Z1IMKZEËSCHË COURANT. 1881. No. 16. Zaterdag 26 Februari. 84ste jaargang. F e nillet o n. Algemeen belang, Plaatselijk belang, Handelsbelang en Particulier belang. Binnenland, Schetsen uit de werken van Emile Zola. Opgave van aan het liureau dezer Courant ont vangen giften voor de Transvaal: Van M. te Z. ƒ1; van S. te E. f 20. Wat al belangen! Doeli tie wereld hangt geheel aan elkaar van allerlei belangen, hoezeer men soms ook zon zeggen dat al die belangen zicb toch oplossen in dit óéne, liet eigenbelang, 't welk dan op zijn beurt door ieder op zijn manier wordt begrepen en nagejaagd. Zal het in een land goed gaan, dan moet er zekere harmonie zijn tussehen de verschil lende hierboven opgenoemde belangen: bet ééne moet het andere niet vijandig zijn noch schaden, maar de behartiging van elk in 't bijzonder door wie daartoe in de eerste plaats geroepen zijn, moet als van zelf bevorderlijk zijn aan de gezamenlijke belangen. Immers met belang bedoelt men toch iets goeds, iets dat verdient behartigd te worden, iets dat wat moeite waard is en die moeite loont, iets .dat voortvloeit uit een goed beginsel. Dat dit nu zeer wel mogelijk is, dat de algemeene belangen de lokale niet behoeven te schaden, dat handelsbelangen en particuliere belangen ook niet vijandig tegen over elkaar behoeven te staan, als men maar goed begrijpt hoe de dingen eigenlijk in elkaar zitten en als men maar wezenlijk 't goede wil, zullen wij in dit opstel trachten aan te toonen door een enkel voorbeeld, één uit vele, want er is een zee van die voorbeelden, docli daar ze in den grond alle op 't zelfde neer komen n.l. 't algemeen en bijzonder welzijn, dat is van 't welziju der groote familie die het volk heet, om 't nu maar niet wijder uit te strekken, is dat ééne voorbeeld voldoende. En dat is de middelen van vervoer en verkeer. Behoeft het nog wel betoog, dat middelen van vervoer en verkeer: spoorwegen, diligence diensten, vrachtwagens, posterij, telegrafie, stoom- booten, de beurt- en de gewone vrachtschipperij, alle zaken zijn van algemeen belang? Ons dunkt dat dit zoo klaar is, zoo door ieder gaaf zal toegegeven worden, dat we er geen woorden om behoeven te verspillen. Wel wordt er onderscheid gemaakt en soms de beschouwing nog al gewijzigd, wanneer men een of ander bepaald vervoer- of verkeer- middel op een bepaalde plaats cp 't oog heeft maar in 't algemeen is 't nnt van die zaken in confesso te achten. Moeten nu die zaken van algemeen nut ook op algemeene kosten worden ondernomen? Dit is een andere vraag. We behoeven slechts twee factoren te noemenparticulier initiatief, particuliere on dernemingsgeest, beide gedreven door dezelfde krachtige drijfveer: eigenbelang, om in 'toog te doen vallen dat dit niet het geval is. In vroeger tijd echter achtte de Staat als vertegenwoordiger en behartiger van 't algemeen belang zich meer verplicht dan thans om alles zelf te doen staatsmonopolie, of uit ziju naam te laten doen door enkele particulieren met uitsluiting van alle anderen: octrooi, concessie, monopolie. Men is thans daar nagenoeg geheel van af of er overheen, en alleen voor 't postwezen en de telegrafie is bij ons 't staatsmonopolie nog in stand gehouden, en daar is zooveel voor te zeggen, dat we 't vooreerst niet anders wenschen. De bemoeiingen van den Staat strekken zich anders op 'tstuk van vervoer- en verkeermiddelen niet verder uit dau tot hulp in sommige ge vallen aan de particuliere ondernemers verleend, of tot 't- nemen van initiatief om zaken tot stand te brengen, doch die daarna ter exploi tatie aan particulieren worden overgegeven staatsspoorwegen, gesubsidieerde diensten, enz., en eindelijk tot politie-toezicht en veiligheids maatregelen. Dit zal wel als regel mogen aan genomen worden, dat: de staatsbemoeiing in de meeste gevallen onnoodig is en dat de vrije ondernemers doorgaans als van zelf liet algemeen het best dienen als zij bun eigen belang op verstandige wijze behartigen. Zoo wordt dan die sclioone harmonie geboren, die aan alles een goeden klank geeft en 't algemeen en bijzonder belang beide bevordert. Plaatselijk of lokaal belang is in vrij wat opzichten van 't algemeene onderscheiden, al kan men 'took als een algemeen belang binnen enger kring aanmerken, Het volgt uit den aard der zaak dat de geesten, die 't geheel, den staat, bezieion, vrij wat ruimer blik hebben over 't algemeen belang, dan de geesten eu genieën, die iu kleinen kring, de leiders zijn der lokale belangen. Wie in den Haag zetelt met de verantwoordelijkheid voor de belangen van allen, zal waarschijnlijk b.v. de belangen van Delfzijl en van Maastricht, van den Helder en van Vlissingen tegelijk meer objectief, d, i. onpartijdiger beschouwen en behandelen, dan de lokale grootheden op elk der genoemde punten. In de meeste gevallen althans zal dit opgaan; want 't is soms mogelijk dat men in den Haag door den blik op 't bosch zoo heel ruim te nemen, de boomen niet meer ziet, juist zooals men in kleinen kring vaak wel enkel boomen opmerkt en kweekt, maar 't bosch als zoodanig niet met den blik kan omvatten en dit dus niet naar bekooren verzorgt. Zoo kunnen bepaalde streken, die tocli ook tot het land behooren en welker bewoners ook hun zware lasten dragen, wel eens niet meegeteld worden als 't aankomt op staatshulp om b.v. „aan de lijn" „of in 't net" te komen, 't Eenige waar mede zulke doode hoeken, zulke afgeknipte vakken zich dan troosten kuuuen is, dat ook niet ieder iu 't bijzonder kan geholpen worden al worden 't nagenoeg allen in 't algemeen, 't welk trouwens een schrale troost is. Maar hiervan afgezien laat zich elke lokaliteit toch vrij wel beschouwen als een geheel op zichzelf, waarvoor dan weêr de algemeene regels opgaan, die voor 't geheel, den staat geldig zijn. Ook in een bepaalden kring, b.v. Zierikzee, hebben we weêr algemeen belang en persoonlijk belang en of 't goed zal gaan hangt al weder om af van de vraag of er harmonie is tussehen die twee. (Wordt vervolgd.) ZIERIKZEE, 25 Februari 188 1. De uitkomst der stemming voor de verkiezing van een lid iu tien gemeenteraad is niet beslissend geweest. Er zal een herstemming moeten plaats hebben tussehen de heeren Ochtman en v. Kinschot. Woensdag-namiddag arriveerde hier aan de kade het raderstoomschip //Schouwen en Duivelnnd", bestemd om te varen tot vervoer van passagier?, goederen en vee, tussehen hier en Rotterdam en tusschenliggende plaatsen. Het is een groot schip, dat er ondanks zijn jaren nog flink uitziet en er zelfs netjes zou uitzien, als de bemanning voor eenige dagen met een half dozijn handige schoonmaaksters versterkt was. Nu zag 't er eenigszins uit als een gelegenheids-passagiersvaartuig. Men raag inlusschen den verschillenden ondernemers DE ROÏIGON-MACÖUARTS natuurlijke en sociale historie eener familie onder het tweede Keizerrijk. i/De F or tui n der Rougons (Ie werk van de reeks.) III. Laat ons nog even een fragment uit den roman mededeelen, waarin de lezer kennis maakt met die beminde van Silvère. Silvère behoorde tot de familie der Rougon-Macquart, dat meisje niet, maar terwijl Silvère werd opgekweekt door een oude vrouw, zijn grootmoeder, die hij niet anders kende dan als zijn taute en die in het St. Mittrestraatje woonde, was dat meisje door den dood van haar vader in huis geraakt bij een tante van haar, die met haar man het huis bewoonde waarbij de moestuin behoorde, die aan de andere zijde van den muur gelegen wa9, en die als Jas-Meiffren ons reeds bekend is. Die lieden wonnen 't brood met de tuinderij en 't nichtje, Marie of gelijk men ze noemde Miette, moest druk mede werken in den tuin. Dat meisje was eigenlijk een verschoppeling, die ondanks haar noeste vlijt en gedweeheid, beschouwd en behandeld werd als iemand, die 't genadebrood at. Zij was een dochter van den strooper Chantegreil, die naar 't bagno te Toulon gezonden was omdat hij een gendarme had doodge schoten, die hem dreigde neer te leggen. Het fragment dan, dat wij op 't oog hebben, is dit; Miette was nauwelijks negen jaar oud, toen haar vader naar 't bagno gezonden werd, omdat hij een gendarme doodgeschoten had. Het proces Chantegreil was den menschen in die streek nog niet uit het geheugen gegaan. De strooper bekende luide den moord; maar hij bezwoer, dat de gendarme gedreigd had hemzelven dood te schieten. //Ik maakte slechts dat ik hem voor was, zei hij; ik heb mij verdedigd; dat is een duel en geen moord7'. Hij was van deze redeneering niet af te brengen. De president van het hof kon hem maar niet doen begrijpen, dat, al heeft ook een gendarme 't recht om op een strooper te schieten, een strooper daarom nog niet op een gendarme vuren mag. Wegens zijn oprechte bekentenis, uit overtuiging en zijn goed verleden ontkwam Chantegreil aan de guillotine. De man schreide als een kind toeu men, vóór zijn vertrek naar Toulon, zijn kind bij hem bracht. De kleine, die nog in de wieg lag, toen zij haar moeder verloor, bleef bij haar grootvader te Chavanoz, een dorp in de bergkloven der Seille. Toen de strooper weg was, leefde de oude man met het meisje van aalmoezen. De inwoners van Chavanoz, altemaal jagers, staken den armen tobbers, die Chante greil had achtergelaten, nog al eens wat toe; doch de grijsaard stierf van verdriet. Nu was Miette alleen en zou zij gaan bedelen langs den weg, als de buur vrouwen zicb niet hadden herinnerd, dat zij een tante had te Plassans. Een barmhartige ziel was zoo goed haar bij die tante te brengen, die haar vrij slecht ontving. Eulalia Chantegreil, de vrouw van den tuinder Róbufat, was een groote zwarte en koppige heks, en in huis de baas. Zij had haar mau onder de pantoffel, zei men in de buurt. Inderdaad had Rébufat, die gierig eu schraapzuchtig was, een soort van eerbied voor die groote duivelin, omdat ze zoo sterk, zoo matig en zoo zuinig was. Door haar ging 't goed in huis. Toeu de tuinder 's avonds thuis kwam, bromde hij wel dat hij daar Miette vond; maar zijn vrouw stopte hem den mond door op ruwen toon te zeggen Nu, de kleine is recht van lijf en leden, zij kan ons als meid dienen; als wij haar den kost geven, halen we de huur uit. Die rekening stond Rébufat aan. Hij kwam er zelfs toe het kind de armen te belasten en zei met zelf voldoening dat het een sterke meid was voor haar jaren. Miette was toen negen jaar oud. Reeds den volgenden dag zette hij haar aan het werk. In 't Zuiden is het werk der boerinnen lang zoo zwaar niet als in 't Noorden. Men ziel daar zelden vrouwen bezig met spitten, lasten dragen of ander mannenwerk. Zij binden schooven, plukken de olijven en de moer beziebladen hun lastigste werk is nog het wieden van 't onkruid. Miette werkte met lust. Het werken inde open lucht was haar lust en leven. Zoo lang haar tante leefde had zij het pleizierig. Al had die vrouw ook wel eens nukken, zoo hield ze toch van Miette zooveel als ware zij haar eigen kindzij verbood haar het grove werk, waar haar man vaak het kind aan wilde zetten, en riep dan dezen toe; Nu, jij bent ook een man! Begrijp je dau niet, stommerik, dat, als je ze van daag zoo afbeult, ze morgen niets kan uitvoeren Dit argument trof doel, Rébufat boog 't hoofd en droeg zelf den lasl, dien hij 't jonge meisje op de schouders had willen leggen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1