/iiBihxnscm: COURANT.
1881. No. 54. Woensdag 13 Juli. 84ste jaargang.
F e uille t o n.
Binnenland.
EEN KNAPPE JONGEN.
ZIERIKZEE, 12 Juli 188 1.
Het schoone muzikale feest van Vrijdag j.l. is
uitnemend geslaagd. Men had zich veel voorgesteld
van het genot de koninklijke kapel der Grenadiers
te hooren, doch de uitkomst heeft gewis de stoutste
verwachtingen overtroffen. Wie de beroemde kapel
vroeger reeds gehoord had, smaakte op nieuw dat
genot, voor de meesten hier en in den omtrek was
het geheel nieuw. Van menigéén vernamen we de
betuiging: ik wist niet dat er zulke muziek bestond,
dat het kleine Nederland zulk een muziekcorps bezit.
En wie had ooit gedacht dat wij hier te Zierikzee
die kapel zouden mogen zien en hooren! Zoo iets
was vroeger wel meermalen ter sprake gekomen, tegen
den tijd van het jaarlijksch festival van //Nut en
Genoegen", doch men had 't als een vrome wensch
begraven bij de vele andere vrome wenschen. Toch
is 't eindelijk aan de ijverige pogingen van de sociteit
z/Tot Nut en Genoegen" mogen gelukken de kapel
van Völlmar te engageeren, en nog wel voor twee
concerten: een matinee van 6 en een avond-concert
van 9 nommers. Het bestuur verdient daarvoor veel
lof, terwijl een zijner leden, de ijverige secretaris, de
heer G. A. de Looze Mz., nog wel den bijzonderen
dank der leden en van 't publiek in 't algemeen ver
dient voor zijn vele persoonlijke bemoeiingen, die
veel tot het slagen der schoone zaak hebben bijgedragen.
En nu de muziek zelf. Wij wagen ons niet aan
een uitvoerig overzicht, nog minder aan een ontleding
van al het waarlijk schoone, dat wij genoten, zoowei
in de matinee als in de soiree, 't Gaat onze krachten
te boven en T is ook niet noodig. Als we de ver
rukking vermelden van allen, die zoo gelukkig waren
die goddelijke muziek te hooren, als we herinneren
aan de ademlooze stilte aan beide zijden van het
water, binnen en buiten de afheiningen, overal waar
de tonen maar konden opgevangen worden, als we
eindelijk 't daverend en geestdriftig applaus vermelden,
dat op elk noramer volgde en dat breeder werd naar
gelang 't program vorderde en 't publiek meer ging door
dringen tot het vele schoone, dat in zulk een uit
voering lag, dan hebben wij genoeg gezegd.
Haast schreven we hier neer, dat het publiek lof
verdiende, omdat het zoo stil, zoo recht net en fatsoenlijk
geweest is, als dat bij een goed concert behoort;
we doen dit niet. Lieve hemel, moeten we 't publiek
prijzen omdat het toont mensch te zijn en gevoel te
bezitten voor den onuitputtelijken rijkdom van edel
en verheven muzikaal genot, dat er te smaken is onder
't gehoor van zulk een corps als dat van Völlmar I
Wat zouden we dan wel moeten zeggen als men die
heerlijke muziek eens had vermoord onder woest getier
en dronkenmans gebrul? Neen ons publiek, hoog en
laag, klein en groot, is zoo kwaad niet, en de muziek
die te hooren was, wa9 zoo schoon, zoo aangrijpend,
DOOR
H. J. VOOREN.
(In den trant van H. de Veer's //Mijn vriend Salomo".)
IV.
De geleerde man zag dit alles, zag dat ze leed
en eerst had hij er pijn van, later zag hij het en
wendde hij zich af van een tooneel, dat hem toch zoo
weinig aantrok, en eindelijk zag hij het slechts werk
tuigelijk het deed hem niet meer aan.
Egoïst, die hij was 1 Hij had het let van een ander
verbonden aan het zijne, en hij wenschte niets te doen
om haar het leven aangenaam te maken, om van zijn
lust wat af te nemen en den haren nu en dan be
vrediging te scheuken.
Verstoorder van zijn huiselijk geluk, die hij werd
Wat onderscheidde hem van den lagen dronkaard en
den geweteuloozen wellusteling, die geld en kracht en
eer verbrassen in de kroeg en in de holen der ontucht?
Arme Salomo! We willen hem recht doen en zeggen,
dat hij niet eenmaal begreep, hoe hij knaagde aan
het levensgeluk zijner gade; daar bij nooit levensgenot
voor gewone menschen bereikbaar en door gewone
menschen geliefd, had gekend.
Was dan zijne philosophic niet veel hooger dan
zoo voelbaar voor de fijnste, waaroiu ook niet voor
de stugste snaren van 't gemoed van allen die hoorden,
Zoo er nog in dit opzicht te loven is, wenden we
dan dien lof om naar de talrijke schare verdienstelijke
leden van het corps en naar deu hen bezielenden
directeur Völlmar.
Welk een ensemble! Welk een rijkdom van nuancee
ring in kracht en kleur, van 't zachte windgefluister
af tot het breed uitbulderend stormgeloei, en altoos
klaar, uitdrukkingvol, verstaanbaar, sprekend Welkeen
gerustheid bij dirigent en executanten, een gerustheid
die zich meedeelt aan den hoorder en hem de verbazende
moeielijkheden schier niet doet opmerken, omdat de
nrtisten er als 't ware meespelen. En dan de solisten
Welke, edele, malsche, reine klanken ontlokten zij aan
instrumenten, die in andere handen zoo vaak stug en
scherp zijn? Doch genoeg, we zouden anders toch in
bijzonderheden gaan treden, wat we liever niet doen.
't 19 mogelijk al te boud gesprokenmaar toch
kunnen we deu wensch niet weerhouden, dat we de
kapel hier nu niet voor ééns en voor goed hebben
gehoord, maar dat zij nu nog wel eens andermaal
zal overkomen om ons te vergasten op die godenspijs
der tonen.
Het fraaie weder droeg mede veel bij om den dag
van Vrijdag in alle opzichten te doen slagen.
Jammer was 't, dat op 't terrein vast niet op dat
welslagen was gerekend. Slechts weinigen waren zoo
gelukkig een eigenlijke zitplaats te veroveren, verreweg
de meesten moesten zich daarvoor schier ongelooflijke
moeite, zelfs groote onaangenaamheden getroosten
vele anderen behielpen zich op al wat maar dienen
kon om op te zitten en een honderd personen kondeu
zich staande behelpen. In dit opzicht was 't concert
geïmproviseerd en scheen er gedacht te zijn, dat er
niet veel menechen zouden komen luisteren, of dat ze
zouden blijven rondwandelen. Men zegt wel eens dal
er in de beschaafde wereld meer stoelen zijn dan
menschen om er op zitten; Vrijdag zou men dat niet
gezegd hebben. We geven daarom aan liet bestuur
van //Nut en Genoegen" in bedenking om voor 't
vervolg bij dergelijke gelegenh .d >-n onder de bepalingen
op te nemen: dat niemand binnen de heining wordt
toegelaten, die geen stoel meebrengt, alsmede dat
families of gezelschapjes ook een tafeltje moeten mee
brengen.
Tot herinnering aan 't inderdaad merkwaardige
feit, dat de kapel der Grenadiers te Zierikzee twee
concerten heeft gegeven op den 8 Juli 1881, zullen
we hier het program der beide uitvoeringen laten
volgeu
MATINÉE
1. Laurens Jansz. Koster Triomfmarsch, Dunkler.
2. Symphonische Inleiding tot het
treurspel //Jeanne d'Arc"E. de Hartog,
3. Fantasie uit de Opéra //Carmen"
van G. BjzetVöllmar.
zoo'n klein weinigje levensgeluk? Als hij eenmaal ge
vonden had, als hij eenmaal met mathematische juistheid
eu de hemel weet op welke gronden, beslist zeggen
kon: Vandaar komt gij eti daarheen gaat gij, dan eerst
immers was er reden om vati levensgeluk te spreken
Nu niet, nu men op zooveel duizend vragen, niet
eenmaal een antwoord geven kon I Zoo, soms, rede
neerde hij ill zijne beste oogenblikken. Kon hij zich
dan afgeven met zooveel nietigs, dat anderen tot hun
levensgenot dienstig achten? Zijn zoeken was toch rein?
Zijn vrouw noemde hem te wijs, te geleerd; maar hij
was toch niet wijs, als de wijze
//die sluipt ter beurze
En schachert integralen
Hij zocht immers het Waar en Hoe, het Waartoe en
Waarheen? Was dat niet schooner dan toe te geven aan
de zucht tot tijdverdrijf, was elke schrede op dien moeie-
lrjken weg geen reden tot echte vreugde? Nog had hij wel
niet gevonden, neen, maar hij zou vinden. Er waren
er immers geweest, die de grondelooze zeeën beneden
hadden gepeild eu het diepe blauw daarboven hadden
doorzien, die de stemmen van 't voorheen hadden doen
spreken, alsof ze in onze nabijheid waren zou hij
niet kunnen vinden het Wezen van het Zijn?!
Waarlijk moeten wij het de arme vrouw niet
nazeggenSalomo is te geleerd, veel te geleerd 1 Er
kwam een tijd dat de jonge vrouw weer dacht aan
haren dichter, van daar straks, 't Wa9 toen ze dacht
aan 't woord dat Jan van Beers zoo heerlijk noemt:
4. Domitie Jesu, kwartel uit het Re
quiem vanVerdi.
5. //Alia Stella confidente". Romance Robani.
6. Fantasie uit de Opéra //Le Barbier"
RossiniDunkler.
SOIRÉE
1. Jubileum. FeestmarschVöllmar.
2 Sonnate pathéiiqueBeethoven.
a. Grave e Allegro.
b. Adagio Cantabile.
c. Rondo Allegro.
3. Hommage a F. Schubert, Lieder
fantasie Dunkler.
4. Fantasie op motieven van R. Wag
ner's Opéra //Thannhauser" Dunkler.
5. Ouverture //Guillaume Teil" Rossini.
6. Romance No. 1. Oboe-solo Beethoven.
7. Rapsodie hongroise No. 2Liszt.
a. Le premier Amour. Polka.
8. Piston-soloReumann.
b. Egyptischer MarschJoh. Strauss.
9. Fantasie op motieven van Gounod's
Opéra //Faust"
Het concert, dat door de muziek der Genadiers en
Jagers j.l. Donderdag te Middelburg gegeven is, was
ter eere van den heer tnr. G. N. De Stoppelaar, die
op dien dag het 30jarig lidmaatschap van het bestuur
der aloude //Confrérie van St. Sebastiaau" vierde.
Vanwege het Engelsche gouvernement is Vrijdag
j.l. aan dr. J. C. Bolle te Middelburg een vereerend
geschenk overgegeven, namel. een prachtig gedreven
coupe met een inscriptie, luidende: in acknowledgment
of the humanity and skill shewn by him in the treat-
ment of a shipiorecked Britisch sailor. In December
1880 zijn namel. te Vlissingen een aantal schip
breukelingen van een uit Amerika komend, doch op
de reis verongelukt Engelsch vaartuig aangebracht in
hoogst beklngelijken toestand. Een van hen, de stuur
man, William Pitlmau, werd met bevroren voeten en
stervende in het gasthuis te Middelburg opgenomen
en kwam daar onder behandeling van dr. Bolle. Hij
is er tot Februari gebleven en heeft toen het gesticht
hersteld verlaten om naar zijn land terug te keeren.
Tot een blijk van erkentenis voor de menschlievende
behandeling van dien patient heeft het Engelsch
gouvernement aan dr. Bolle bovenbedoeld geschenk
vereerd.
Gecopieerd uit de Volksstem van 11 Mei 1881.
Het eerst op den Magubaberg.
De eerste Boer, die bij de bestorming van deu
berg Maguba den top bereikte, was een jongen van
12 jaar, een zoon van wijlen Piet Uijs, die heel ver
wonderd den retireerenden troepen achterna riep
//Machtigvecht die Engelsche clan zoo
Moeder o die naam klinkt schoon
Te midden van al 't wangeluid,
Dat op onze aarde steeds weergalmt!
't Is gelijk een hemeltoon.
En ze droomde zacht van het dwaas tooneeltje van
een vader met zijn speieud kroost
//Moeders oog staart vroom en zacht,
Op het dwaas tooneeltje;
Ik geloof wel, daar ze lacht,
Dankt ze voor haar deeltje.
Ik geloof wel, zij geniet
(Schoon ha8r de ooren tuiten
Meer dan eens, bij 't smachtend lied,
Dat ons streelde buiten,
Als wij samen hand in hand,
Aan zijn toon gekluisterd,
Dwaalden door het drooraenland,
Daar men dweept en fluistert".
Maar onwillekeurig, met onbcschrijfelijken weemoed,
fluisterde zij:
z/Wat me ook treurig tegenviel
In deze aardsche dreven,
Niet de reinste droom der ziel
't Zoet van 't huiselijk leven 1"
Arme moeder! Arme Salomo! Hij had nog niet
gevonden, en daar kwamen dingen, die hem met geweld