij verschijnt, daar (vluchten En duisternis en nacht, en zwarte regenluchten. Gij zijt een heldre zon, een blij en vroolijk licht, Door d'adem van uw mond verwekt gij vreugd en leven, Als zuivere koeltjes, die langs 't knoppig bloembed (zweven, En 't blosje streelen op der rozen aangezicht. Want duizend lieflijkheên uit uw schoone oogjes (schijnen Uw kleine handjes, die ik berg in eén der mijnen Doen nog geen kwaad, gij weet nog niet wat dat beduidt, Wat lacht gij vriendelijk, als wij ze u met speelgoed (vullen Klein heilipje, in een krans van glinstrend blonde krullen, Hoe lieflijk blinkt uw hoofdjen uit.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2