BIJ DE
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
ZIERIKZEE,
I
BiJ V OEGS EL
ZIEHIKZEE8GHE C
gehouden den 10 Mi ei 18 81.
Voorzitter Mr. J. Mauritsz GanderheijdenBurgemeester.
Afwezig zijn de H.H. Zuurdeeg met kennisgeving en
van Nes van Meerkerk.
De notulen van hetgeen in de vorige vergadering ver
handeld is, worden voorgelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter benoemt tot leden eener Commissie tot
onderzoek van den ingekomen geloofsbrief en de verdere
daarbij behoorende stukken van Jhr. Mr. A. R. P. van
Kinschotop den 3 dezer tot raadslid verkozende H.H.
Schneiders van GreijffenswerthSchuurbeque Boejje en
Goemans en verzoekt, dat die Commissie staande deze
vergadering hieromtrent rapport zal uitbrengen.
Hij schorst daarop de vergadering.
Nadat deze weder is geopenddeelt de heer Schneiders
namens de Commissie mede, dat zij de stukken heeft na
gezien en, in ordë bevonden en adviseert tot toelating van
den gekozene.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter deelt mededat is ingekomen
1". een brief van den heer Mr. J. M. Isebrée Moens,
dat hij tengevolge zijner benoeming tot kantonregter te
Zierikzee, naar aanleiding van art. 89 der gemeentewet,
zijn ontslag neemt als Wethouder.
Voor kennisgeving aangenomen;
De Voorzitter zegt, dat hij in den geest dezer vergadering
meent te handelen, door den heer Moens geluk te wenschen
met de eervolle betrekking waartoe hij geroepen is en het
vertrouwen hem door Z. M. den Koning geschonken.
Evenwel betreurt hij, dat het gevolg hiervan is, zijn
aftreden als Wethouder. Hij dankt hem voor de vele
gewigtige diensten in die betrekking aan de gemeente
bewezen, en hoopt dat, moge hij nu al niet meer als
Wethouder de belangen dezer stad kunnen helpen bevorderen
hij dit als lid van den Raad nog langen tijd zal mogen doen.
De heer Moens zegtdat hij met leedwezen de betrekking
van Wethouder nederlegt, doch de wet verpligt hem
daartoe. Hij heeft die betrekking steeds met genoegen
vervuld.
Ilij dankt den Voorzitter voor den gelukwensch met zijne
benoeming tot kantonregter en voor den lof hem toe
gezwaaid dien hij echter meent niet onverdeeld te ver
dienen, daar Hij gevoelt menigmaal tekort gekomen te zijn.
Nu hij afscheid neemt als Wethouder, is het hem eene
behoefte aan het Dagelijkseh Bestuur en aan de leden van
den Raad dank te zeggen voor het groote vertrouwen in
hem gesteld. Vertrouwen toch tusschen de leden van den
Raad en het Dagelijkseh Bestuur werkt heilzaam voor de
gemeente. Hij betuigt daarvoor zijn dank en beveelt zich
verder in de welwillendheid dezer vergadering aan;
2°. eene oproeping van den Raad van State, om in
zake van het geschil over de bestemming van het Burger-
Weeshuis in deze gemeente, zoo noodig- nadere memoriën
en bewijsstukken, die de Raad tot staving zijner bezwaren
of beweringen noodig acht, vóór den 21 Mei a.s. in te
zenden, of zoo er geene stukken zijn in te zenden, daarvan
kennis te geven ter bespoediging der afdoening van het
geschil.
Burgem. en Weth. vragen magtiging om de zaak zoo
noodig nader schriftelijk toe te lichten of mondeling te
doen toelichten en hun voor het laatste een crediet te
verleenen van f 200.
De heer Boeije stelt voor, aan Burgem. en Weth. een
blanco-erediet te verleenen.
Na beraadslaging wordt dit voorstel aangenomen zonder
hoofdelijke stemming.
Bij monde van den heer W. A. Ochtman wordt namens
de daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent
het voorstel van Burgem. en Weth. tot wijziging der ge-
meentebegrooting voor 1881zijnde het gevolg van het
raadsbesluit tot het te gelde maken van kapitaal op het
Grootboek der Nat. Schuld voor het bouwen van een
derden gashouder.
Overeenkomstig het advies der Commissie wordt deze
wijziging onveranderd vastgesteld.
De gewijzigde begrooting bedraagt in ontvang en uitgaaf
f 144,260,52r'.
Op voorstel van Burgem. en Weth. besluit de Raad, af
te schrijven van II. I Afd. 2 Art. 9 (Jaarwedden van
leeraars, onderwijzers enz.) begrooting '1880, op H. III
Afd. 1 Art. 1 (Gewoon onderhoud van openbare gebouwen
enz.) f 135,095.
De benoeming van leden van het stembureau voor de
aanstaande verkiezing van een lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, wordt aangehouden tot eene volgende
vergadering.
Komt ter tafel, een voorstel van Burgem. en Weth. tot
regeling van het openbaar lager onderwijs, overgenomen
van de Plaatselijke Schoolcommissie en waarmede de Districts
schoolopziener, alsmede de Arrondissements-Schoolopziener
hebben verklaard zich te kunnen vereenigen.
Bij dit plan wordt voorgesteld:
1°. het aantal scholen voor lager onderwijs met ééne te
verminderen (die van den hoofdonderwijzer Rensen) en alzoo
te brengen van vijf op vier;
2°. den omvang van het onderwijs te doen blijvenzooals
laatstelijk bij het raadsbesluit van 27 October 1880 is
bepaaldmet uitzondering alleen van de beginselen der
landbouwkunde, opgenomen onder de vakken op de school
van den heer Rensen, welk vak voortaan wel zal kunnen
vervallendaar het indertijd alleen opgenomen isomdat
de Regering zich anders niet kon vereenigen met een
verschil in het schoolgeld tusschen die schoool en die van
den hoofdonderwijzer Karreman.
Daar het gebleken is, dat het lokaal van den hoofd
onderwijzer Rensenuit een hygiënisch oogpunt onvoldoende
is, wordt deze opheffing voorgesteld. Het karakter der
school van den hoofdonderwijzer Bastmeijer (vereeniging
van het vroeger zoogenaamd gewoon lager onderwijs met
het meer uitgebreid lager onderwijs) maakt het wenschelijk
die te behouden.
Het verdient voorts aanbeveling de scholen voortaan te
onderscheiden met de letters A, B, C en D.
Burgem. en Weth. stellen voor, om in de plaats der
school van den heer Bastmeijer een nieuw schoollokaal in
te rigtendat minstens 300 leerlingen zal kunnen bevatten,
zijnde ruim -100 meer dan het tegenwoordig getal der
beide scholen.
Om de klasse van ingezetenenwier kinderen thans
schoolgaan bij den hoofdonderwijzer Rensen, geen ongerief
te veroorzaken, wordt voorgesteld het schoolgeld op de
eerste school voor gewoon en meer uitgebreid lager onder
wijs en op de meisjesschool te verminderen.
Voor de verschillende scholen zou het schoolgeld aldus
moeten zijn
'1°. op de school A, bestemd voor on vermogenden, zou
geen schoolgeld moeten worden geheven
2°. op de school B, bestemd voor minvermogenden, het
zelfde bedrag, dat nu wordt geheven op de Tussclienschool
3°. op de school C f 24 voor de hoogste klasse; f 9 of
f 0,75 in de maand voor de overige klassen;
4°. op de school D (uitsluitend voor meisjes bestemd)
f 24 voor de hoogste afdeeling en 15 voor de overige
afdeelingen.
De stukken op deze zaak betrekking hebbendeworden
ter visie van de leden gelegdom later in behandeling te
komen.
De Voorzitter deelt nog mede, dat hij binnen den termijn
bij de wet bepaald, eene vergadering zal beleggen ter
benoeming van een Wethouder, en sluit na omvraag de
vergadering.
Rnplnfirarlrnlclv'-pvii van TT. T/MCT^N1\TAt.p- Zifiyikzp.e