heer Jhr. Mr. Lodewijk van Citters, kantonrechter en lid van den Gemeenteraad. De overledene was bij velen geacht en bemind om zijn vele goede hoe danigheden als ambtenaar, burger en medemensch. In den storm van Maandag-nacht is op de Gre- velingen vergaan het paviljoenscliip //Twee Gebroeders", schipper Koster, van Brouwershaven met petroleum naar Rotterdam. De schipper en zijn knecht zijn gered door de rijks-politiedienaren te water Yos, Stoujesdijk en Brouwers van Brouwershaven, die op surveillance waren en wieti het na veel inspauning mocht gelukken het vaartuig te bereiken. Dienzei fden nacht werd groot gevaar uitgestaan door eenige menschen van Burghsluis, n.l. schipper Jacob v. d. Klooster, die met nog 6 anderen naar 't wrak op de Roggeplaat gevaren was, doch aldaar aan den grond geraakt in groot levensgevaar verkeerden. Zij werden den volgenden morgen door andere schippers van Burgh sluis van de plaat gehaald en kwamen doornat en verkleumd thuis. De Export-Maatschappij voor Zeeland verzendt thans met elke van Vlissingen vertrekkende mailboot versche melk naar Londen. De melk gaat na keuring enz. te Middelburg in metalen vaten van 80 a 90 liter inhoud, per sneltrein 8 u. 35 naar Vlissingen. Op de boot wordt zij op 't dek op een koele plaats gezet en komt gemiddeld te 8 ure 's morgens te Londen aan Holborii-viaduet-station aan om gedistri bueerd te worden. Gedurende de laatst heerschende strenge koude heeft een hen van een boer te Katwijk n/d Maas in alle stilte een nest van dertien eiers uitgebroed, dat zij op een zolder had aangelegd. Zij kwam dezer dagen met haar kroost in zeer welvarenden staat voor den dag en bood het al kakelend haar eigenaar nan, opdat deze nu voor 't noodige eten zou zorgen. Blijkens de mededeelingen van het Meteorologisch Observatorium te Utrecht is de maand Januari 4° te koud geweest. Men spoort thans de oorzaak van de fout op. Op een villa te Schevemngen is op 68javigen leeftijd overleden de heer Mr. Pieter Myer, oud Gouverneur- Generaal van Neerl. Intlië. Uit Amsterdam wordt bericht, dat het nieuwe vuurschip besterad voor de Schouwenbauken, dat aan 's Rijks-werf in aanbouw is, weldra van stapel zal gelaten worden. Het vaartuig zal van de verschillende noodige machines en toestellen worden voorzien, waaronder ook een //Sirene" of stoom-misthoorn, die een geluid geeft dat op zeer grooten afstand kan worden gehoord. als men met, den voet in 't onkruid schopt, dat men dan stukken van hoofdschedels loswoelt. Voor 't overige denkt niemand tegenwoordig meer aan de dooden, die onder dat gras geslapen hebben. Over dag gaan slechts de kinderen tusschen die stapels hout wegkruipertje spelen. In dien groenen gang komt dan niemand. Men kijkt alleen naar de stoffige met balken bezette werf. 's Morgens en 's namiddags, als de zon niet meer op 't heetst is, wemelt het op het gansche terrein, en boven al (lat rumoer, boven de beugels, die tusschen de stukken hout spelen en de heidens, die 't vuur ouder huu ijzeren pot aan blazen, teekent de silhouet van den houtzager boven op zijn balk zich tegen de open lucht af, als eeu slinger heen en weer gaande, om liet krachtige en nieuwe leven te regelen, dat in dat oude veld van eeuwige rust ontloken is. Slechts de ouden van dagen, die op de balken zich zitten te warmen bij de onder gaande zon, praten nog vaak onder elkaar van de beenderen, die zij eens door de straten van Plassans hebben zien kruien op die legendarische vuilniskar. Als de avond valt wordt het veld St. Mittre ledig, hol, gelijk aan een groot zwart gat. Achterin bemerkt men nog slechts den wegstervenden gloed van het vuur der Zigeuners. Bij wijlen verdwijnen er schimmen op geheimzinnige wijze in de dikke duisternis, 's Winters vooral wordt de plek akelig. Op een Zondag-avond, tegen zeven uur, kwam een jongraensch zachtjes het St. Mittre-steegje uit en langs de muren sluipende ging hij tusschen de balken van de werf. Het was in de eerste dagen van Dec. 1851. Het was droog koud. De maan, die op dat tijdstip vol was, scheen scherp en helder, gelijk dat aan wintersclie nachten eigen is. Dien avond zag de werf er niet hol en akelig uit als in regenachtige nachtendoor breede lichtstreepen verlicht lag zij daar stil, onbewegelijk van de kou als in een zachte melancholie. De jonge man bleef eenige tellen op den rand van het veld staan, wantrouwig voor zich uitziende. Onder zijn buis verborgen hield hij de kolf van eeu lang Het Hoofd-comité van het //Roode Kruis" heeft de volgende circulaire uitgevaardigd Als een vervolg op onze circulaire d.d. 3 Febr. j.l. no. 2417, is het ons bijzonder aangenaam u te kunnen mededeelen, dat door de meest welwillende medewerking van Z Ex. den Minister van Buitenlaiidsehe Zaken van de Engelsche Regeering het bericht is ont vangen, dat de onzijdigheid van het Nederlandsche z/Roode Kruis" door de Britsehe autoriteiten in Afrika zal worden erkend, en dat de aati de gewonden en zieken van beide in de Transvaal strijd voerende partijen le verleenen hulp van de zijde dier autoriteiten de noodige medewerking zal ondervinden, en met erkentelijkheid zal worden ontvangen. Dientengevolge is tot het werkdadig optreden der Nederlandsche Vereeniging van het //Roode Kruis" besloten, en daarvan voorloopig aan u en verder in de Staats courant en andere dagbladen mededeeling gedaan. De voorbereidende maatregelen tot het oprichten van een comité voor het //Roode Kruis" aan de Kaap hebben tot een gunstig gevolg geleid. Het is den heev G. Mijbuvgh, Nedevlaudsch consul- generaal voor alle Britsehe bezittingen in Zuid-Afrika, gelukt aan ons verzoek tol het oprichten van een comité van het //Roode Kruis", in verband met de Nederlandsche Vereeniging, te voldoen. Voorloopig is door het Hoofd-comité een som van 1000 pond sterling ter beschikking van dit comité gesteld. Langs telegrafischen weg wordt verder onderzocht in welke behoeften zal moeten worden voorzien. Het Iloofcl-comité voornoemd Generaal DE STUERSVoorzitter. Dr. CARSTENSecretaris. Op Tamian (de ten Noorden van Deli-Langkat gelegen streek op Sumatra's Westkust, onmiddellijk grenzende aan de onderhoorigheden van Atjeh) hebben eenige soldaten van een post met hun sergeant en een inlandsche stuurman van een particuliere stoombarkas het leven gelaten. Die post, te Boekit Kramat, bestond uit een sergeant en eenige manschappen en diende tot bescherming van ondernemingen in die buurt. I)e sergeant had met in de buurt woonachtige Atjehers, (de eigenlijk inheemsche bevolking is half Bataksch en heet Gajoes, maar is natuurlijk met Aljehers ver mengd, die er den boventoon voeren) twist gekregen en vandaar de aanval, eeu particulier oorlogje van een sergeant met in zijn buurt aanwezige inlandsche woelwaters. Op een nabijgelegen hout-aankap-onder- neming zijn een aantal der schuldige Atjehers gevat en de post zal vooreerst versterkt worden. Met onzen oorlog in Groot-Aijeh, waarheen men vandaar over land nauwelijks zou kunnen komen, hebben noch het feit nog de Atjehers, die het pleegden, iets temaken. A. D. v. N. I. geweer, welks loop, die naar den grond uitstak, in 't maanlicht blonk. Het wapen tegen de barst drukkende doorzocht hij oplettend met den blik de donkere plekken door de schaduwen van de hoopen planken op den bodem van 't veld teweeggebracht, 't Was daar als een wit en zwart dambord met net afgeteekende ruiten van licht en schaduw. Midden op het veld op een kale grijze plek van den grond stonden de hooge, smalle en grillige schragen der zagers, gelijk eeu monstrueuse meetkunstige figuur met inkt op papier getrokken. Voor 't overige was het veld, waar de balken lagen als een uitgestrekt bed, waar het maan licht op lag te slapen, slechts te nauwernood met dunne zwarte streepen geteekend door de lijnen van schaduw langs de dikke balken. Bij dat wintersclie maanlicht, in die kille stilte, dedeu die vlotten van onbewegelijk liggende masten, als waren ze verstijfd van slaap en koude, denken aan de dooden van het oude kerkhof. De jongeling wierp slechts een vluchtigen blik over die ledige ruimte; geen schepsel, geen ademtocht, geen gevaar was er te hooren noch te zien. Des le meer verontrustten hem de sombre plekken achterin. Toch waagde hij er zich aan, na een kort onderzoek, en stak snel de werf over. Zoodra hij gevoelde dat hij uit het gezicht was, vertraagde hij zijn loop. Hij was toen in den groenen gang, die langs den muur loopt, achter de planken. Daar hoorde hij zelfs de voetstappen niet meer; het bevroren gras kraakte nauwelijks onder zijn voeten. Een gevoel van welzijn scheen hem te overmeesteren. Hij moest zeker veel van die plek houden, er geeu gevaar (luchten en er slechts wat zoets en goeds komen zoeken. Hij hield zijn geweer niet langer verborgen. Daar strekte de gang zich uit gelijk een groene band van schaduw; van afstand tot afstand doorsneed de maan tusschen de stapels planken het gras met eeu streep van licht. Alles sliep, de denkerheid en 't licht, als in een diepen, zacliten, droeven slaap. Niets zoo vredig als dat pad. De jongeling volgde het tot aan het einde. Daar op de plek waar de muren van het Jas-Meiffren een hoek maken, bleef Benoemingen, Besluiten, enz. Z. M. heeft benoemd bij de D.D. Schutterij te Middelburg tot kapit. J. M. Boone J.Mz. en mr. P. J. v. d. Feen, beiden thans le luit. tot le luit. A. A. Haman, H. P. dun Bouwmeester en A. A. Welters, thans 2e luit.; tot 2e luit. W. A. A. Ver- heijen, A. W. Berdenis van Berlekom en A. K. Dronkers; te Vlissingen, tot 2e luit. a la suite, A. E. Gompertz, thans korp. Benoemd tot burgemeester van Waarde J. Vereecke, met ingang van 20 Februari. Kunst, Wetenschap en Letteren. Een aantal heereu en dames, artisten van het Nederl. Tooneel, n.l. 13 heereu en 8 dames, heeft een protest ingezonden aan de redactie van Het Vad. tegen de kritiek van den heer A. C. Loffelt, die volgens hen niet opbouwend en bemoedigend, maar afbrekend en verlammend werkt. Ook ergert hun zelfs de tegenwoordigheid van den heer Loffelt in den schouwburg en het heeft zelfs den schijn alsof hij de kunstenaars op de planken met zijn tooneelkijker biologeert. De heer Loffelt heeft op dit schrijven geantwoord op ondeuge.uden toonhij zegt, dat hij het protest der artisten als een kunsteuaarsgril op neemt en er volstrekt niet boos om is. H.H. M.M. de Koning en de Koningin hebben over 1881 weder subsidieën toegekend aan de volgende peusionnaires voor de schilderkunstmej. C. v. d. Hart en de heeren A. W. A. Liernur en A. v. d. Berg te 's HageA. P, La Rivière en W. C. Rip te Rotterdam; L. W. R. Wenckebach te Utrecht; J. H. Scheltema to Gouda; mej. Gesine J. F. Vester te Heemstede; de heeren P. de Josselin de Jong Dz. te Antwerpen; F. J. Jansen en Louis Chr. Bombléd te Parijs; Coen Metzelaar te Sèvres; A. HazelhoffRoelf- zema te Brussel; 14. J. Haverman, F. G. W. Oldewelt, G. II. C. Overman en C. L. Dake te Amsterdam. Zooals men weet woont een der beste kenners onzer vaderlandscbe ceramiek, de heer Tliooft, te Delft dat zooveel jaren lang de zetel geweest is der eigen aardige kunst van 't maken eener grove soort van aardewerk, die, ofschoon indertijd door het zooveel fijnere Engelsche en Maastrichtsche fabrikaat ver drongen, thans, nu de oude fabrieken geheel verdwenen zijn, als curiositeit een zeer groote waarde heeft ver kregen. De heer Tliooft is voor een poos op 't denkbeeld ge komen die gestorven industrie weer te doen herleven. In hoever deze poging kans heeft op slagen, durven we niet beslissen. Het gevaar ligt voor de hand, dat slechts verdenking en desappreciatie van het echte oude Delftsche aardewerk het gevolg zal zijn, zonder dat het nieuwe oude aardewerk ooit de overwinning zal behalen op 't zooveel fijnere, handzamer modern fa- hij staan en luisterde als om te hooren of er niet eenig gerucht kwam van het aangrenzende erf. Toen hij echter niets hoorde, bukte hij zich, schoof een plank op zijde en verborg zijn geweer in een stapel hout. Er lag daar in den hoek een oude grafsteen, die men vergeten had bij de verhuizing van het kerkhof en die op den kant gezet en een weinig schuins een soort van hooge bank vormde. De kanten waren langzamerhand door regen en mos afgebrokkeld. Toch had men bij 't maanlicht nog dit fragment van een grafschrift kunnen lezen, gebeiteld op den kant die gedeeltelijk in den grond gezakt was. Hier leit be gravenMariegestorven.Het overige had de tijd uitgewischt. Na deze omstandige plaatsbeschrijving houdt Zola zijn lezers daar in dat hoekje van het veld St. Mittre nog een heele poos aan de praat. Hij stelt hun dien jongeling met het geweer nader voor als een jongen van 17 jaar, niet mooi, maar van een ferm uiterlijk, zoo een van wien met grond gewacht kan worden dat hij mettertijd tot een Hinken man zal opwassen, waarvan echter niets komt, daar de jonge Silvère reeds den volgenden dag op dezelfde plek tusschen die stapels planken en den muur wordt doodgeschoten door een gendarme. Het was namelijk dien nacht, dat de republikeinen van Plassans en den omtrek, verontwaardigd over den coup d'élat van 2 December, in beweging geraakten, doch zij verloren 't tegen de geregelde troepen en de eerzuchtige partijgangers voor Louis Napoléon. Silvère nam aan die vepnblikeinsche beweging deel; hij was ook bij de nederlaag tegen woordig, had wellicht nog kunnen ontvluchten, doch de dood van zijn beminde, door een kogel uit de gelederen der troepen, was aanleiding, dat hij op 't slagveld bleef, zich liet gevangen nemen en vervolgens door een gendarme, die persoonlijk op hem gebeten was omdat hij door Silvère was vei wond, vermoord werd, Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 2