Z1ERIKZEESCHE COURANT. voor het arroidis- sewent Zierikzee. 1881. No. 17. Woensdag 2 Maart. 84ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e nilie t o i, Algemeen belang, Plaatselijk belang, Handelsbelang en Particulier belang. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzouderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TI EN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. I.AIiEXWAV n. Stellen we, alvorens in onze beschouwingen verder te gaan, dat we bij 't behandelen van de lokale belangen, met wat daaraau vast is, te doen hebben met een kleine afgelegen plaats als de onze. In de groote plaatsen, vooral de centrale punten van handel en verkeer, nemen de verschillende ondernemingen op 't ge bied van vervoer en verkeer, ook al ziju ze lokaal, toeh elk op zichzelf zulk een bescheiden plaats in, dat de invloed van elk op den grooten kring van zulk een plaats en haar omgeving uiterst gering en de belangstelling van 't publiek in elk in 't bijzonder vrij ondergeschikt en vaak geheel onmerkbaar is. Om een voorbeeld te nemen, te Rotterdam letten zeer weinigen er op, of op een zekeren dag 50 stoombooten aan komen of 51 of 52; zoo iets trekt men zich niet aan. Voor de verzenders van goederen en voor de reizigers is dan wel eens l'embarras du choix de eenige moeielijkheid. Op een kleine plaats is dat geheel anders; daar neemt elk middel van vervoer een in 't oog vallende plaats in, het is daar een zaak van zeker belang. En van niet gering belang, vooral wauneer 't een plaats is, die niet aan een der slagaderen van 't verkeer ligt en zich dus moet helpen door oudernemingen voortkomende uit eigen kring of geholpen worden door 't parti culier initiatief, door ondernemers die meenen hun voordeel te kunnen doen met het in 't leven roepen van een dienst, die voor hen vruchten oplevert, terwijl hij natuurlijk 't publiek ook een wezenlijken dienst bewijst. Deze twee zakeu dienen intusschen wel onder scheiden te worden. Zij grijpen op geheel ver schillende wijzen in 't eigenaardige, om zoo te zeggen huiselijke leven eener plaats in. Allen gevoelen min of meer levendig, dat het van belang is op een vaste, geregelde, zoo mogelijk goedkoope en gemakkelijke wijze aan gesloten te worden aan de groote verkeerswegen en aan de centraalpunten van den handel. Behoeft het gezegd te worden, dat dit ook met meer aandrang zich laat gevoelen in een tijd, dat ieder op zijn manier 't „tijd is geld" in toepassing brengt Zoo laat het zich verklaren, dat in den boezem der gemeentenaren op een gegeven oogenbiik menschen genoeg te vinden zijn, die eenig kapitaal over hebben voor het tot stand brengen eener onderneming, die de geheele plaats en aller belangen dient, terwijl zij ook den meesten particulieren elk op ziebzelf van dienst is. De handelaar heeft zulk een imperatieve behoefte aan goede, vlugge, geregelde, vertrouwde ver voermiddelen, dat hij gaarne de betrekkelijk onbeduidende som voor een aandeel in de onder neming overheeft. Werkt die onderneming goed dan is zij de zijne ook eigenlijk niet voor zijn zooveelste partje, want zij bewijst hem ontegen zeggelijk veel grooter dienst dan hij haar door zijn deelneming, die reeds voldoende beloond wordt door rente en dividend. Al kan er rente noch dividend zijn, dan is zijn aandeel toch goed geplaatst, omdat hij zich als handelsman van het goede vervoermiddel kan bedienen. Als hij geregeld kan verzenden en vlug betrekkeu, dan zal hij in zijn boeken doorgaans grooter bate kunnen uitcijferen dan de mooiste coupon hem voor zijn aandeel kan opleveren. Voor den winkelier en den kleinhandelaar geldt dit evenzeer. Voor hem is 't van belang, dat hij de bestelde artikelen vlug, goed gecon serveerd en zoo goedkoop mogelijk kan ontvan gen, natuurlijk liefst ook altoos op den tijd dat hij ze wacht of noodig heeft. Steunt hij door zijn deelneming de zaak ofondernening, hij zal te meer moeten erkennen slechts zijn eigen zaak te steunen, naar mate de dienst beter aan de eischeu des tijds beantwoordt. Voor hem evenmin als voor den handelaar is 't deelnemen in een onderneming van een publieken dienst een eigenlijke geldbelegging. Zelfs voor hen, die geen handelsmannen of winkeliers of exportee- vende landbouwers zijn, is die deelneming niet uitsluitend een geldbelegging, Na de goederen en 't vee komen de reizigers. Voor hen is gewis een goed, geregeld, vertrouwd, voldoend vervoermiddel van 't hoogste belang. Het is zeer natuurlijk, dat de gefortuneerdeu door 't nemen van een aandeel zulk een dienst steunen. Zij verdienen daar lof voor, dooli hebben er ook voor zichzelf, hun familie en vrienden gemak van, terwijl zij 't algemeen belang helpen behartigen, waartoe zij als burgers en mensehen verplicht zijn. Voor hen zal ook nimmer 't doel hunner deelneming kunnen zijn, nit een onder neming, die te algemeenen nutte moet werken, winsten te zuigen, grooter dan in den besten tijd uit de slechtste Spanjaarden, Amerikanen en Turken geklopt zijn. Zoodat in 't algemeen alle deelnemers in een lokale onderneming, door lokale krachten in 't leven geroepen en gehouden, volkomen tevreden kunnen zijn als de dienst aan de behoeften voldoet en den aandeelhouders een gemiddelde trouwens de eenige billijke rente oplevert. Doch onmiddellijk past ook hieraan dit: dat de dienst moet medegaan met de eischen des tijds, moet voldoen in de behoefte. Wanneer voldoet echter een dienst in de behoefte en wanneer beantwoordt hij aan de eischen des tijds? Geen eenvoudiger weg om dit te weten te komen, geen klaarder spiegel om dit in te zien. dan de ervaring. En wat leert dan de ervaring? Zij leert soms dit: dat massa's goederen door belanghebbenden worden verzonden en ontvan gen, alsmede dat scharen van reizigers gaan DE ROTTGON-MACGHJARTS, natuurlijke en sociale historie eener familie onder het tweede Keizerrijk. i/De F or tuin der Hou gons." (Ie werk van de reeks.) III. Terwijl ze zoo altoos opzettelijk op alles het stilzwijgen bewaarde, kreeg zij soms vreemde drootneu in 't hoofd. Haar dagen slijtende achter de muren, afgezonderd van de wereld, groeide zij op als een opstatidelinge vaak had zij meeningen in 't hoofd, die de goede lieden van de voorstand niet weinig zouden hebben doen ontstellen. Inzonderheid dacht ze veel aan haars vaders lot. Dan kwamen al de kwade woorden van Justin haar weer in de gedachte; op 't laatst aan vaardde zij die beschuldiging van moord en zei bij zichzelve, dat haar vader goed gedaan had met den gen darme te dooden, die hem dooden wilde. De wezenlijke geschiedenis kende zij nu uit den mond van een arbeider, die in 't Jas-Meiffren gewerkt had. Vau dat ooganblik wendde zij zelfs het hoofd niet meer om, de enkele keeren, dat zij uitging, als de deug nieten van de voorstad haar naliepen, roependeIvijk, daar heb je die meid van ChantegreilDan stapte ze maar haastig door, met saamgenepen lippen en de oogen woest en donker. Als ze binnenkomende het hek weer toedeed, wierp zij een enkelen langen blik op den troep kwajongens. Zij zou slecht gewordeu zijn, ze zou tot de booze verwildering der paria's vervallen zijn, hadde zij zich niet gedurig nog kind gevoeld. Zij was nog maar elf jaar en als zs zich weer zoodanig gevoelde dan gaf haar dit verlichting. Dan schreide ze en schaamde zich om haar zelve en om haar vader. Dan liep ze weg en kroop achter in een stal om op haar gemak uit te schreien, wel begrijpende dat, als men haar tranen zag, men haar nog meer zou martelen. En als ze dan goed uitgehuild had, ging ze in de keuken de oogen wasschen en hernam weder haar stomme gelaat, 't Was niet enkel uit eigenbelang dat zij wegkroop, zij was al zoo trotsch op haar vroeg ontwikkelde krachten, dat zij niet meer voor een kind wilde doorgaan. Op den duur moest ze wel geheel verbitterd worden. Gelukkig werd zij hiervan gered en herwon zij de teederheid van haar van nature liefhebbend gemoed. De put op de plaats van het huis, waar tante Dide en Silvère woonden, was een gemeenschappelijke put. De muur van het Jas-Meiffren deelde hem in tweeën. "Vroeger, voor dat het erf der Fouques met het groote naburige eigendom vereenigd was, ge bruikten de tuinlieden dien put dagelijks. Maar sinds den aankoop van den grond, lag hij te ver van de behuizing af en de bewoners van 't Jas, die groote regenbakken hadden, putten soms in maanden geen emmer water er uit. Aan den anderen kant integendeel hoorde men iedereu morgen de katrol knarsenSilvère haalde dan voor tante Dide het noodige water voor 't huishouden. Eens op een morgen brak de katrol. De jonge wagen smid sneed zelf een mooie en sterke katrol van eikenhout en maakte die 's avonds na den afloop van zijn dagwerk vast. Hij moest daarvoor op den muur klimmen. Toen hij zijn werk gereed had, bleef hij te paard op de kruin van den muur zitten rusten, terwijl hij nieuwsgierig de breede uitgestrektheid van het Jas-Meiffren overzag. Een boerin, die onkruid uilwiedde, eenige stappen van hem af, trok eindelijk al zijn aandacht. Het was in Juli, 't was heet, ofschoon de zon reeds bijua onderge gaan was. De boerin had haar jak uitgetrokken. In een wit keurslijf, een gekleurden halsdoek om de schouders, de mouwen van 't hemd tot boven de elboogen opgestroopt, zat zij neergehurkt in haar blauw katoenen rok, die door bretels kruiselings over den rug weid opgehouden. Zij kroop op de knieën voort, terwijl zij druk 't onkruid uittrok en dit in een mand wierp. De jongeling zag niets van haar dan haar bloote door de zou gebruinde armen, rechts en links uitstrekkende om een vergeten grasje te vatten. Met welbehagen volgde hij dat vlugge spel van de armen der boerin en schepte er vermaak in te zien

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1