ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- semeat Zieritae. 1881. No. 44. Woensdag* 8 Juni. 84ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. De Staat en de Godsdienst. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommera 5 cent, met Bijblad 10 cent. VRIJS DER ADVEBTENTIËN: Ver gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMA1V. Het is een welbekend, doch daarom niet miuder merkwaardig verschijnsel, dat zich in het staat kundig, kerkelijk en maatschappelijk leven dei- volken af en aan zekere bepaalde en min of meer scherp afgeteekende stroomingen vertoonen. Men mag aannemen dat in den immer ruste- loozen oceaan der meeningen deze stroomiugeu voortdurend gaande zijn, en dat er in dit opzicht wel niets nieuws onder de zon is; maar gelijk de zeeman op zijn reizen over de groote wateren nu met deze, dan met gene van die stroomingen in aanraking komt en, al naar gelang van het doel zijner reis, van de eene partij trekt, de andere vermijdt, met een derde te kampen heeft om niet door haar kracht uit zijn koers gedreven te worden en voor de meeste zich wachten moet omdat zij zoo licht gevaarlijke invloeden voor hem worden, zoo is het ook met den staatsburger en met den mensch in 't algemeen ten aanzien dier stroomingen we zeggen niet in de publieke opinie maar dan toch in de opinie van min of meer talrijke groepen of partijen. Ja het schijnt vaak, dat de sterkste drijfkrachten, die de onderscheidene partpen bewegen, eigenlijk niets anders zijn dan de kracht dier stroomingen, waardoor individuen en partijen doorgaans onwillens en onwetens worden bebeerseht en her- en derwaarts gevoerd. Hoogst opmerkelijk is het, hoe die onderling zeer verschillende stroomingen als om beurten de bovenhand verkrijgen of dreigen te zullen verwinnen, zoodat het den schijn heeft als werden de volken in hun ontwikkelingsgang bewogen nu eens in deze, dan in gene, dan weder in een geheel andere richting, zoodat men geneigd zou zijn te gelooven, dat een blind lot met beu speelt en solt, gelijk de zee- stroomingen met een schip zonder stuur. Uit zal nu wel niet zoo zijn, maar 't valt toch zoo vaak deu aandachtigen beschouwer van de bedrijvige menschenwereld in het oog, dat hot zelfs aanleiding heeft gegeven tot het troosle- looze geloof aan den cirkelgang. Eu wat men ook aan het parlement in een constitutioneel land mag verwijten, als zou 't op een gegeven oogenblik wel eens niet de afspiegeling der natie zijn, dat ook het parlement blijkbaar onder den invloed der variabele stroo mingen van den publieken geest verkeert, dat is niet te ontkennen. Een menschenleven, al is 't niet lang en geen spanne tijds, vergeleken bij den duur van 't onsterfelijke volksleven, is toch lang genoeg om de waarheid van het hier gezegde bevestigd te zien. Nu is 't alsof 't parlement drijft in deze richting, dan schijnt het een geheel andere meesleepende strooming te volgen. Na een poos volgt er weer keuteriu g of doet zich een andere krachtige strooming gelden en zie, het volgt nu weder deze. Zoo gaat het rusteloos voortja, maar vaak op een wijze, dat men mistroostig vraagt aan den horizonwaar heen? zou de bestemming vergeten, de haven van afvaart niet meer bekend on die waarheen 't gaat, nog minder hekend, of we! geheel onverschillig zijn? Men komt tot allerzonderlingste gevolgtrek kingen als men zoo over een tijdvak van b.v. een dertig veertig jaar eens nagaat hoe de stroom al geloopen heeft. Laat ons eens beginnen met 1848. Dat was 't jaar van revolutiekoorts. Wij kregen er in ons land slechts eenige lichte rillingen en huiveringen van. Eigenlijk ziek waren wij niet en we maakten zelfs van de goede gelegenheid, dat de groote apotheek toch openstond, gebruik om ons de meeste der constitutioneele voordeelen te bezorgen, die bij onze restauratie in en na 1813 waren achterwege gebleven, waarvan latei- een tijd lang wegens allerlei materieele drukte niet meer gesproken was, en die door de her ziening der Grondwet in 1840, als niet tot de orde van den dag behoorende, ter zijde waren geschoven. De liberale strooming was sterk in 1848. Vol moed, voller nog van illuzies, toog men aan 't maken der speciale wetten, dooi de Grondwet voorgeschreven. Overmoedig sterk was het liberalisme destijds zoo sterk, dat liet waande ongestraft gul te kunnen zijn ten aanzien eener kerkelijke partij, die door den goed-goreformeerden KoniDg Wil lem I, waarschijnlijk uit politieke voorzichtig heid, steeds ietwat op een afstandje en ouder tucht gehouden was. De treurige April-beweging was de reactie van dat al te consequente liberalisme van Thorbecke. De val van Tlror- beeke was de eerste maar ook een zeer ernstige teleurstelling voor de liberale partij. Hoevele beeft zij er sedert ondervondenHoevele heeft zij zich sedert zichzelf berokkend! Bij de schermutseling van 1857 beeft zij nog de bovenhand behouden. De kerkelijke partijen, die door de politiek van Willem I in don regel beteugeld waren, hebben wel gretig geprofiteerd van de doctrinaire zwakheden vau Thorbecke; zij hebben in 1857 ook wel iets verwonuen, doch beslissend is die overwinning niet geweest en bij de totstandkoming der schoolwet van 1857 bleef de sleutel der positie in banden dei- liberalen. Sinds 1857 echter zijn de clericale partijen EEN MOEGEN IN DE HALLES CENTRALES. (Uit Ze Ventre de Paris.) IV. Neen, de honger had hem sedert niet meer met rust gelaten. Hij delfde al zijn herinneringen op, doch kon zich geen enkel gelukkig uur te binnen brengen. Hij was doodmager geworden, 't vel over de beenen en de maag gekrompen. Nu vond hij Parijs terug, vet en prachtig, vol voedsel, in 't donker. Hij kwam er binnen op een bed van groenten hij rolde er in een onbekende wereld van eterijdat rook hij om zich heen en 't ver ontrustte hem. Die gelukkige carnavalsnacht had dus zeven jaren geduurd. Hij zag de verlichte vensters van de boulevards weder en de lachende vrouwen, de smullende stad, die hij toen in dien lang verleden Januarinacht verlaten haden 't scheen hem toe alsof dat alles gegroeid was, alsof het ontloken was in die wijde ruimte der Halles, welker machtigen ademtocht, nog onder den invloed van 't tafelgenot van den vo.rigen dag, hij nu begon te hoor en. Ondertusschen was moeder Chantemesse er toe over gegaan, twaalf bossen knollen te koopen. Zij had ze in haar voorschoot voor den buik, 't geen haar breede gestalte nog plomper maakteze bleef altoos nog maar staan praten met haar lijmige stem. Toen ze weg was, kwam madam Frangois weder naast Florent zitten en zei: Die arme moeder Ciianteraes9e, ze is op zijn minst nl twee en zeventig jaar. Ik was nog maar een kleine meid, toen kocht ze haar knollen reeds bij mijn vader. En ze heeft kind noch kraai, niets dan een larie van een meid, die ze van de straat heeft opgeraapt en waarvan ze almachtig veel verdriet heeftNu, zoo scharrelt ze heen, zij verkoopt in 't klein en haalt zoo nog haar guldentje per dag op Ik voor mij zou den heelen dag door niet in dat drommelsche Parijs kunnen blijven en dat zoo maar langs de straat. Als men er nog familie heeft, dan gaat het nog! Eu daar Florent maar niet aan 't praten wilde gaan vroeg ze hein Gij hebt familie te Parijs, niet waar Hij scheen 't niet te hooren. Hij werd weer wan trouwig. Zijn hoofd was vol van geschiedenissen met de politie, van agenten, die op eiken hoek van de straat stonden te loeren, van vrouwen, die voor geld de geheimen verklapten, die zij bij arme drommels hadden uitgevischt. Zij zat dicht bij hem, en kwam hem toch heel fatsoenlijk voor met haar groote kalme gelaat en dien zwart-gelen doek om 't hoofd gekuoopt. Zij kon een vijf en dertig jaar oud zijn; ze was wat forsch, maar toch niet leelijk ook wegens haar leven in de open lucht, en 't manachtige van haar gezicht werd vrij wat verzacht door haar zwarte oogen, die van groote barmhartigheid getuigden. Nieuwsgierig was ze zeker, maar toch vast niet in kwaden zin. Zonder boos te worden, omdat Florent niets zei, hernam ze Wat mij betreft, ik heb een neef gehad te Parijs maar hij wou niet deugen en is in dienst gegaan... Nu, 't is altoos gelukkig als men een thuis heeft. Uw familie zal misschien wel erg opzien als gij komt. En 'tis zoo pleizierig om weer thuis te komen, niet waar? Al sprekende bleef ze hem maar aanzien, uit mede lijden omdat hij er zoo erg mager uitzag, en wel merkende, dat er een «mijnheer" in dat kale zwarte pakje stak, durfde ze hem niet eens een stuk zilvergeld in de hand stoppen. Eindelijk fluisterde ze beschroomd Zeg, als ik u soms niet beleedig, wil ik u wel wat Maar hij weigerde dat met zekere fierheid, die uit angst voortsproothij had al wat hij noodig had, zei hij, en hij wist waar hij wezen moest. Dat scheen iiaar pleizier te doen en onderscheiden keeren herhaalde ze, als om zich gerust te stellen over zijn lot Nu! dan hebt gij niets ander9 te doen dan den dag af te wachten. Een zware klok, boven FloretÜ3 hoofd, op den hoek van het paviljoen der vruchten, begon te slaan. De langzame en regelmatige slagen schenen de slapers te wekken, die in den omtrek op den grond zaten. Nog altoos kwamen er wagens aan 't geschreeuw der voer lieden, de zweepslagen, het geraas van het ijzeren beslag der wielen en van de hoeven der paarden op de straat9teenen nam toe; slechts hortend kwamen de

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1