ZIER1KZEESCHE COURANT. 1881 No. 18. Zaterdag 5 Maart. 84ste jaargang. F e ui liet o m Binnenland. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Bij deze Courant liclioort een Bijvoegsel. ZIERIKZEE, 4 Maart 188 1. In een te Amsterdam gehouden vergadering van obligatiehouders der maatschappij //Zeeland" te Vlissin- gen is genoegen genomen met een schikking met de erven van wijlen Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, waarbij deze laatste zich verbinden, die erfenis onver deeld te laten totdat de noodzakelijke waarborgen zijn verleend, waartoe Z. K. H. zich tegenover die obligatie houders had verbonden. Men zal zich herinneren, dat die obligaties opeischbaar waren geworden, omdat die zakelijke waarborgen 11a het overlijden van den Prins niet binnen den gestelden termijn waren verleend. Al de leden van den gemeenteraad van Biervliet hebben, elk voor zich, hun ontslag genomen. De aanleiding daartoe is, dat er voor Biervliet niet een aldaar wonende burgemeester is benoemd, en de onlangs benoemde titularis, de heer de V09, tevens benoemd tot burgemeester van IJzendijke, niet te Biervliet zal woonachtig zijn. Bij gelegenheid der begrafenis van den heer Dullert te Arnhem is weder eens voor de zooveelste maal gebleken, hoe laag 't Nederlandsche canaille toch nog staat. Feitelijk werd die op zichzelf en wegens de hooge betrekking van den overledene zoo indrukwekkende plechtigheid dermate door het gedrang, gesnap en gekijf van het gemeen verstoord, dat de stoet slechts met zeer groote moeite en veel oponthoud de begraafplaats kon bereiken en 't, daar aangekomen, eigenlijk onmogelijk was voor de vrienden en deputatiën zich rond den grafkuil te scharen, noch iets van 't geen daar ge sproken werd te verstaan. De politie vermocht niets, schijnt althans niets gedaan te hebben. In Frankrijk b.v. zou een zoo hooggeplaatst persoon als de heer Dullert geweest is ook wel onder behoorlijk militair geleide ten grave zijn gebracht. Aangaande de nalatenschap van den heer Dullert vernemen wij nader, dat een der intiemste vrienden tot universeel erfgenaam is aangewezen. Universeel erfgenaam in een nalatenschap, die tusschen 2 en 3 millioen bedraagt, beteekent in den regel nogal iets, maar mr. Dulleit heeft zooveel bestemd voor een stichting en zooveel gelegateerd aan liefdadige in stellingen, familieleden, vrienden en ondergeschikten, dat men gerust kan zeggen, dat in dat geval de aan gewezene meer in naam dan in werkelijkheid universeel erfgenaam is. Toch moet het hem als vriend van den overledene bijzonder aangenaam zijn aan de zoo milde beschikkingen van mr. Dullert uitvoering te kunnen geven. Hij is het ook, die de statuten zal hebben te ontwerpen voor de stichting, waarvoor het grootste deel van 't fortuin bestemd is en die voor de eerste maal de commissie zal hebben te benoemen, welker taak het zal zijn de te Arnhem wonende familiën aan te wijzen, welke geldelijke toelage noodig hebben en verdienen. De liefdadige instellingenwelke door mr. Dullert zijn bedacht, zijn de volgende: f 50,000 voor het Prot. bestedelingshuis te Arnhem, f 50,000 voor de algemeene armen dier stad, f 50,000 voor het Doofstommen-Instituut te Groningen, f 50,000 voor het Dooofstommen-Instituut te Rotterdam, 50,000 voor de Noord-Hollandsche en f 50,000 voor de Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij, f 25,000 voor het Blinden-Instituut te Amsterdam en f 6000 voor het Thorbecke-fonds. Bescheidenheid verbiedt ons melding te maken van particuliere legaten. De vrienden, met wie de overledene het meest heeft gewerkt, zijn niet vergeten. De onder geschikten zijn goed bedacht. Verschillende vrienden van den overledene ontvangen een aandenken de jachtvrienden b.v. mogen bij voortduring op zijn landerijen blijven jagen. De boeren, die op Dullerts boerenplaatsen voor lage pacht wonen, zullen tegen dezelfde pacht tal van jaren op die plaatsen kunnen blijven. Kortom heeft mr. Dullert zich gedurende zijn leven voor land en volk verdienstelijk gemaakt, door zijn testament sticht hij zich in de harten van velen een nieuw monument. Er zijn in Zeeland 55 van de 111 gemeenten, waar de gemeenteraad vergadert in een tapperij of heiberg. I11 253 van de 1127 gemeenten van ons land wordt het beroep van tapper uitgeoefend door den burgemeester, een of de beide wethouders, den secretaris of den ontvauger. In Zeeland komt dit voor in 22 gemeenten. Door de verschillende Nutsdepartementen zijn voor de verkiezing van den secretaris van het hoofdbestuur 998 stemmen uitgebrachtop mr. Kerdijk 460, op den lieer P. Bruijn 345 en op deu heer van Gorkom 192. Daar er geen volstrekte meerderheid verkregen is, moet er een herstemming plaats hebben tusschen de heeren Kerdijk en Bruijn. De heer P. A. Janssen te Middelburg, die ook dit jaar weder Z. M. den Koning naar aanleiding van zijn verjaardag een heilwensch in dichtmaat aanbood, ontving voor die nieuwe hulde een hartelijke dank betuiging. Een driewerf hoezee voor de Trnnsvnalsche dapperen voor die zoo gesmade en geminachte Hollandsche Boeren in Zuid-Afrika, die toch zoo schitterend toonen dat zij van hunner vaderen aard niet verbasterd zijn Driewerf hoezee voor die wakkere strijders voor vrijheid en land, voor die moedige mannen, palstaande op hoop tegen hoop voor een zaak, die ieder verloren acht en in dien wanhopigen kamp tegen een door macht en rijkdom overmoedigen vijand. Is 't vreemd, dat alle Nederlnndsche harten dezer dagen met ongewone warmte hebben geklopt? Neen, vreemd gelukkig nog niet, maar zeer natuurlijk, want 't bloed kruipt toch altoos waar 't niet loopen kan. E11 dubbel verrassend en hartverheffend is die op welling van geestdrift in ons volk, op 't vernemen van de groote daden van zijn heldhaftige staragenooten in Zuid—Afrika, nu we toch maar al te wel weten, als we de hand in den boezem steken, dat verheffing en vervoering door vaderlandsch gevoel sinds vele jaren niet meer 't overheerschende zwak der Neder landers is geweest en er zelfs niet weinigen zijn, die met den mond althans hun nationaal gevoel hebben weggeworpen. Hetgeen thans in Zuid-Afrika omgaat kan, ja zal ook voor ons die hier rustig zitten, niet onvruchtbaar zijn, hoe ook de «afloop wezen m«ag. Het zal onzen naam verheffen bij de vreemden we hopen allereerst bij onszelven. Dat kan bij tijd en wijlen te pas komen. Een origineel denkbeeld is dezer d.agen in het HU. opgeworpen, 11.I. dat onze Regeering eens bij de Engelsche zou beproeven deze schikking te treffenEngeland ruilt Zuid-Afrika met ons tegen Borneo en Nieuw- Guinea. Inderdaad, daar zou tegen zulk aanbod niet kunnen ingebracht worden, dat het niet royaal is. Borneo is een land zoo rijk, dat liet voor een groote koloniale mogendheid een enorme waarde vertegenwoordigt, veel grooter dan voor 011s, die 't toch niet kunnen exploiteeren. Nieuw-Guinea is nog meer voor Engeland van be- teekenis, omdat het zoo in de buurt van Australië ligt, en evenzeer een rijk land moet zijn, al is er ook nog slechts weinig van bekend. Het staat niet aan ons te beoordeelen in hoever 't denkbeeld voor een serieuse opvatting door onze Regeering vatbaar is. Wij willen er ook niet aan denken, dat Engeland wellicht om zijn militaire eer te redden, liever van Zuid-Afrika een woestenij zal maken, dan 't aan ons af te staan in ruil voor wat anders. Het denkbeeld blijft in elk geval wel een merkwaardig teeken des tijds en 't doet 't hart van hem in wien 't opwelde ongetwijfeld eer aan. DE EOTJGOE-MACaUARTS, natuurlijke en sociale historie eener familie onder het tweede Keizerrijk. i/D e fortuin der Rougons (Ie werk van de reeks.) IV. Ongeduldig wachtte Silvère den volgenden morgen af. Zoodra hij bij zijn baas kwam, polste hij zijn kameraden van den winkel. Hij vertelde zijn ontmoeting met Miette niethij zei zoo maar iets van een meisje, dat hij van verre gezien had in het Jas-Meiffren. O, Dat 's die meid van Chantegreilriep een der knechts. Zonder dat Silvère hen behoefde uit te vragen, vertelden zijn kameraden hem de geschiedenis van den strooper Chantegreil en van zijn dochter Miette, met al den blinden haat van 't groote publiek tegen de parias. Vooral over deze laatste hadden zij leelijke dingen te zeggentelkens scholden zij haar voor de dochter van een galeiboef, alsof daar niets tegen in te brengen was en doemden zoo 't lieve onschuldige kind tot eeuwige schande. Eindelijk legde Vian de wagenmaker, een braaf en waardig mail, hun het stilzwijgen op. Zwijgt toch, kwaadsprekers! zeide hij, terwijl hij 't lemoen van een kar, dat hij onderzocht, losliet. Schaamt gij u niet 7.00 tegen eeu kind uit te varen? Ik heb die kleine gezien, zeg ik u. Zij ziet er zeer fatsoenlijk uit. Ik heb ook gehoord dat zij niet opziet tegen werken en reeds 't werk doet van een vrouw van dertig jaar. Er zijn hier luilakken, die zooveel niet uitvoeren. Ik voor mij wensch haar eenmaal een goeden echtgenoot, die aan de kwade praatjes een eind maakt. Silvère, die 't koud gekregen had bij de ruwe be- leedigingen der werklieden, voelde zich de tranen in de oogen opwellen bij de laatste woorden van Vian. Maar hij zeide niets. Hij nam zijn hamer weer op, dien hij naast zich had neergelegd, en begon uit al zijn macht te kloppen op de naaf van een wiel, dat hij bezig was te beslaan. Zoodra hij 's avonds van den winkel was gekomen, klauterde hij op den muur. Hij vond Miette nog bezig met hetzelfde werk als gisteren. Hij riep haar. Zij kwam naar hem toe, met haar verlegen glimlach, met die allerliefste schuwheid van een kind, dat onder tranen was opgegroeid. Jij bent die meid van Chantegreil, niet waar? vroeg hij haar op eens. Zij trad achteruit, haar lach verdween, eu haar oogen gingen donker staan, glimmende van wantrouwen. Zou die jongen haar dus ook al gaan beleedigen, evenals de-rest! Zij keerde zich om zonder te spreken, maar Silvère, verschrikt over de plotselinge verandering van haar gelaat, voegde er haastig bij Blijf, bid ik u.Ik wil je geen verdriet aan doenIk heb je zooveel te zeggen Zij kwam terug, ofschoon nog wantrouwig. Silvère's gemoed schoot vol en toch, al had hij voorgenomen het geheel uit te storten, kon hij geen woorden vinden om te beginnen, uit vrees van een nieuwe onhandig heid te begaan. Eindelijk gaf hij zijn hart lucht in dit met bewogen stem geuite woord: Wil je dat ik je vriend zal zijn? En terwijl Miette zeer verrast haar oogen tot hem ophief, en weer glimlachte, ging hij met levendig heid voort Ik weet dat men je verdriet aandoet. Dat moet ophouden. Nu zal ik voor je opkomen. Wil je? Het kind was verrukt. Die haar aangeboden vriend schap ontrukte haar op eens aan al haar droomen van stillen haat. Zij schudde 't hoofd en antwoordde Neen, ik wil niet dat je voor me vecht. Je zou 't dan al te druk krijgen. En dan, er zijn lui tegen wie je me niet verdedigen kunt. Silvère wilde roepen dat hij haar tegen de heele wereld zou verdedigen, maar ze sloot hem met eeti lieftallig gebaar den mond en zeide: Het is voldoende dat je mijn vriend zijt. Toen praatten ze eenige minuten zoo zacht mogelijk. Miette sprak Silvère over haar oom en haar neef. Yoor geen geld ter wereld had zij gewild, dat die hem daar zoo ruiter te paard op den muur zouden zien zitten. Dan zou Justin onverzoenlijk wezen en een wapen tegen haar hebben. Zij deelde hem die beduchtheid mede op een toon van angst als van een schoolmeisje, die een vriendin ontmoet, waarmede haar moeder haar verboden had omgang te hebben. Silvère begreep er wel zooveel uit, dat hij onmogelijk Miette op zijn gemak zou kunnen zien. Dat maakte hem erg verdrietig. Hij beloofde evenwel niet meer op den muur te zullen klimmen. Zoo zochten zij beiden een mitldel te vinden om elkaar te zien tot Miette hem smeekte heen te gaan; want ze had Justin opgemerkt, die het erf overkwam in de richting van den put. Silvère klom snel omlaag. Toen hij op het plaatsje stond bleef hij bij den voet aan den muur staan luisteren en was kwaad, dat hij de vlucht genomen had. Na eenige minuten waagde hij 't op nieuw op den muur te klimmen en een blik in den Jas-Meiffren

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1