ZIËRIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis- seinen! Zierikzee.
1881. No. 27. Woensdag 6 April.
84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
F e mille t o n.
Binnenland.
Schetsen uit de werken van Emile Zola.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJ DAG avond,
uitgezonderd op EEICSTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,— Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DEE AD VEETEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 eent.
Dienstaanbiedingen van 1—5 regels, mits contanlbetaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKElYMAiV.
Z IEEIKZEE, 5 April 1 8 8 L.
Van al de kommaudanten der dienstd. Schutterij
in Nederland i9 de majoor M. J. Soutendam te Goes
nog de eenige, die versierd is met het metalen kruis.
Hij telt de meeste dienstjaren en is op één na de
oudste in jaren.
Bij de herstemming is Mr. A. Kerdijk gekozen
tot algem. secretaris der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen. Hij verkreeg 577; de heer P. Bruijn
426 st. Van de 336 departementen namen 312 a an
de stemming deel en 14 onthielden zich.
Naar men verneemt, heeft de heer P. Bruijn aan
't hoofdbestuur, met ingang van deze maand, zijn
ontslag aangeboden uit zijn betrekking aan het algem.
secretariaat.
Uit de Indische bladen blijkt, dat in lndië over
den toestand van Atjeh in verband met de jongste
besluiten van den Gouv.-Gener. van Lausberghe,
nog al verschillend wordt geoordeeld. In 't A. D.
van N. wordt zeer optimistisch gedacht. Dat blad
acht Atjeh rijp voor een burgerlijke organisatie en
bestuur op voet van vrede en rust en wil zelfs de
talrijke bentings, die overal tot steunpunten voor de
detachementen dienen, opruimen. Wat men hiervan
denken moet in verband met hetgeen niet alleen in
andere bladen maar ook in het A. Dvan N. I.
wordt medegedeeld, aangaande de onveiligheid, die
nog allerwege heerscht, vatten we -niet. Het schijnt
toch dat die onveiligheid nog zoo groot is, dat een
blanke, die zich durft wagen builen den rook der
militaire posten, ook vrij zeker kan zijn vermoord te
zullen worden. Zoo werd een sergeant-majoor op
een wandelrit overvallen en met klewanghouwen af
gemaakt. Op een ander punt weiden twee soldaten
met klewangs neergesabeld en de moordenaars namen
de geweren der soldaten mee. Het Gouvernement
moet ook nog al optimistisch zijn als 't meent, dat
de veiligheid voortaan wel met inlandsche politie en
een handjevol soldaten te verzekeren is. En blijft
het geheele bezettingsleger noodig, wat moet men
daarmee dan uitvoeren zonder een emineut militair
opperhoofd, die 't gebruiken kan
Ten aanzien van den invoer van petroleum in
lndië is onlangs het Frnnsche spreekwoord toegepast,
(Int men een verkouden kind 't best van zijn ver
koudheid kan genezen door het den neus af te snijden.
De petroleum wordt in lndië aangebracht in vier
kante blikken, die twee aan twee in houten kisijes
besloten zijn. Nu zijn er menigmaal van die blikken
lek, 't zij door hardhandigheid hij laden en lossen, of
door minzorgvuldige soldeering der blikken. Daardoor
ontstaat groot brandgevaar voor de lichtersprauwen, die
de waar aan wal brengen. Onlangs is er zelfs op
de reede van Samarang brand in zulk een prauw
gekomen. Nu heeft de Regeering bepaald, dat voortaan
voor elke lekke kist die bij 't lossen aan wal ontdekt
wordt, zal worden verbeurd f 25 boete door den
prauwen voerder' en f 25 door den kapitein van het
schip. Het gevolg van dien radicalen maatregel was,
dat er geen prauwen meer te krijgen zijn om petro
leum te lossen. Het tweede gevolg, dat de prijs van
de petroleum snel gestegen is en 't verdere gevolg
zou natuurlijk zijn de dood van den petroleumhandel
in Inüie. Men zal er Uus wat op licbbmi mucicu
vinden, om door minder radicale middelen 't kwaad
weg te nemen.
Inzameling Transvaal. Ingekomen bij 't comité van
't Groene Kruis
Van een bruiloftspartij te Leerdam, onder letter
W. P. Tf 3,25
Van den Burgemeester van Hemelumer.
Oldephaert en Noordwolde- 10,00
Van een speelpartijtje te A- 2,25
n a gehouden collecte- 137,15
den lieer V. te Amsterdam - 5,00
i, een gehouden collecte te Heukelom - 37,25
De ingekomen inteekenlijsten der hulpcomité's zullen
later worden vermeld.
Of er in lndië veel goud uit goudmijnen te halen
is, weten We niet; maar wel zou men uit de feiten
kunnen opmaken, dat er goud te verdienen moet zijn
met het stichten van goudmijn-maatschappijen. Immers
werden in 1880 alleen 23 van zulke maatschappijen
ingeschreven met een gezamenlijk kapitaal van 36
miliioen gulden.
Benoemingen, Besluiten, enz.
Bij miuisfceriëele resolutie van 28 Maart j.l. wordt
de directeur van het post- en rijkstelegraafkantoor
te Boskoop, de heer P. J. F. Du Buis, met ingang
van 19 April e. k. eervol van zijn tegenwoordig beheer
ontheven, en alsdan met behoud van titel voor den
tijd van vijfjaren gedetacheerd bij de afdeeling Telegrafie
van het Departement van waterstaat, handel en nijver
heid te 's Gravenhage.
Aan den Resident van Banjoemas 0. De Clercq
Moolenburgh is een verlof van twee jaren verleend
wegens ziekte.
Bij Kon. besluit is benoemd tot subst.-off. vnu
justitie te Roermond mr. A. J. J. Nijpels, thans te
Zierikzee; tot tubst.-off. te Zierikzee mr. B. Ort, thans
ambtenaar van 'lu. M. oij de Kan conger, ie en y©
te Amsterdam.
Bij Kon. besluit is H. 0. van dei' Feen, onlv. der
dir. belast, en acc. te Heinkeuszand c. a., benoemd
tot outv. der dir. bel., invoerr. en acc. te Doetinchem c. a.
De Min. van Waterstaat enz. heeft ter algeraeene
kennis gebracht, dat met ingang van 1 April 1881,
alle porten door de geadresseerden van brieven,
briefkaarten, gedrukte stukken, monsters van koopwaren
verschuldigd, wegens niet of niet-voldoende fraukeering
of om welke andere reden ook, op die stukken zullen
worden aangewezen door middel van postzegels, voor
zien van een cijfer, aanwijzende het verschuldigde port.
DE RODGON-MACQUARTS,
natuurlyke en sociale historie eener familie onder
het tweede Keizerryk.
„2) e Fortuin der Ro u g o n
(Ia werk van de reeks.
XII.
Silvère zag of hoorde niets; Rengade moest hem
bij de kraag vatten. Toen stond hij op en dwong zoo
Mourgue ook op te staan.
Komt, zei de gendarme. Is 't maar een eindje.
En Silvère herkende den eenoogige. Hij glimlachte.
Hij begreep 't zeker thans wel. Toen wendde hij het
hoofd af. Het aanschouwen van dien eeuoogige, wiens
knevels bezoedeld waren met daaraan gestollen bloed,
veroorzaakte hem grooten spijt. Hij zou zoo gaarne
heel zacht hebben willen sterven. Hij vermeed den
blik van Rengade, die akelig vonkelde naast dat witte
linnen. De jongeling ging uit zichzelf naar't achterste
gedeelte van 't veld St.-Miitre, naar die nauwe gang,
verborgen achter de hoopen plankeu. Mourgue volgde.
Wat lag het veld daar verlaten onder den gelen
hemel. Met schuinsche weerglanzen gleed 't neigende
daglicht er tusschen de koperkleurige wolken door.
Nooit had dat kale veld met die balken, die daar
lagen als waren ze verstijfd van de koude, er op
schemeravond droeviger en meer verslagen uitgezien'
Aan den rand van den weg verdwenen de gevangenen,
de soldaten en de volksmenigte onder den donker der
hoornen. Alleen op 't veld was 't nog een weinig
schemerlicht en de balken, de stapels planken, met
een slijk kleur overgoten, geleken schier op een opge
droogde» bergstroom. De schragen der houtzagers
stonden daar in een hoek met hun schriel getimmerte,
a's palen van een galg, als de opstand van een guillotine.
Geen leven was er te bespeuren dan die Zigeuners,
die verschrikt uit 't portier van hun wagen keken,
't waren een oud man, een oud wijf en een groolö
meid met kroeshaar eu met oogeu, die blonken als
wolfsoogen.
Voor hij nog de gang bereikt had, zag Silvère op.
Hij herinnerde zich, hoe hij op een Zondag-avond,
reeds lang geleden, bij een schoon maanlicht de werf
was overgegaan. Wal was 't daar toen lief geweest!
Hoe gleden de bleeke stralen van 't maantje toen
langzaam langs de balken. Wat was 't toen stil geweest
ouder dien goddelijken hemel. Eu in die stilte zong
de Zigeunerin met dat kroeshaar op zachten toon in
een onbekende taal. Toen kwam 't Silvère te binnen,
dat die lang vervlogen Zondag pas acht dagen geleden
was. Acht dagen was 't, dat hij daar gekomen was
om Mietie vaarwel te zeggen. Wat was dat al lang
geledenHet was hem alsof hij in geen jaren een
voet op de werf had gezet. Doch toen hij de nauwe
gang intrad, schoot zijn gemoed vol. Hij herkende
den geur vau de kruiden, de «chaduwen der planken,
de gaten in den muur. 't Wa9 of er een klagende
stem opging uit al die zaken. De gang kwam hem
langer voor dan anders en treurig en ledig; er woei
een koude tocht door. Die hoek was erg oud geworden.
Hij zag den door 't mos ingevreten muur, 't door de
vorst verschrompelde gras, de hoopen planken als
verrot door weer en wind. 't Was er akelig. De
aschkleurige avondschemering viel als fijn slijk op die
bouwvallen zijner genegenheden. Hij sloot onwillekeurig
de oogen, en nu zag hij de gang weder groen en de
gelukkige jaargetijden ontrolden zich voor hem. Het
was koel weertje, hij liep daar in de warme lucht met
Miette. Dan kwamen de regens van December, die
zoo ruw neervielen en zoo eindeloos lang duurden
toch kwamen zij daar altoos, zij kropen weg achter
de planken, zij luisterden in verrukking naar den
neervallenden stortregen. Bliksemsuel vloog heel zijn
leven, al zijn vreugd voor hem voorbij. Miette sprong
over den muur, zij kwain aanloopen en helder klonk
haar lach. Daar stond zij, hij zag haar blinken in de
schaduw, met haar levendig gelaat en haar gitzwart
haar. Zij praatte over de moeilijkheid van 't uithalen
van eksteruesten eu zij nam hem mede. Toen hoorde
hij in de verte 't zachte gemurmel van de Viorne,
den zang der krekeltjes, het suizende windje in de
populieren van de weiden van Sint-Clara. Wat hadden
ze daar toch geloope.ilHij herinnerde 't zich zoo goed.
Zij had in veertien dagen leeren zwemmen. Zij
was een moedig kind. Zij had maar één groot gebrek
zij ging graag op boomgaardreisje9 uit. Maar hij zou
haar daar wel van genezen hebben. Nu voerde de