Binnenland.
het haar. Beiden hebhen fout. De Standaard
moest niet zoo gevoelig zijn en De Tijd niet
zoo onvoorzichtig."
Met dat „gevoelig" zijn van de Standaard,
wordt zeker de groote mate van verwaandheid
bedoelt met welke het anti-revolutionaire orgaan
bij gelegenheid van het afbedelen der ultramon-
taansche hulp toch Rome een eeuwigen haat
bleef zweren.
Met die onvoorzichtigheid van De Tijd wordt
gedoeld op de uitlating van dat blad„Laat ons
zoo spoedig mogelijk de schoolwet-partij van
de kussens jagen, om den rug te kunnen
keeren aan het Geuzendom." Nu, openhartig
was 't zeker van De Tijd.
De verdere sleutel van 't raadsel ligt in de
jongste boetedoening van den afgevaardigde uit
Boxmeer.
De liberalisten er onder en dan d nous deux!
Ziedaar de toekomst van Nederland, als de
clerioalistische stroom niet in tijds uit 's Lands
raadzalen gekeerd wordt, die hij reeds dreigt
te overweldigen.
Och, of de millioenen voor den nieuwsten
waterweg, gevoegd bij de millioenen voor een
Keulsehen, Geldersche valleisehen, of anderen
Amsterdamsehen waterweg naar den Rijn, toe
reikend waren om 't onheil af te boopen, dat
een openlijke strijd tussehen Dord en Rome,
tussehen Kuyperianen en ultramontanen, over
't land zou uitstortenMaar dat zouden ze niet.
Voor 't oogenblik heeft de Standaard haar
verwaande woorden, dat de ultramontanen van
haar geen hulp te verwachten hadden al ver
leenden zij die ook aan de anti-revolutionaire
kandidaten, ingetrokken. In Almelo en Zeven
bergen zullen de anti-revolutionairen de ultra
montanen gaan helpen bij de herstemming. Dat
was trouwens te denken. De ziedende geloofshaat
der fijnen tegen de liberalen, heeft dien tegen
de ultramontanen tijdelijk van de kook doen
gaan. En dan zullen we verder zien.
Nu, laat ons ook zoo doen en waken, want
de wolf staat voor de deur van de schaapskooi.
ZIERIKZEE, 24 Juni 18 8 1.
Door het Bestuur der Spaarbank alhier zijn wij in
slaat gesteld het volgende verslag mede te deelen van
do werking dezer inrichting over de twee laatste jaren.
Algemeen overzicht. 1879. 1880.
De Spaarbank geeft
rente4 en 3]/2 4 en 3x/2
Het gezamenlijk bedrag
der inlagen is ge
weest f 30,319,54 f 41,174,41
Het gezamenlijk bedrag
der terugbetalingen - 23,869,891/o - 38,859,88
Het kapitaal aan de
inleggers verschul
digd, bedroeg op
31 December. - 157,958,687„ -166,012,641/®
De bezittingen der
Spaarbank vertegen
woordigen een waar
de van186,428,41V2 198,414,65
Het reserve-fonds be
draagt - 28,469,73 - 32,402,-1/2
Het aantal deelhebbers
was op het einde
van het jaar. 916 1000
Het Prov. Utrechtsch Genootschap der wetenschappen
heeft tot zijn medelid in de afdeeling rechtsgeleerdheid
en staatswetenschappen benoemd den heer mr. A. Heems
kerk alhier.
Men schrijft uit Middelburg:
Heden herdenkt onze oudste geneeskundige, dr. J. C.
de Man, den dag waarop hij vóór 40 jareu promo
veerde. Dewijl hij zeer spoedig na zijne promotie zich
te Middelburg vestigde, ging de dag van heden niet
onherdacht voorbij, doch ontving de algemeen geachte
medeburger talrijke bewijzen van belangstelling in zijn
feest.
Van een 58tal Zeeuwsche geneeskundigen werd hem
een prachtige zwartmarraeren pendule met candelabres
aangebodeu. De peudule droeg ten opschriftViro
doctis imo J. D. de Man ingenii praestantia et hiana-
nitate eximio facuUas medica ZelandicaOp dec oupes
waren de datums 23 Juni 1841 en '81 vermeld.
Van ruim tweehonderd zijner patiënten en enkele
vrienden, zoo hier als elders, ontving de jubilaris de
prachtvolle schilderij van P. Stortenbeker: Eene weide
met vee {bij dauwthans op de Goesche schilderij
tentoonstelling geëxposeerd.
De beurtman van Amsterdam op Nova-Zembla,
via Noorwegen, is goed en wel den 20 Juni te Yardoe
in dit laatste land aangekomen. Alles was wel aan
boord. Wat den tijd betreft, dat de eigenlijke tocht
in de poolzee zal beginnen, is de wWillem Barents#
niet ongelukkig. Met belangstelling ziet men de re
sultaten tegemoet.
Het schijnt evenwel dat er in 't hooge Noorden
nog aan geen zomer te denken is. Reeds heeft de
//Willem Barents# de ondervinding opgedaan, dat
punten, die anders gemakkelijk te bereiken zijn, thans
ongenaakbaar zijn door het vele ijs. Op 12 geografische
mijlen van Yardoe was reeds ondoordringbaar ijs
gevonden. Ook had men vier schepen gezien, die te
vergeefs poogden Noord- en Oostwaarts op te varen.
Wij zouden uit die bevindingen van onze IJszeevaarders
zoo ongeveer kunnen nagaan, dat we dit jaar wel geen
heeten zomer te wachten hebben en dat guur buiig
weer schering en inslag zal wezen tot het najaar toe.
Het volgend telegram is Woensdag uit Yardoe
ontvangen, op 20 dezer afgezonden door den komman-
dant vau Broekhuyzen:
//Alles wel; wij konden Spitsbergen niet bereiken.
Het ijs was van 68° 30' N.Br. en 6° W.L. tot 37*?
30en 15° O.L., op 12 geogr. mijlen van hier noord
waarts, opeengepakt en geheel gesloten. Op 4 Juni
waren vier schepen in zicht, die eveneens niet in staat
waren door te dringen. Er was ook ys 30 mijlen
bezuiden Beren-eiland. In de Barendszee zal ik op
72° het nog eens beproeven en dan na een maand
weder herwaarts komen, daar ik verwacht dat Nova
Zembla nog ingesloten zal zijn#.
De zomervergadering der Vereen, van burgemeesters
Zoo belandde hij ten laatste aan de penshal, onder
de kalfskoppen en pooten, de ingewanden zindelijk bij
elkaar gerold in doozen, hersens netjes op platte manden
gerangeerd, verder bloedende levers en paarse nieren.
Hij bleef een oogenblik staan bij de lange tweewielige
karren met een ronde huif er over, waarmede halve
varkens werden aangevoerd, aan weerszijden van de
zijladders hangende boven een laag stroo.
Nu kreeg Florent het te kwaad, die lucht van vleesch
en bloed hinderde hem vreeselijk. Hij ging de over
dekte straat uit en wilde liever nog eens naar het
trottoir van de straat van den Pout Neuf terugkeeren.
Hij had het doodsbenauwd. De morgenlucht maakte
hem huiverig, hij klappertandde en vreesde dat hij
zou neervallen en blijven liggen. Hij zocht een hoekje
op een bank, doch vond er geen; hij zou er anders
in slaap zijn gevallen, al had hij ook door de politie
agenten wakker gemaakt moeten worden. De bezwijming
nabij ging hij tegen een boom leunen; zijn oogeu
vielen toe, het suisde in zijn ooren. De rauwe peen
die hij had opgegeten, schier zonder ze te kauwen,
lag hem dwars in de maag en 't glas punch had hem
dronken gemaakt. Hij was letterlijk zat van ellende,
vermoeienis en honger, 't Was of er een vuur brandde
in zijn borstholte; bij wijlen drukte hij beide handen
er tegeu als wilde hij een of andere opening dicht
stoppen, waardoor hem 't leven dreigde te ontsnappen.
Het trottoir schommelde voor zijn oogen; zijn lijden
werd zoo zwaar, dat hij opnieuw wilde gaan loopen
om tot bedaren te komen. Zoo liep hij dan ook maar
op goed geluk weder tussehen de groenten. Hij ver
doolde als 't ware, ging 't eene pad in, draaide dan
weder een ander in, moest weder terug, vergiste zich
andermaal en bleef zoo maar dwalen tussehen de
groente. Sommige hoopen waren zoo hoog, dat de
menschen als tussehen twee muren liepen, gebouwd
van pakken en bossen. De hoofden staken er even
boven uit en aan de witte of zwarte hoofddeksels zag
men die bewegen, en de groote heen en weer schom
melende draagkorven, zoo langs de bladereu schuivende,
geleken op teenen schuitjes, varende op een meer van
mos. Ieder oogenblik stootte Florent op de eene of
andere hindernis, nu op dragers die hun vracht op
kregen, dan op kijvende koopvrouwen; hij gleed uit
op de dikke laag afval en schillen die den weg bedekte,
en had veel last van den sterken geur der vertrapte
bladeren. Eindelijk was hij als 't ware de speelbal der
beweging, kreeg van den eenen een duw, van den anderen
een vloek, hij was als een wrakstuk, heen en weer
slingerende op deu opkomenden vloed der zee.
Nu overviel hem een totale moedeloosheid. Hij zou
wel hebben willen bedelen. Hij had grooten spijt,
dat hij dien nacht zoo trotsch geweest was. Had hij
de aalmoes van madam Franqois aangenomen, was hij
niet zoo ezelachtig bang geweest voor Claude, dan
liep hij daar thans geen gevaar van tussehen de kool
den geeuwhonger te krijgen. Inzonderheid speet het
hem nu, dat hij den schilder niet had uitgehoord
toen zij in de straat Pirouette waren. Nu was hij
en secretarissen in Zuid- en Noord-Bevelaud, zal op
29 Juni a.s. te Heinkenszand gehouden worden.
Bij het ontgraven van een dikken eikenboom op
het Geldersch Spijker te Arnhem werd op een diepte
van ongeveer 4 Meter een aarden potje, bevattende
eenige gouden muntstukken en dito vrouwensieraden,
gevonden.
Vijftig jaar geleden werd te Leeuwarden voor het
eerst een koningszweep verharddraafd. Het was na
het bezoek dat Koning Willem I, met den Prins
van Oranje en den jongen erfprins, in Juli 1830
aan Friesland's hoofdstad bracht. Bij die gelegenheid
werd er vanwege de provincie een harddraverij gehouden
om een fraaie gouden zweop, en dat feest maakte op
Willem I zoodanigon indruk, dat hij besloot, jaarlijks
van zijnentwege te Leeuwarden een gouden zweep te
laten verharddraven. Deze instelling van Koning
Willem I werd later door Willem II en Willem III
bestendigd, doch zoo dat die harddraverij het eene
jaar te Leeuwarden, het andere jaar bij het Loo plaats
had. Na het bezoek van onzen tegenwoordigen
Koning aan Leeuwarden in 1873, werd het echter
weder als van ouds. Koning Willem III beloofde
toen dat voortaan weder jaarlijks eene harddraverij
alleen voor Friesland, om eene door Z. M. uit te
loven gouden zweep te Leeuwarden zou plaats hebben,
en wel op 18 Juni, den gedenkdag van Waterloo.
Tevens voegde Z. M. als tweede prijs er bij een breed
gouden oorijzer; en toen de Koning in 1879
weder in het huwelijk was getreden, verlangde Z. M.
dat ook de naam van H. M. de Koningin in 't vervolg
aan de harddraverij zou worden verbonden.
Zaterdag had, onder begunstiging van het prachtigste
zomerweder, de draverij om de koningsprijzen weder
plaats. De le prijs, een prachtige gouden zweep,
vervaardigd in de fabriek van den heer van Kempen
te Voorschoten, werd behaald door den zwarten ruin
van den heer A. B. Roorda te Klooster-Anjum,
pikeur S. Hettingade 2e prijs, het gouden oor-ijzer,
vervaardigd door de firma H. Adema te Leeuwarden,
werd gewonnen door de zwarte merrie „de Lijtse#
van den heer R. A. van der Veen, te Wolvega, door
hem zei ven gereden.
Dit volksfeest werd door duizenden bijgewoond en
opgeluisterd door de muziek van het le reg. infanterie.
In het Koloniaal Museum op het Paviljoen te
Haarlem is thans tentoongesteld een belangrijke ver
zameling monsters van grondstoffen, verzameld door
de Sumatra-expeditie en door tusschenkomst van het
Nederl. Aardrijkskundig Genootschap aau het Museum
aangeboden. Bovendien zijn van genoemde expeditie
ontvangen 374 monsters houtsoorten en 127 monsters
padie, die dit jaar zullen geplaatst worden. Een
algemeene catalogus van het Museum, waartoe ver
schillende deskundigen hun medewerking hebben toe
gezegd, wordt thans voorbereid. Het bezoek van
het Museum neemt voortdurend toe en bedroeg in
1880 ruim 1000 personen meer dan in 1879. Alleen
op de beide Pinksterdagen dezes jaars bedroeg het
239 personen. ff. Ct.
Naar men zegt, bestaat er wederom gevaar, dat
de schilderijen van het hofje van Berestein te Haarlem
het land verlaten zullen. Waakzaamheid blijft aanbevolen.
Weekblad v. Nederl.
alleen en kon wel op straat de moord steken als een
verdwaalde hond.
Nog een laatste maal hief hij de oogen op en aan
schouwde de Halles. Zij blonken nu in de zon. Aan
het einde van de overdekte straat vertoonden de zonne
stralen zich als een portaal van licht en 't was of een
regen van licht op de daken viel. Het groote ijzeren
getimmerte teekende zich donker af tegen den vurigen
westelijken horizon. Heel omhoog viel een lichtstraal
door een glas en gleed langzaam laugs de breede
zinken platen, terwijl de stofjes in dien straal blonken
als goud. Alles was nu ontwaakt en het gesnork der
groenboeren onder hun overjassen had zich opgelost
in het geraas der aankomenden. De geheele stad deed
nu de hekken open. Op de straten was gegons, inde
paviljoens was gebrom; alle geluiden stemden thans
samen. Rechts en links klonk het scherpe geluid van
den afslag te midden van 't doffe gebrom der menigte.
Dat was de visch, 't gevogelte, 't vleesch. Dan ging
de bel weder, ten teeken dat er weder een andere
markt geopend was. Rondom hem baadden de groenten
in gloed. Het aquarel van 's morgens vroeg was er
nu niet meer in te herkennen. De salade ontplooide
haar kroppen, 't groen sprak in krachtige tonen, de
wortelen zagen als bloedrood, de rapen schitterden.
Links werden nog altoos wagens met kool gelost.
Hij wendde de oogeu en zag in de verte nog meer
karren komen uit de straat Turbigo.
Wordt vervolgd