ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor liet arrondis-
semenl Zierikzec.
1881. No. 8. Zaterdag 29 Januari. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
Binnenland.
Schetsen uit de werken van Emile Zola.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PEIJS 1)EE ADVEETENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Do o il be r i cli t en van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 et.
Alle stnlclten, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEA'MAN.
ZIERIKZEE, 2 8 Januari 188 L.
Nadat de wintervorst situls eenige dagen met
buitengewone strengheid had geheerscht, is het Woens
dag op Donderdag-nacht sterk gaan dooien. De
onilating werd door velen met genoegen begroet, door
anderen met zekeren tegenzin gezien, omdat zij den
bodem insloeg aan tal van plannen en ontwerpen van
ijs vermakelijkheden.
De dag van Dinsdag j.l. mag wel in de annalen
worden opgeteekend als een der schoonste winterdagen,
die men hier te lande kon waarnemen. De dik be
rijmde bootnen, door een heldere zon beschenen en
door een vlekkeloos blauwen hemel overstelpt, vormden
met de besneeuwde velden en de door 't ijs tot
stilte gedoemde wateren een zeldzaam schoon tafereel.
Op sommige plekken was 't onder 't mat kristallen
gewelf der hoornen door de heerlijke kleurschnkeeringen
en schaduwen zoo betooverend schoon, dat 't geheel
niet naliet op allen zonder onderscheid een diepen
indruk te maken.
Te midden van de kou en den ival moeten de
arme vogels het. thans nog bovendien ontgelden van
tal van wreede vogelvangers, die zich niet ontzien,
trots de vogel wet, de half versufte dieren van diverse
pluimage, te verschalken met lijmlakkenstrikken,
klemmen en schietgeweer.
Te Middelburg is dezer dagen een //IJsclub" op
gericht met aanvankelijk 60 leden. De contributie
bedraagt f 1.
Burgem. en Weth. van Middelburg hebben in den
gemeenteraad een voorstel gedaan om de aandacht
der gemeentebesturen van Zierikzee, Ter Neuzen, Breda
en Bergen op Zoom te vestigen op het vervallen der
bftiirtveer-verordening te Middelburg en hun in over
weging te geven om de door elk hunner aangestelde
beurtschippers eervol uit die betrekking te ontslaan;
dit voorstel is aan de Kamer van Koophandel ge
zonden om advies.
De bevolking van Middelburg telde op 31 December
1880, 16030 personen, dat is 16 minder dan in 1879.
Bij besluit van den gemeenteraad van Middelburg
is aan den spuitgast-pijpvoerder A. Jacobse, die
onlangs bij een brand aldaar zich goed van zijn plicht
kweet en in de uitoefening daarvan aan de hand werd
gekwetst, zoodat hij drie weken lang niet heelt kunnen
werken, een schadeloosstelling van f 30 verleend.
Te Yeere bestond groote bezorgdheid voor het lot
der bemanning van de aldaar thuis behoorende visch-
sloep //de Vrouw Clazina", van den reeder J. B.
Theuns. Men had Dinsdag nog niets van dat vaartuig,
met 7 opvarenden, vernomen en vreesde dat het in
den sneeuwstorm zou vergaan zijn. Later is dit be
vestigd door een bericht uit Margate, waar een man
van de sloep, de eenige overgeblevene, in 't hospitaal
was opgenomen, de overigen waren verdronken.
De algemeene commissie voor den watersnood heeft
tot nu toe ongeveer 150,000 ontvangen behalve de
goederen.
Uit New-York i9 bericht, dat binnen eenige dagen
5000 dollars (f 12,500) van daar voor de noodlijdenden
door den watersnood kan worden tegemoet gezien.
Men merkt op, dat dit jaar de prijzen waarvoor
door de zich daarmede afgevende lusschenpersonen
nummer verwisselaars en plaatsvervangers voorloopig
geëngageerd worden, aanmerkelijk lager zijn dan anders
en wel de helft minder bedragen dan vóór 6 a 7 jaren.
Ook al een teeken van slechten tijd.
Uit Woudrichem wordt aan Het Fad. geschreven,
dat er door de justitie een onderzoek wordt ingesteld
naar de oorzaken van de doorbraak Nieuwkuyk-
Vlijmen. De officier van justitie te 's Hertogenbosch
zou reeds een onderzoek in loco hebben ingesteld.
De zaak is natuurlijk ook in ernstig onderzoek bij
het collegie van Gedep. Staten van N.-Brabant.
Bij circulaire aan de Departementen i9 door het
hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
de nominatie voor een algemeenen secretin is der
maatschappij medegedeeld. Zij bestaat uit de heeren
Mr. A. Kerdijk, directeur der Rijks-postspaarbank, te
AmsterdamW. J. van Gorkom, schoolopziener te
Leiden en P. Bruin, werkzaam op 't algemeen secre
tariaat.
In het Utr. Dagbl. wordt een opmerking gemaakt,
die niet ongegrond is, ja waarvan de gegrondheid in
de jongste tien dagen in 't oog sprong. Zij betreft de
voeiboden der posterijen. Voor die bescheiden maar
hoogst nuttige dienaars van 't publiek i9 in den
laalsten tijd wel iels gedaan, maar er bleef nog steeds
iets van veel belang te doen. Die mannen hebben
groote petten gekregen, die veel sneeuw en wind
vangen, docli anders zoo kwaad niet zijn. Zij hebben
ook uniformjassen, die lang niet slecht zijn, al staan
zij sommigen ook vrij gek. Maar zij zouden veel meer
gebaat zijn met een paar flinke hooge waterdichte
vetlaarzen. In den sneeuwstorm van verleden week
hebben honderden voetboden trouw dienst gedaan,
op levensgevaar af hebben sommigen van hen uren
ver en hier en daar tot onder de armen door de
sneeuw gewaad. Wat zou dien menschen een paar
flinke zware vetlaarzeu toen uitnemend te stade hebben
kunnen komen. En thans, nu 't dooit en de wegen
zoo langzamerhand in moerassen gaan veranderen, niet
minder. Het is te hopen dat 't op den postdienst
zal kunnen overschieten de postboden van top tot
teen er in te stoppen. Er is hoop op: men begon
VIII.
(S 1 o t).
Onze laatste hoop vervloog, wij zagen onze ellende
en onze onmacht in. Het water steeg; de schorre
stem van de Durance riep ons als 't ware toornig
toe. Toen barst ik in snikken uit, ik greep Babet in
mijn sidderende armen, en smeekte Jacob bij on9 te
komen. Ik wilde dat we dan maar gezamenlijk en in
een zelfde omhelzing sterven zouden.
Jacob was weer aati't venster gaan slaan. Plotseling
riep hii
Vader, wij zijn gered. Kom eens kijken
De hemel was goed op ons. Ilet dak van een loods,
door den stroom medegevoerd, was tegen 't venster
komen aandrijven.
Dit dak, verscheidene meters breed, bestond uit
lichte balken en riet; het dreef en kon een uitstekend
vlot uitmaken. Ik sloeg de handen biddend samen,
ik zou dat hout en dat stroo schier aangebeden hebben.
Jacob sprong op dat dak, na hel stevig vastgelegd
te hebben. Hij liep er op om zich te vergewissen,
dat het overal stevig genoeg was. Het hield tegen,
wij konden ons er gerust op wagen.
- O, liet zal ons wel allen dragen, zei Jacob
vroolijk. Kijk, hoe weinig diep liet slechts zinkt,
't Moeielijkste zal maar zijn het te besturen.
IIij zag rondom zich en greep iu 't voorbijgaan
twee stokken, die de siroom aanvoerde.
Kijk! hier hebben wij de riemen, ging hij voort.
Vader, nu zullen wij zóó gaan zitten, u achter en ik
voor en zoo zullen wij het vlot gemakkelijk kunnen
sturen. Er staat geen drie meter water. Spoedig,
spoedig, wij moeten geen minuut verliezen.
Mijn arme Babet trachtte nog te glimlachen. Zij
wikkelde de kleine Marie zorgzaam in een sjaal;
't kind was pas wakker gewordende schrik deed
haar zwijgen en slechts nu en dan slaakte zij een
diepe zucht. Ik zette een stoel aan het venster en
liet Babet op het vlot klimmen. Terwijl ik haar iu
de armen hield, omhelsde ik haar onder een aller
pijnlijkste aandoening; ik gevoelde, dat die kus een
laatste kon zijn.
Het water begon de kamer in te loopen. Onze
voeten waren al nat. Ik scheepte mij 't laatste in,
toen maakte ik het touw los. l)e stroom duwde ons
tegen den muur; wij moesten veel tobben en voorzorgen
gebruiken om van de hofstede af te komen.
Ondertusschen was de mist meer en meer opgetrokken.
Toen wij afstaken kon 't ongeveer middernacht zijn.
De sterren zweefden nog als in een damp, bijna
gelijk met den horizon verlichtte de maan den nacht
met een soort van spookacluigen morgengloor.
Toen konden wij de overstrooming in al haar
schrikkelijke grootschheid zien. Het geheele dal was
een stroom geworden. Van den eenen heuvelkant tot
den anderen stroomde de breede Durance als 't eenige
levende wezen in den dooden omtrek lusschen de
oeverbepinniing door met woedend geloei en als
in 't souvereine besef van haar kolossale waterbed.
Op sommige plekken staken groepjes hoornen boven
liet water uit en waren als donkere marmervlekkeu
op het bleeke watervlak. Voor ons uit herkende ik
de toppen van de eiken der laande stroom dreef
ons naar die takken, die voor ons als zoovele klippen
waren. Rondom ons vlot dreven allerlei brokstukken,
stukken hout, ledige tonnen, bossen hooi, de rivier
kruide de ruïnen mede, die zij in haar woede ge
maakt had.
Links bemerkten wij de lichten van Dourgues.
Lantarens glansden in de duisternis van den nacht.
Het water was zeker niet tot het dorp geklommen
het lage land alleen was overstroomd. Er zou onge
twijfeld wel hulp komen. Wij zagen vorschetul uit
naar de lichtschijnsels op liet water; ieder oogenblik
scheen 't ons toe of we riemslagen hoorden.
Op goed geluk waren wij afgestoken, doch zoodra
het vlot midden in den stroom wa9 gekomen en in
de kolken der rivier greep de angst ons weder aan
en hadden we bijkans spijt dat wij de hofstede hadden
verlaten. Dikwijls zag ik om naar 't huis dat nog
altoos was blijven staan en als een grijze massa tegen
het witte water afstak. Babet zat midden op het vlot
op den nok van het dak neergehurkt en hield Marietje
op haar schoot, met het hoofd tegen haar borst, opdat
zij den schrikwekkenden aanblik der rivier niet zou
hebben. Zij zaten daar iu elkaar gedoken als gekrompen
van vrees. Voorop stond Jacob met den stok waarmede
hij uit alle macht duwde; nu en dan keek hij eens
even naar ons en ging dan weer stilzwijgend aan den
arbeid. Ik hielp hem zooveel ik kou, maar onze
pogingen om den oever te bereiken bleven vruchteloos.
Van lieverlede, ofschoon wij met de stokken zoo vast
in het slijk duwden dat ze dreigden te breken, dreven
wij af; 't was of een kracht, die uit de diepte kwam,
ons naar het midden van den stroom drong. Lang
zamerhand maakte de Durance zich van ons meester.
Worstelende, badende in zweet, waren wij toornig
geworden, wij kampten tegeu de rivier als tegen een
levend wezen, dat wij zochten te overwinnen, te