Be Tijd heeft met instemming kennis genomen
van den raad, dien de Stand, aan de Katholieken
gaf, om bij de verkiezingen de anti-revolutionairen
te steunen, ten einde langs dien weg een ander
kiesstelsel met enkelvoudige districten te verkrijgen,
waardoor de Roomsohen acht zetels zouden kunnen
winnen. Daarom wil het orgaan der Katholieken echter
nog niet gecenseerd zijn het in andere opzichten
met de Stand, eens te zijn, allerminst ten aanzien
der groote kwestie, die de beide partijen verdeelt,
en die door de Stand, aldus werd geformuleerd
//Bestond er nu ten onzent niet wat men noemt
Antipapismehadden we niet een historie, welke die
vrees voor Rome tot diep in het bloed heeft ingeprent;
en ware alzoo de klove, die ons van de Rootnsclien
afscheidt, 't zij te dempen, 't zij te overbruggen, dan
zou nog alles normaal loopen en de hulp zich over
en weer zonder wrijven of bezwaar verleenen laten''.
Het antwoord van de Tijd daarop luidt als volgt
z/Wij, Katholieken, denken er een weinig anders over.
Ook bij ons bestaat, wat men noemt Anti-calvinisme
wij hebben op onzen eigen bodem een historie, welke
dien afkeer van Calvijn tot diep in het bloed heeft
ingeprent; de klove tusschen katholicisme en calvi
nisme valt niet te derapen".
Beide richtingen staan dus, naar de Arnli. CL
volkomen juist opmerkt, lijnrecht tegen elkander over;
zij steunen elkander slechts, om de liberalen uit het
parlement te drijven. //Maar als hun dit gelukt is,
wat heeft men dan te verwachten, indien de volks
vertegenwoordiging is samengesteld uit twee partijen,
waarvan der eene „de vrees voor Rome" en der
andere „de afkeer van Calvijn" tot diep in het bloed
is ingeprent? Laat dit bij de aanstaande verkiezingen
eene aansporing wezen om, noch uit vrees voor Rome,
noch uit afkeer van Calvijn, maar in het waarachtig
belang van het algemeen en ter bevordering van de
eendracht in Nederland, hen te kiezen die den
kerkelijken strijd niet als hoofdzaak voor hun leven
aannemen".
De Staats-Courant bevat een koninklijk besluit,
waarbij met intrekking van het koninklijk besluit van
10 April 1837, no. 72, een nieuw reglement is vastgesteld
op het verleeuen van pensioen aan burgerlijke ambte
naren in Nederlandsoh Indië. Volgens dit besluit hebben
de ambtenaren recht op pensioen, indien zija. een
diensttijd hebben van twintig jaren, en den ouderdom
van 45 jaren hebben vervuld; b. in of door de uitoefe
ning van hun ambt of ter zake van die uitoefening,
hetzij tengevolge van gewelddadige aanranding, hetzij
van met gevaar gepaarde dienstverrichtingen wonden
of gebreken bekomen hebben, die hen ongeschikt maken
langer te dienen. Hun kan na eervol ontslag uit 's lands
dienst pensioen worden verleend, indien zijc. een
diensttijd hebben van minstens tien jaren en ongeschikt
worden geacht voor verderen dienst; d. een diensttijd
hebben van minstens vijf jaren en door wel bewezen
ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen.
Het pensioen voor 20jarigen dienst bedraagt driemaal
de hoogste maandelijksche bezoldiging, gedurende de
laatste 24 maanden genoten. Voor ieder jaar, dat aan
den 20jnrigett dienst ontbreekt, wordt het pensioen
met een twintigste verminderd; voor elk jaar daaren
boven met een twintigste vermeerderd, met dien ver
stande, dat die vermeerdering hoogstens de helft kan
bedragen en nimmer hooger kan klimmen dan tot
f 12000.
Zaterdag-avond laat tegen elf uur werden de be
woners van een huis op den Singel te Amsterdam,
waaronder een pakkelder gelegen is, opmerkzaam door
het eigenaardig geluid van zagen dat zij onder zich
hoorden. Niet gewoon op dien tijd van den avond
in den kelder te hooren werken, bleven zij een oogen
blik luisteren.
't Was werkelijk zagen, dat onvermoeid aanhield,
doch ophield toen men eenig gerucht maakte.
Een kleine wijle bleef alles stil; toen echter begon
het weer met vernieuwden ijver en ongerust geworden,
begaven de bewoners zich nu naar de binnenplaats,
van waar zij door een raampje in den kelder konden zien.
Alles was er echter donker als de nacht en het
gezaag had ook na eenig gestommel weer opgehouden.
Nauwelijks was men echter weer boven of het be
gon opnieuw, nog driftiger dan te voren, 't Scheen
of de zager haast wilde maken en de ontstelde be
woners meenden, dat het nu zaak werd de politie
te waarschuwen.
Een paar agenten, die de nachtronde deden, werden
aangeroepen en nu vatte men vóór de kelderdeur post
om te luisteren.
Hetzelfde geluid van zagen werd weer gehoord, af
en toe eenig gestommel, eenmaal scheen er zelfs iets
te vallen en toen werd alles stil.
Een agent waagde zich naai' voren en riep door
het sleutelgat: Is daar iemand?
Geen antwoord, dan een hervatting van het zagen
na eenige oogenblikken van ademlooze stilte.
Inmiddels waren er eenige voorbijgangers bijgekomen
allen herkenden duidelijk het geluid van een tiramer-
manszaag, die snel heen en weer getrokken werd.
Niemand kende echter den huurder van den kelder,
die eerst met I Mei het onderstuk in gebruik ge
nomen had.
Goede raad was hier duur; de zager antwoordde
op alle vragen met een somber stilzwijgen. Zelfs den
eisch van: //In naam der wet, doe open!"
door een der agenten gedaan, bleef onbeantwoord;
slechts hield het zageu een oogenblik weer op.
Nu besloot men den commissaris van politie te
roepen en hem machtiging te vragen den kelder met
geweld te openen; die ambtenaar was echter niet te
vinden, zijn diensttijd was dan ook verstreken en de
agent die hem aan zijne woning was gaan zoeken,
kwam onverrichterzake terug.
Het clubje voor het huis groeide aanhoudend, zoo
dan ook niet snel, aan allen wilden den afloop
kennenieder had het een en auder tot tijdkorting
te verhalen van inbraken, diefstallen en dergel. Eindelijk
kwam er een bij, die bij toeval wist wie de huurder
was en waar deze woonde.
't Was inmiddels half twee geworden en de huurder,
de heer C., moest opgescheld worden.
Verschrikt opeude deze op het luid gesohel zijn
raam, vroeg de oorzaak van het rumoer, wierp zich
ontzet in de kleeren, ijlde met zijn belangstellenden
wekker de straat op en naar zijn pakkelder, waar hij
allen nog in gespannen verwachting vond staan.
Duidelijk hoorde men nog altijd het gezaag; t had
onafgebroken aangehouden. Nauwelijks echter had
de huurder zijn oor voor het sleutelgat gehouden of
hij barstte in lachen uit; 'tgeluid kwam van
zijn bok, die dc gewoonte had, als hij lang had
stilgestaan, met zijn zwaren gegroefden hoorn langs
een houten beschot te schaven
De opening van den kelder door den huurder had
dus al evenmin plaats als die „in naam der wet!"
Hec bestuur van de Prins Hendrikstichting, asyl
voor den behoeftigeu zeeman te Egmond aan zee,
klaagde in de Vrijdag-avond gehouden nlgemeene
vergadering zeer over de weinige belangstelling, die
de stichting vindt. Behalve een gift van ƒ3000, was
het ontvangene van weinig beteekenis. De rekening
van het afgeloopeu jaar sluit met een tekort van
1149,43V2.
Benoemingen, Besluiten, enz.
Door Z. M. is benoemd tot notaris binnen het
arrondissement 's Hertegenboschter standplaats de
gemeente St.-Oedenrode, met ingang van 15 Juni a.s.,
J. de Rooy, thans notaris te Zuidzaude.
Kunst, Wetenschap en Letteren.
De Fransche Regeering heeft aan het South Kensin-
ton Museum te Londen 23 vazen van Sèvres, twee
Beauvais-tapijten en een Gobelin-tapijt geschonken.
Buitenland.
Engeland.
Op de vraag naar de waarheid van het bericht,
volgens hetwelk de commissie te New-Castle zou
verklaard hebben, dat zij zich niet naar cle Transvaal
zou begeven, eer de kanonnen van Potcbefstroom dooi
de Boeren teruggegeven waren, antwoordde de regeering
in het Lagerhuis, dat zij daarvan niets wist, en in
het Hoogerhuis, dat de commissie hare taak te New-
Castle en niet in de Transvaal te volbrengen had.
E r a n k r ij k.
De Kamerzitting van i 9 Mei was een der gewichtigste
en belangwekkendste. Er waren 523 leden aanwezig-
van de 534, die zij telt, als er geene vacaturen zijn.
De spanning bij het oproepen der namen voor de
geheime stemming was onbeschrijfelijk. Toen eindelijk
verkondigd was, dat de scrutin cle liste eene meerderheid
van 8 stemmen had verworven, was bij velen ontzetting,
bij anderen de losbarsting eener onverwachte vreugde
te bespeuren. Het was 's avonds 6 ure. Kort te
voren scheen de vergadering afgemat. De minderheid
verlangde verdaging, maar Gambetta wilde dadelijk
zijn overwinning' voortzetten. De geheele wet werd
achtereenvolgens aangenomen. Bij ieder artikel werd
de meerderheid grooter; hij het laatste was zij 79.
Ten '1 u. 49 m. werd de zitting gesloten. Het is
zeker dat Gambetta bij cle eerste, geheime, stemming
met hulp der rechterzijde heeft gezegevierd. Bij de
latere stemmingen, die openhaar waren, dorsten veel
republikeinen niet tegen hem stemmen. Door den
uitslag dezer zitting is cle moreele macht van Gambetta
aanzienlijk vermeerderd. Grévy en het ministerie
worden cloor de stemming niet direct getroffen.
Gambetta wil nog geen president zijn en het is
afgesproken, dat voor de verkiezingen het ministerie
niet ten val gebracht zal worden. Onder de argu
menten, die Gambetta voor den scrutin de liste
aanvoerde, was ook, dat onder het tegenwoordig
systeem het geld te grooten invloed kreeg. Zijn systeem
daarentegen maakte, dat ook de arbeider gekozen
kon worden en vernietigde het politiek privilegie van
den rijkdom.
kondigde het verwijderd gerommel van karren nog
meer dergelijke treinen aan, een heelen troep die daar
aankwamen door de duisternis en den diepen slaap
van twee uren in den morgen, de donkere stad als
't ware wiegende met 't gerucht van al dat voorbij
komende voedsel.
Balthazar, 't paard van madam Francois, een beest
dat veel te vet was, ging voorop in den trein. Hij
ging, halfslapende, de ooren heeu en weer schuddende,
voort, tot dat hij, op de hoogte van de straat Long-
champ, plotseling van schrik een zijsprong maakte en
stokstijf op de vier pooten bleef staan. De andere beesten
kwamen nu met de koppen tegen de wagens aanbonsen
die voor hen waren en de rij bleef staan met een schok
kend gerammel van 't ijzerwerk en onder 't vloekeu
van de wakker schrikkende voerlui. Madam Francois,
die tegen een plankje geleund zat tegen haar groenten,
keek uit, doch zag niets bij het flauwe schijnsel van
de kleine vierkante lantaarn, die te nauwernood de
glimmende zijde van Balthazar verlichtte.
Kom, moedertjevooruitriep een der mannen,
die boven op ziju knollen op de knieën was gaan
zitten Dat 's 't eene of andere dronken zwijn.
Zij had zich nu gebukt en bemerkte rechts, bijna
onder de pooten van 't paard, een zwarte massa dwars
over den weg.
Ik kan toch geen mensch overrijden, zeide ze
en sprong op den grond.
Het was een man, die daar lag, lang uit, de armen
uitgespreid, voorover met het gelaat in het stof. Hij
scheen bijzonder lang van persoon te zijn en zoo mager
als een hout; 't was een wonder dat Balthazar hem
niet in tweeën getrapt had. Madam Francois dacht
dat hij dood was; zij hurkte bij hem neer, greep een
zijner handen vast en voelde nu dat die nog warm was.
Heiman zei ze zacht.
Maar de voerlui werden ongeduldig. Hij die op de
knieën in zijn groenten zat, knorde met schorre stem
Leg er de zweep toch op, moedertjeDe vent
is stomdronken Schop hem in de goot
Ondertusscheu had de man de oogen geopend. Hij
keek madam Frangois wezenloos aan en verroerde zich
niet, zoodat zij dacht dat hij werkelijk beschonken was.
Gij moet daar niet blijven liggen, ge zult u
laten overrijden, zeide zijWaar moet gij naar toe?
Ik weet niet..., antwoordde hij heel zachtjes.
Toen voegde hij, zich inspannende, en met een onge-
rusten blik er bij
- lk ging naar Parijs, ik ben gevallen, ik weet
niet
Nu bekeek zij liera nauwkeurigerhij zag er deernis
waardig uit, met zijn kale zwarte jas en broek, waar
het magere gebeente als 't ware doorheen kwam. Zijn
grove zwartlaken pet, die hij als uit vrees diep over
de wenkbrauwen getrokken had, overschaduwde twee
groote bruiue oogeu, die verwonderlijk zacht uitzagen
al was zijn gelaat stug en door kwelling gegroefd.
Madam Francois hield dien man voor al te mager om
beschonken te zijn.
Eu waar moest gij wezen in Parijs? vroeg zij
opnieuw.
Hij antwoordde eerst niet; 't was of hem dat uit
vragen hinderde. Hij scheen te peinzen en zei eindelijk
aarzelend
Daar heen, den kant op naar de Halles.
Met veel moeite was hij ondertusschen op de beer,v
gekomen en deed of hij zijn weg wilde vervolgen.'-*
Toen de groentevrouw zag dat hij zich aan den wager J
vasthield om niet te vallen, vroeg zij
- Ge zijt zeker vermoeid?
Ja, wel erg vermoeid, bromde hij.
Toen verkreeg haar 9tera iets ruws aUof zij boor
was, terwijl ze hem aanstiet en zei:
Komaan, klim maar gauw in mijn wagen. I
houdt me hier maar op, zie-je! Ik ga naar de Halle-
ik zal u daar dan met de groenten tegelijk lossen.
En aangezien hij weigerde, heesch ze hem bijna 0
met haar dikke armen, wierp hem op de wortelen e
knollen en zei op boozen toon
Zult gij ons eindelijk met rust lafenGe zr
lastig, kameraad! Als ik u nu zeg dat ik naar dc
Halles ga! slaap maar, ik zal u wel wakker maken.
Zij steeg weer iu, ging schuins tegen 't plankje
zitten, terwijl ze de leidsels van Balthazar vasthield,
die nu weer slaperig en schuddebollend zijn weg ver
volgde. De andere wagens volgden, de rij hernam haa-
laugzaraen gang en opnieuw bootste de echo der ge
bouwen 't gehots der wielen terug. De voerlieden
hervatten hun slaapje weer onder hun pijjekkers. Hij
die tegen de groeuvrouw gesproken had, strekte zich
weder uit, terwijl hij bromde
O wee, als men dronken lui moest oprapen.
Nu, gij houdt u goed, moeder 1
Wordt vervolgd.