T BIJ DE VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD ZIERIKZEE, jf TE gehouden den 2 3 Mei 1881. Voorzitter Mr, J. Mauritsz Ganderheijden, Burgemeester. Afwezig zijn de H.H. Mr. Moolenburgli met kennisgeving en van Nes van Meerkerk. Het nieuwbenoemde raadslid, Jhr. Mr. A. R. P. van Kinschot, wordt op verzoek van den Voorzitter door den Secretaris binnengeleid en legt in handen van den Voorzitter de eeden af, voorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en art. 39 der Gemeentewet. De Voorzitter wenscht den benoemde geluk met het bewijs van vertrouwen hem door de kiezers geschonken en heet hem welkom in deze vergadering. De heer van Kinschot zegt den Voorzitter hiervoor dank, geeft de verzekering dat het steeds zijn streven zal zijn de belangen der gemeente te bevorderenbeveelt zich bij de vergadering aan en neemt als Raadslid zitting. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Aan de orde is, de benoeming van een "Wethouder in de plaats van den heer Moens, die tengevolge zijner be noeming tot Kantonregter zijn ontslag heeft genomen. Bij stemming worden uitgebragt 8 stemmen op Jhr. Mr. J. W. D. Schuurbeque Boeije, 2 op Mr. J. Moolenburgh en 1 in blanco, zoodat de heer Boeije is benoemd. De benoemde zegt dank voor het in hem gestelde ver trouwen en verklaart, dat hij binnen den tijd bij de wet bepaaldzal berigten of hij zijne benoeming al dan niet aanneemt. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: '1°. twee brieven van de Gedep. Staten, houdende berigt van de goedkeuring der raadsbesluiten van 27 April 1.1., tot af- en overschrijving van en op posten der gemeente- begrooting voor 1880 en tot aanvaarding der schenking aan de gemeente, van een stuk gronds van den heer P. Geradts. Yoor kennisgeving aangenomen; 2°. een brief als voren, berigtende de goedkeuring van het raadsbesluit van 27 April, tot aankoop van drie huizen en erven ter uitbreiding der gasfabriek en houdende mede- deeling, dat met het raadsbesluit van dezelfde dagteekening tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek der Nat. Schuld naar hunne meening bij de Directie van het Groot boek geen genoegen zal worden genomen, daar in het raadsbesluit niet het reëel maar het nominaal bedrag der inschrijving, dat te gelde wordt gemaakt, moet worden opgegeven. Zij verzoeken daarom, dat de Raad een ander besluit zal nemen, waarin het nominaal bedrag wordt aangegeven. Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voorhet berigt van de goedkeuring van het besluit tot aankoop van huizen voor kennisgeving aan te nemen, het raadsbesluit van 27 April tot verkoop van Inschr. op het Grootboek in te trekken en alsnu een nieuw besluit te nemen tot verkoop van f 30500 nominaal kapitaal op het Grootboek der 2% Nat. Schuld. Zonder beraadslaging wordt dienovereenkomstig besloten 3°. een brief van de Gedep. Staten, houdende mededeeling, dat door hen wordt goedgekeurd het raadsbesluit van '10 Mei 1.1. tot af- en overschrijving van en op een post der gemeentebegrooting voor '1880. Voor kennisgeving aangenomen; 4°. eene missive van den Minister van Binnenlandsche Zakenwaarin hij zegt met belangstelling te hebben mr- nomen, dat de Raad bereid is ter instandhouding van Jen toren een offer te brengen, doch dat het geringe bedJtg, dat ala aandeel der gemeente in de herstellingskosten wordt aangeboden, geenzins in verhouding is tot de lasten, die de Regering bereid is te aanvaarden. De Minister zou dan ook geen vrijheid kunnen vinden zijne medewerking te verleenenom het belangrijke mo nument voor ondergang te redden, tenzij de gemeente zich genegen toonde de som bij te dragen in zijne missive van 8 Oct. 1880 vermeld (f 19222,50.) Deze som ware, hetzij in eens, hetzij in termijnen te betalenwaarvan het den Minister raadzaam voorkomt het aantal op tien te stellen. Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor, te verklaren, dat de Raad bereid is aan het verlangen van den Minister te voldoen. De heer Zuurdeeg zegt,, dat hij, voor dat de Raad zich tot iets verbindt, nog eene poging wenscht te doen, om van dit offer verschoond te blijven. Daartoe heeft hij twee plannen. Vooreerst om aan den Minister te kennen te geven, dat de gevraagde som de krachten der gemeente te boven gaat, en den toren te laten zooals hij is. De toestand toch van de financiën der gemeente is niet gunstig en is ook in de eerste jaren vrij onzeker. Wanneer de Raad zich daarmede niet kan vereenigen, heeft hij nog een ander plan, n.l. om Burgem. en Weth. te magtigen eene publieke aanbesteding pit te schrijven om den toren af te breken. Hierdoor zal men te weten komen voor lioeveel de toren in een tijdsverloop yan b.v. 5 of 0 jaar kan worden afgebroken. De door den heer Moens vroeger opgegeven cijfers, die door de meeste leden zijn aangenomenwaren niet zeker. Als men nu de afbraak laat aanbestedenverkrijgt men vaste cijfers. Spr. meent echter, dat zijn eerste voorstel om den toren te laten zooals hij is, de voorkeur verdient. Nu ei' eene omheining is gemaakt is het gevaar gering. De heer Schneiders gaat niet met het voorstel van den heer Zuurdeeg mede, en meent, dat de Raad dit ook niet doen kanomdat er besloten is den toren niet af te breken maar dien te behouden. De heer Zuurdeeg zegt, dat hij zijn voorstel niet zou hebben gedaanindien het waar was wat de heer Schneiders zegt. In principe is niet besloten den toren te behouden. De heer Houwer verklaart, dat als de toren wordt ge laten in den staat waarin hij thans is, binnenkort als 't ware geen herstel meer mogelijk is. Thans heeft men gelegenheid dien over te doenen later is die kans misschien voorbij. Het afbreken zou naar het oordeel van ver schillende deskundigen veel geld kosten, hij zou het dan ook betreuren als het voorstel werd verworpen. De heer Moens meent, dat vroeger in principe besloten is het voorstel van den Minister aan te nemen. Wat hij echter gevreesd heeft is geschied; het aanbod is te gering geweest. Hij verdedigt nader het voorstel van Burgem. en Weth. en meent, dat de Raad dit behoort aan te nemen. De heer van Kinschot, ofschoon in het algemeen voor het voorstel van Burgem. en Weth. kan zich met de be- taling in tien termijnen niet vereenigen. Hij meentdat het welligt voordeeliger voor de gemeente zou zijn, de benoodigde gelden te leenen van de Maatschappij voor Gemeente-Crediet en de betaling in twee termijnen te doen. Na hieromtrent nog nader in bijzonderheden te zijn ge treden, doet hij het voorstel om de wijze van betaling vooralsnog voor te behouden, terwijl hij eindelijk nog de voorstellen van den heer Zuurdeeg bestrijdt. De heer Moens acht het beter het voorstel van den Minister aan te nemen zooals het thans is gedaan en i9 daarom tegen het voorstel van den heer van Kinschot. Blijkt het later, dat de betaling in korter tijd voordeeliger voor de gemeente zou kunnen geschieden, dan zal daartegen bij den Minister wel geen bezwaar zijn. De heer van Manen vraagt, of de aanneming van het

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 5